ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG0925 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 09195

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG0925
Datum uitspraak: 02-03-2011
Datum publicatie: 02-03-2011
Zaaknummer(s): 09195
Onderwerp: Niet of te laat verwijzen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen huisarts van huisartsenpost over onvoldoende uitvragen en onderzoek. Klaagster bleek later een ingeklemde peri-umbilicale hernia te hebben. Waarschuwing.    

Uitspraak: 2 maart 2011

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 30 oktober 2009 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

gemachtigde mr. drs. A.H.J. de Kort te Sint-Michielsgestel

tegen:

C

huisarts

werkzaam te B

wonende te D

verweerder

gemachtigde mr. A.W. Hielkema te Utrecht

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

De klacht is ter openbare zitting van 24 januari 2011 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden. De gemachtigde van klaagster heeft een pleitnota overgelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

In de nacht van zaterdag 14 op zondag 15 april 2007 nam klaagster contact op met de huisartsenpost. Zij gaf volgens het dossier aan dat zij erg ziek was, zwart verkleurd braakte, alleen water dronk, een snelle pols had, geen koorts had en een krampende pijn had in de maagstreek.

Verweerder heeft daarop een visite afgelegd. Hij heeft in het dossier genoteerd: “RR 140/90, pols 80, gevoelige buik, veel darmgeluiden. Als diagnose vermeldde verweerder: veronderstelde gastro-intestinale infectie en gaf een dieetadvies.

Op maandag 16 april 2007 consulteerde klaagster haar huisarts. Deze voelde een zwelling onder de maagregio en verwees klaagster naar de afdeling spoedeisende hulp (SEH) van het ziekenhuis. Daar werd een ingeklemde peri-umbilicale hernia geconstateerd, waarvoor klaagster met spoed werd geopereerd. Daarbij bleek een deel van het omentum afgestorven.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Klaagster is van mening dat verweerder niet voldoende heeft doorgevraagd en onderzocht en had moeten doorverwijzen naar de afdeling SEH voor nadere diagnostiek.

Klaagster had een flesje met braaksel voor de komst van verweerder bewaard.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder is van mening dat hij de duur van het braken onvoldoende heeft uitgevraagd, in die zin dat de niet uitgevraagde duur van het braken in combinatie met de telefonisch genoemde klachten van ernstig overgeven, de zwarte verkleuring en de pijn in de maagstreek aanleiding had moeten zijn om deze klachten als alarmsymptoom aan te duiden. Het spijt verweerder bijzonder dat hij, achteraf bezien, een onjuist beleid heeft gevoerd. Verweerder heeft uit de gebeurtenissen lering getrokken. Verweerder kan zich, gelet op de verstreken tijdsduur, de concrete gang van zaken tijdens de visite niet meer herinneren; zo kan hij zich niet herinneren of hij een flesje met braaksel heeft gezien. Als verweerder een zwelling in de buik had gevoeld, zou hij dat hebben aangetekend in het dossier.

5. De overwegingen van het college

Het college is, met verweerder, van oordeel dat de gegevens, zoals via de triage bij verweerder bekend geworden, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn voor nadere anamnese en onderzoek, leidend tot een verwijzing naar de afdeling SEH.

Het voorgaande betekent dat de klacht gegrond is. Het college acht de maatregel van waarschuwing passend.

6. De beslissing

Het college:

-         waarschuwt verweerder.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens als lid-jurist, A.F.A. van de Reepe, dr. G.H.M.I. Beusmans en dr. A.L.M. Mulder als

leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. E.M. Suur als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2011 in aanwezigheid van de secretaris.