ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG0926 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09120c

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG0926
Datum uitspraak: 02-03-2011
Datum publicatie: 02-03-2011
Zaaknummer(s): 09120c
Onderwerp: Niet of te laat verwijzen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts over het niet tijdig doorsturen van patiëntje naar de kinderarts. Patiëntje is overleden aan de gevolgen van een sarcoom. Ongegrond.

Uitspraak: 2 maart 2011

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 3 juli 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

tegen:

C

huisarts

werkzaam te D

verweerster

gemachtigde mr. E.J. Wervelman te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift en twee aanvullingen hierop

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         de brief met bijlage van de gemachtigde van verweerster van 8 november 2010

-         het proces-verbaal van het mondelinge vooronderzoek.

De klacht is ter openbare zitting van 24 januari 2011 behandeld. Partijen waren aanwezig, verweerster bijgestaan door haar gemachtigde.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster is de moeder van E, die was geboren op …. 2003, hierna te noemen: patiëntje. Klaagster was sinds 1998 patiënte in de praktijk van verweerster. Verweerster voert de praktijk samen met een collega. Zij waren beiden de huisarts van klaagster, maar omdat klaagster een voorkeur had voor de collega van verweerster, werd zij meestal door deze collega behandeld.

Deze collega zag patiëntje op 26 april 2006 met de klacht dat het al een paar dagen slecht at en dronk. Een week tevoren had zij klaagster zelf al gezien met een beeld dat zij verdacht achtte voor een virale tonsillitis. Zij constateerde bij patiëntje forse klieren in de hals en opgezette tonsillen. Patiëntje was niet ziek of hangerig en had geen koorts. De diagnose was: tonsillitis. Klaagster kreeg als advies pijnstilling door ijsjes.

Op 4 mei 2006 kwam de vader met patiëntje terug met dezelfde klachten, ditmaal bij verweerster. Verweerster contateerde een forse klier rechts midden op de hals. Zij kwam tot de diagnose lymfangitis en schreef Augmentin voor.

Op 11 mei 2006 ging klaagster met patiëntje naar de huisartsenpost. In het dossier staat dat patiëntje vier weken keelklachten had, dat patiëntje dagen niet at, die dag niets had gedronken en dat klaagster ten einde raad was. Er werd een klier in de hals gezien; de keel was gezwollen maar niet etterig. De diagnose luidde: virale faryngitis met klierzwelling en men schreef motilium voor, met advies de volgende dag naar de huisarts te gaan. Op 12 mei zag een waarnemer van de praktijk van verweerster patiëntje. De keel vertoonde geen bijzonderheden; de waarnemer zag wel een vergrote klier rechts in de hals en vroeg bloedonderzoek aan. De uitslag (op 15 mei 2006) bood geen ondersteuning aan de diagnose maar gaf ook geen aanleiding om een maligniteit te veronderstellen.

Op 16 mei 2006 belde klaagster de collega van verweerster omdat ze zich zorgen bleef maken. Patiëntje bleef ’s nachts vaak overgeven en at en dronk weinig; het was erg afgevallen. De keel was nog steeds opgezwollen en klaagster maakte zich zorgen. Er werd een afspraak gemaakt voor de volgende dag, 17 mei. De collega zag een grote klier in de hals en noteerde in het dossier onder “E”: grote klier na infect. Zij heeft geprobeerd klaagster gerust te stellen en adviseerde twee weken af te wachten. Diezelfde dag is klaagster nog met patiëntje naar de huisartsenpost geweest; daar werd een gastro-enteritis overwogen.

Op 18 mei 2006 belde klaagster verweerster, aan wie duidelijk was dat klaagster ernstig bezorgd was. Zij vroeg een verwijzing naar de kinderarts. Verweerster heeft toen met klaagster de afspraak gemaakt dat zij deze wens met haar collega zou bespreken en dat heeft zij ook gedaan. Zij sprak met klaagster af dat klaagster de collega de volgende dag zou bellen. Klaagster heeft niet meer gebeld en daarna is hierover geen contact meer met klaagster geweest. Op 20 mei 2006 is klaagster met patiëntje naar het ziekenhuis gegaan. Men dacht eerst aan een lymfadenitis, met in het achterhoofd een maligniteit. Uiteindelijk is de diagnose sarcoom gesteld.

Op 23 mei 2007 is patiëntje aan de gevolgen daarvan overleden.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster stelt dat verweerster in gebreke is geweest bij de behandeling van patiëntje. Zij verwijt verweerster niet dat zij niet de juiste diagnose heeft gesteld. Wat zij verweerster wel verwijt is dat zij patiëntje niet veel eerder naar het ziekenhuis heeft gestuurd. Klaagster liet duidelijk merken dat er iets goed mis was. Zij belde, maakte afspraken en kwam langs, maar verweerster nam haar niet serieus.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster is van mening dat zij niet is tekortgeschoten. Op het verdere verweer zal hierna, voor zover nodig, worden teruggekomen.

5. De overwegingen van het college

Het college stelt voorop dat de huisartsenpraktijk waarvan verweerster deel uitmaakt, een gezamenlijk patiëntenbestand kent zodat in formele zin verweerster mede de huisarts van klaagster en patiëntje was, maar in de feitelijke huisartsenhulpverlening aan klaagster en patiëntje was de zorg voor patiëntje in hoofdzaak bij verweersters collega gelegen.

Verweerster is bij patiëntje betrokken geweest op 4 mei 2006, toen de vader van patiëntje met patiëntje bij haar kwam en op 18 mei 2006, toen klaagster belde met een verzoek tot verwijzing naar de kinderarts, welk verzoek verweerster conform afspraak met klaagster met haar collega heeft besproken.

In het consult op 4 mei 2006 heeft verweerster naar het oordeel van het college juist gehandeld. Anamnese, onderzoek en diagnose zijn conform de professionele maatstaven.

Ook het handelen van verweerster op 18 mei 2006, toen klaagster haar zeer ongerust belde, kan de toets der kritiek doorstaan. Verweerster heeft met klaagster een afspraak gemaakt die zij van haar kant is nagekomen. Dat verweerster bij dat telefoongesprek niet meteen heeft doorverwezen maar met klaagster de afspraak heeft gemaakt om de vraag omtrent een eventuele verwijzing die dag met haar collega te bespreken, die meer dan zij op de hoogte was van de situatie en meer dan zij in staat was om de voor de verwijzing benodigde informatie aan een kinderarts te geven, kan niet als onzorgvuldig worden aangemerkt.

Op grond van het vorenstaande is het college van oordeel dat de klacht tegen verweerster ongegrond is.

6. De beslissing

Het college:

-         wijst de klacht af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens als lid-jurist, A.F.A. van de Reepe, dr. G.H.M.I. Beusmans en dr. A.L.M. Mulder als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. E.M. Suur als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2011 in aanwezigheid van de secretaris.