ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG0891 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1020

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG0891
Datum uitspraak: 02-02-2011
Datum publicatie: 02-02-2011
Zaaknummer(s): 1020
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klagers verwijten verweerster, huisarts, het gezin van klagers in gevaar te hebben gebracht door een valse melding van kindermishandeling te doen bij het advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK), buiten medeweten van klagers. Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het college is van oordeel dat verweerster een redelijke grond had om op verzoek van het AMK de gevraagde informatie te verstrekken. Verweerster heeft echter verzuimd zich te verzekeren van toestemming van klagers voor informatieverstrekking. Ten aanzien van de melding door verweerster oordeelt het college dat verweerster ten onrechte het ‘Stappenplan’ niet heeft gevolgd. Klacht wordt (deels) gegrond verklaard. Waarschuwing en publicatie van de beslissing.

Uitspraak: 2 februari 2011

 

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 5 februari 2010 binnengekomen klacht van:

A en B

wonende te C

klagers

gemachtigde mr. L.M.M. Rohof, advocaat te Nijmegen

tegen:

D

huisarts

werkzaam te C

verweerster

gemachtigde mr. B.M. Paijmans advocaat te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-         het klaagschrift

-         het verweerschrift

-         de repliek

-         de dupliek.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 13 december 2010 behandeld. Partijen waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden, van wie mr. Rohof een pleitnota heeft overgelegd.

Tevens heeft hij, zonder bezwaar van verweerster, ter zitting overgelegd een “beslissing om geen verlenging van de ondertoezichtstelling te verzoeken”, verzonden 5 oktober 2010.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klager was patiënt bij verweerster vanaf  10 april 2009 en klaagster vanaf 1 juli 2009. Klagers zijn samenwonende partners.

Klaagster heeft op 1 juli 2009 een kennismakingsgesprek met verweerster gehad. Op 30 juli 2009 heeft zij een verzoek aan verweerster gedaan om een Recept Ritalin, waartoe verweerster haar heeft verwezen naar de GGz. Meer behandelcontacten zijn er niet geweest.

Klager heeft vanaf het begin van de relatie aan verweerster verzocht Ritalin voor te schrijven, waartoe verweerster klager op 5 mei 2009 heeft verwezen naar de GGz, met de afspraak dat zij hem Ritalin zou voorschrijven totdat de GGz een diagnose zou stellen met een medicatieadvies.

Op 13 mei 2009 heeft, volgens het patiëntendossier, klager zich in de praktijk van verweerster agressief gedragen na een weigering om Ritalin voor te schrijven.

Op 14 mei 2009 nam het advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK) telefonisch contact op met verweerster over klager met (onder meer) de mededeling dat (de op dat moment zwangere) klaagster bij de politie aangifte had gedaan wegens mishandeling door klager, waarop de politie een melding had gedaan bij het AMK, waarna een onderzoek was begonnen. Het AMK vroeg om informatie over klager. Verweerster heeft tegen de vertegenwoordiger van het AMK gezegd dat klager op 13 mei in haar praktijk agressief gedrag had vertoond. In het patiëntendossier staat dat verweerster  enkele dagen later klager van dit telefoongesprek met AMK op de hoogte heeft gesteld. Klager reageerde rustig op deze mededeling. Dat laatste heeft verweerster telefonisch aan het AMK doorgegeven. Begin juni 2009 beviel klaagster van een zoon. Klager, die zich in mei 2009 bij de GGz had gemeld, had op 14 oktober 2009 een intakegesprek met de psychiater van de GGz. Deze berichtte op dezelfde dag aan verweerster dat er geen reden was om Ritalin voor te schrijven. Bij mededeling van deze boodschap heeft klager, volgens het patiëntendossier, agressief gedrag in de praktijk van verweerster vertoond, naar aanleiding waarvan de politie is gebeld. Naar aanleiding daarvan heeft verweerster op 16 oktober 2009 telefonisch aan het AMK melding gedaan van dit agressieve gedrag. Op 4 november nam het AMK contact op met verweerster en informeerde haar dat het AMK een onderzoek zou starten en de bevindingen aan de kinderbescherming zou rapporteren. Daarvan is klager via het AMK op de hoogte gekomen; verweerster heeft later, in december 2009, tegen klager(s) gezegd dat zij deze melding had gedaan. Het naar aanleiding van deze melding  aangevangen AMK-onderzoek heeft geduurd totdat het onderzoek, bij brief van 24 december 2009, werd overgedragen aan de Raad voor de Kinderbescherming.

3. Het standpunt van klagers en de klacht

Verweerster heeft het gezin van klagers in gevaar gebracht. Zij heeft leugens over klagers verspreid (laster) en haar beroepsgeheim zonder reden geschonden. Ook heeft zij een valse melding gedaan bij het AMK. Zij heeft onzorgvuldig en onprofessioneel gehandeld. Terwijl zij wist dat klagers al een rechtszaak via het AMK en de Raad voor de Kinderbescherming hadden lopen, heeft zij, op 16 oktober 2009, opnieuw een valse melding gedaan op basis van persoonlijke motieven, zodat er in de zaak van klagers hoger beroep is aangetekend, zonder dat er van kindermishandeling sprake was. Na deze melding zijn klagers nog bij verweerster op bezoek geweest; toen deed ze alsof er niets gebeurd was en heeft ze klagers niet op de hoogte gesteld. Bij deze melding ligt voor klagers het zwaartepunt van de klacht.

Ter zitting hebben klagers nog aangevoerd dat verweerster vanaf mei 2009 nagelaten heeft onderzoek naar (het vermoeden van) de kindermishandeling te doen.

Voorts heeft de gemachtigde ter zitting aangegeven dat de klacht niet betrekking heeft op de weigering van verweerster om Ritalin voor te schrijven. Wel maakt, aldus de gemachtigde van klagers ter zitting, de in mei gedane melding deel uit van de klacht.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster verwijst naar de meldcode en Stappenplan artsen en kindermishandeling van september 2008, hierna te noemen: de meldcode. In het eerste telefonische contact, op initiatief van het AMK, van 15 mei 2009, waarin aan verweerster om informatie werd verzocht, heeft verweerster informatie gegeven over het eerste incident waarbij klager zich agressief had gedragen toen verweerster hem geen Ritalin wilde voorschrijven. In het tweede telefonische contact met het AMK, op 18 mei 2009, op initiatief van verweerster, heeft zij gezegd dat zij een rustige kant van klager had leren kennen. Zij kreeg toen het verzoek alert te blijven en ontwikkelingen te melden. Naar aanleiding van het tweede incident op 14 oktober 2009 heeft verweerster aan dit verzoek voldaan. Zij heeft deze laatste melding niet met klagers gecommuniceerd omdat zij, zoals ze ter zitting zei, haar mededeling niet als een (nieuwe) melding zag.

5. De overwegingen van het college

Het college overweegt omtrent de in mei 2009 door verweerster aan een medewerker van het AMK verstrekte informatie als volgt.

Ingevolge artikel 53, lid 3, van de Wet op de jeugdzorg kan een arts zonder toestemming van de betrokkene(n) informatie aan het AMK verstrekken, indien dit noodzakelijk kan worden geacht om een redelijk vermoeden van kindermishandeling te onderzoeken. Deze mogelijkheid is nader uitgewerkt in artikel 6 van de meldcode, waarin nog wordt bepaald dat de informatie eventueel ook zonder toestemming van de betrokkenen kan worden gegeven en dat de arts alleen van informatieverstrekking kan afzien om gewichtige redenen, het belang van het kind betreffende.

Het college is van oordeel dat verweerster, op grond van het enkele feit dat zij werd benaderd met een verzoek om informatie door het AMK, een redelijke grond had om de gevraagde informatie, die in dit kader ook relevant was, te verstrekken. Bovendien gaat het college, gelet op de aantekeningen in het patiëntendossier, ervan uit dat de informatie feitelijk juist was. Ook is van belang dat niet is gebleken dat de informatieverstrekking uit hoofde van het belang van het kind achterwege had moeten blijven. Blijft over de vraag of verweerster de informatie had mogen geven buiten medeweten van klagers.

Uitgangspunt daarbij blijft, aldus ook de toelichting bij artikel 6 van de meldcode, dat de informatieverstrekking plaatsvindt met toestemming van de betrokkenen. Dit houdt in dat verweerster gehouden was om, alvorens de informatie te verstrekken, zich bij klagers ervan te vergewissen of zij, via het AMK, hiervoor toestemming hadden verleend, hen de inhoud van de door haar te verstrekken informatie voor te houden en te proberen toestemming te verkrijgen. Verweerster heeft niet gesteld dat het in het belang van het kind of in het belang van het onderzoek was om buiten de betrokkenen om informatie te verschaffen en heeft ook overigens geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat verweerster was genoodzaakt om, in strijd met het genoemde uitgangspunt, de gevraagde informatie, met mogelijk voor klagers verstrekkende gevolgen, te geven. Verweerster heeft aldus handelende ten opzichte van klagers, haar patiënten, niet de haar betamende zorg in acht genomen.

De klacht richt zich verder vooral tegen de door verweerster in oktober 2009 aan het AMK verstrekte informatie.

Naar het oordeel van het college betrof het niet het geven van informatie in verband met een onderzoek maar een nieuwe melding, nadat het (eerste) onderzoek was afgesloten. Het kan verweerster niet kwalijk worden genomen dat zij geen eigen onderzoek heeft verricht, nu de melding werd gedaan op basis van eigen waarnemingen en verweerster op de hoogte was van de eerdere problemen. Maar verweerster had wel het zogeheten stappenplan moeten volgen. Met name stap 3: zo mogelijk gesprek ouders, heeft zij niet gevolgd. Ook hier geldt dat geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd, waarom deze stap niet kon worden gezet.

Verweerster heeft nog aangevoerd dat zij deze melding niet als een nieuwe melding zag maar als (nadere) informatie, waarom het AMK eerder had verzocht. Maar ook als daarvan zou worden uitgegaan, is het handelen van verweerster, op gelijke gronden als gelden voor de eerste informatieverstrekking, onjuist geweest.

Daar komt nog bij dat verweerster ook had moeten voorkomen dat klagers veel later via derden, zoals gebeurd is, op de hoogte werden gesteld van de door haar aan het AMK gedane melding dan wel gegeven informatie.

De klacht is gegrond als hiervoor overwogen.

Het college acht het passend de maatregel van waarschuwing op te leggen. Het college zal, om redenen aan het algemeen belang ontleend, bepalen dat deze beslissing, zodra zij in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact.

6. De beslissing

Het college:

-         verklaart de klacht gegrond als hiervoor overwogen;

-         waarschuwt verweerster;

-         wijst de klacht voor het overige af;

-         bepaalt dat de beslissing, zodra zij in kracht van gewijsde zal zijn gegaan, zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, E.J.M. Walstock-Krens als lid-jurist, G.B.W.M. Wensing, J.D.M. Schelfhout en E.D.M. Masthoff als leden-beroepsgenoten, in aanwezigheid van mr. R. Sanders als secretaris en in het openbaar uitgesproken op

2 februari 2011 in aanwezigheid van de secretaris.