ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG0911 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1005

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG0911
Datum uitspraak: 17-02-2011
Datum publicatie: 17-02-2011
Zaaknummer(s): 1005
Onderwerp: Onjuiste declaratie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de tandarts onjuiste orthodontiebehandeling bij zijn dochter, onjuiste declaraties, geen klachtenregeling te hebben en het bij het aanbrengen van de beugel in rekening brengen van het uitnemen daarvan. Verweerster heeft ondanks herhaald verzoek van het college het dossier van de dochter niet overgelegd en is evenmin ter zitting verschenen. Gedeeltelijk gegrond. Berisping.  

Uitspraak: 17 februari 2011

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 14 januari 2010 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klager

tegen:

C

tandarts

voorheen werkzaam D

wonende te E

verweerster

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek

-         het behandelplan van de huidige orthodontist van de dochter van klager

-         de brieven van het tuchtcollege aan verweerster met het verzoek het relevante gedeelte van het dossier van de dochter van klager over te leggen en te reageren op de klacht dat zij niet is aangesloten bij een klachtenregeling, waarop geen reactie is gekomen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 6 januari 2011 behandeld. Klager was aanwezig met zijn echtgenote. Verweerster is ondanks een juiste oproeping zonder bericht niet verschenen.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerster was sinds 24 april 2008 de orthodontist van de minderjarige dochter van klager (hierna: de dochter). Sinds december 2009 is de dochter bij een andere orthodontist in behandeling.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager verwijt verweerster dat zij:

1) de orthodontiebehandeling van de dochter niet juist heeft uitgevoerd: verweerster is begonnen met het rechtzetten van de tanden terwijl eerst de overbeet gecorrigeerd had moeten worden. De nieuwe orthodontist van de dochter gaat hiermee nu beginnen, maar dit had gezien de leeftijd (destijds 12 jaar) van de dochter eerst moeten gebeuren. De plaatjesbeugel zal nu moeten worden verwijderd en na correctie van de onderkaak weer moeten worden aangebracht, hetgeen niet prettig is voor de dochter en extra kosten met zich meebrengt;

2) tot drie maal toe ten onrechte de code D52 heeft gedeclareerd voor schade door eigen schuld: klager of zijn echtgenote zijn altijd met hun dochter meegegaan voor het consult bij verweerster en zij heeft nooit gesproken over schade aan de beugel. De rekening was al uitgeprint voorafgaand aan de behandeling;

3) niet bereid was met klager in gesprek te gaan: verweerster zegde in plaats daarvan meteen de behandelrelatie op. Klager en zijn echtgenote hebben de behandelrelatie nooit opgezegd;

4) niet is aangesloten bij een klachtenregeling;

5) het uitnemen van de beugel al bij het aanbrengen van de beugel in rekening heeft gebracht, waardoor alle patiënten die door haar vertrek uit de praktijk op zoek moeten naar een nieuwe orthodontist de kosten voor het verwijderen zelf moeten betalen (bij repliek).

4. Het standpunt van verweerster

Er is geen regel dat men moet beginnen met het behandelen door middel van uitneembare apparatuur en daarna met vaste apparatuur. Een klasse II is ook op andere wijze te corrigeren, te weten met geïntegreerde ‘Herbstapparatuur’, klasse II ‘mechanices’ en een headgear.

Verweerster heeft aangegeven tot op zekere hoogte coulant te zijn, maar niet kosteloos te kunnen blijven repareren. Verweerster weigert reparaties aan de beugel als een andere prestatie te declareren.

Klager heeft de behandelrelatie opgezegd omdat hij de rekening te snel moest betalen, maar heeft zijn besluit herzien. Toen klager een week voor de volgende afspraak aankondigde dat hij wilde reclameren over de reparatiekosten, heeft verweerster de assistente gevraagd de afspraken met klager en zijn familie te annuleren en hen te verzoeken een andere orthodontist te raadplegen. De aangekondigde ruzie en het gebrek aan vertrouwen achtte verweerster niet goed voor de verdere samenwerking.

Omdat het niet was gelukt klager te bereiken, kwam hij met zijn dochter op de afspraak van 25 mei 2009. Verweerster heeft klager toen medegedeeld de dochter niet verder te zullen behandelen en dat zij ook van de afspraak voor die dag konden afzien zonder betaling. Klager stond er echter op dat verweerster de dochter zou behandelen.

Nadat klager naar aanleiding van de declaratie van code D52 voor het consult van 12 oktober 2009 in een ‘niet gemakkelijk’ gesprek met de assistente opnieuw reclameerde, heeft verweerster de steun gekregen van de praktijkeigenaren om klager te verzoeken een andere orthodontist te zoeken.

Verweerster mocht inderdaad van de ene op de andere dag niet meer in de praktijk werken in verband met een financieel geschil. In de praktijk is echter meteen een andere orthodontist begonnen, waardoor de patiënten niet op zoek hoefden naar een andere orthodontist.

5. De overwegingen van het college

Ad 1)

Het verwijt van klager dat verweerster, gezien de behandeling door de huidige orthodontist en de leeftijd van de dochter, de verkeerde methodiek heeft gevolgd, is door verweerster onvoldoende weerlegd en deze weerlegging heeft zij niet onderbouwd met het dossier. Verweerster heeft ondanks herhaald verzoek van het college het dossier van de dochter immers niet overgelegd en is evenmin ter zitting verschenen om haar handelswijze toe te lichten. Nu het college zonder het dossier door toedoen van verweerster niet kan beoordelen of verweerster ondanks de daarvoor door klager aangevoerde tegenargumenten toch de juiste methode heeft gekozen, moet het college ervan uitgaan dat dit niet het geval is en dat dit klachtonderdeel gegrond is. Het kan immers niet zo zijn dat een, mogelijke, gegrondverklaring van een klacht wordt ontlopen door een weigering het dossier over te leggen of door zonder bekende reden niet ter zitting te verschijnen.

Ad 2)

Ook dit klachtonderdeel heeft verweerster onvoldoende weerlegd en deze weerlegging heeft zij niet onderbouwd met het dossier. Verweerster heeft niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat zij tot drie maal toe grond had voor het declareren van code D52. Niet weersproken is dat verweerster, alvorens te declareren, de schade en met name de schuld niet met klager of zijn echtgenote heeft besproken, hetgeen wel op haar weg had gelegen. Doordat verweerster dit heeft nagelaten, heeft zij klager de mogelijkheid ontnomen schade aan de beugel te trachten te voorkomen. Het college verklaart ook dit klachtonderdeel gegrond.

Ad 3)

Uitgangspunt is dat de hulpverlener behoudens gewichtige redenen de behandelingsovereenkomst niet kan opzeggen (artikel 7: 460 Burgerlijk Wetboek). Het (zwaarwegende) belang van de gezondheid van de patiënt laat niet toe dat de behandelingsovereenkomst zonder meer kan worden opgezegd en de hulpverlening kan worden gestaakt. Als de tandarts met vermelding van redenen besluit de overeenkomst op te zeggen (waarvan een schriftelijke bevestiging aan de patiënt), dient hij daarbij een redelijke termijn in acht te nemen en de noodzakelijke hulp voort te zetten of te zorgen voor hulp door een andere tandarts, totdat de patiënt een nieuwe tandarts heeft gevonden.

Het feit dat klager de rekening van verweerster wilde bespreken, vormt geen gewichtige reden voor verweerster om de behandelingsovereenkomst op te zeggen. Niet is gebleken dat er sprake was van een vertrouwensbreuk. Evenmin heeft verweerster bij het opzeggen van de overeenkomst bovengenoemde zorgvuldigheidseisen in acht genomen. Door de behandelingsovereenkomst op te zeggen zonder gewichtige redenen en zonder de zorgvuldigheidseisen in acht te nemen, heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Ook dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Ad 4)

Verweerster dient te beschikken over een klachtenregeling. Nu verweerster dit klachtonderdeel ondanks herhaald verzoek om een reactie niet heeft betwist, moet het college ervan uitgaan dat verweerster niet beschikt over een klachtenregeling en verklaart het college dit klachtonderdeel gegrond.

Ad 5)

In de aanvangstoeslag (D41) voor een vaste beugel is het uithalen van de beugel inbegrepen. Dat klager deze kosten nu zelf moet voldoen omdat niet verweerster maar een andere orthodontist de beugel zal verwijderen, is uiteraard zeer vervelend voor klager, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Voor de zwaarte van de maatregel acht het college mede bepalend dat verweerster onvoldoende blijk gegeven heeft zich toetsbaar te willen opstellen (hetgeen onder andere is gebleken door haar weigering het dossier over te leggen), het feit dat verweerster geen behandelplan heeft opgesteld en het feit dat verweerster geen inzicht heeft getoond in haar handelen.

Gezien al het voorgaande acht het college de maatregel van berisping passend.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond;

-         legt verweerster de maatregel van berisping op;

-         wijst de klacht voor het overige af.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, R.F. Lamp, P.E. Hornman-van de Wiel en G.L.M.M. van der Werff als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2011 in aanwezigheid van de secretaris.