ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG0853 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Eindhoven 1042

ECLI: ECLI:NL:TGZREIN:2011:YG0853
Datum uitspraak: 18-01-2011
Datum publicatie: 18-01-2011
Zaaknummer(s): 1042
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster verwijt verweerder dat hij haar jarenlang lorazepam en temazepam heeft voorgeschreven, op basis van een telefonische aanvraag van klaagster, zodat klaagster verslaafd is geraakt aan deze medicatie. Op de risico’s van deze medicatie is zij niet gewezen. Verweerder had klaagster moeten doorverwijzen voor psychiatrische of psychologische hulp. Het college is van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door jarenlang ongecontroleerd benzodiazepinen voor te schrijven aan klaagster en hieromtrent niets in het medisch dossier te hebben genoteerd. Verweerder had moeten informeren bij klaagster naar eventuele psychologische of psychiatrische klachten. Ook hierover staat niets in het medisch dossier. Gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak: 18 januari 2010

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE EINDHOVEN

heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 23 maart 2010 binnengekomen klacht van:

A

wonende te B

klaagster

gemachtigde mw. mr. W.C.E. Simons te Utrecht

tegen:

C

apotheekhoudend huisarts

werkzaam te B

wonende te B

verweerder

gemachtigde mw. mr. S. Slabbers te Amsterdam

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift

- het verweerschrift en de aanvulling daarop

- de repliek en de aanvulling daarop

- de dupliek

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare zitting van 6 december 2010 behandeld. Partijen waren aanwezig. Zij werden bijgestaan door hun gemachtigden.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Klaagster is eind jaren negentig vanuit een asielzoekerscentrum patiënte geworden in de praktijk van verweerder als apotheekhoudend huisarts, waar op 14 juni 2007 het laatste contact met verweerder plaatsvond. In november 2007 is de relatie beëindigd. Klaagster was in het verleden bekend met een alcoholprobleem, waarvoor zij met succes was behandeld bij een instelling voor verslavingszorg. Verweerder was daarvan op de hoogte.

Verweerder heeft aan klaagster ongeveer zes jaar Lorazepam (2 dd 1 mg) en Temazepam (10 mg) voorgeschreven om rustiger te worden. Herhaalrecepten werden telefonisch aangevraagd. In die periode heeft verweerder klaagster geregeld gezien, vanwege hypertensie.

In november 2007 kreeg klaagster klachten. Zij voelde zich lusteloos, depressief en had hoofdpijnklachten en angstaanvallen. Zij heeft, buiten verweerder om, weer hulp gevraagd bij dezelfde instelling voor verslavingszorg. Daar diagnosticeerde men afhankelijkheid van benzodiazepines, angst- en post traumatische stressstoornis. De alcoholafhankelijkheid was in remissie. Zij is bij de instelling behandeld tot medio 2008 en daarna door de GGZ.

3. Het standpunt van klaagster en de klacht

Verweerder heeft klaagster jarenlang Lorazepam en Temazepam voorgeschreven op basis van telefonische aanvraag van klaagster. Daardoor is klaagster aan deze medicatie verslaafd geraakt. De medicatie is voorgeschreven zonder dat klaagster door verweerder is gezien. Verweerder heeft te weinig aandacht besteed aan de onderliggende psychische en psychiatrische problematiek. Verweerder heeft klaagster de noodzakelijke psychologische of psychiatrische zorg onthouden door haar niet eerder door te verwijzen naar psychiatrische of psychologische hulp.

Op risico’s van het gebruik van de medicatie is nooit gewezen.

4. Het standpunt van verweerder

Klaagster werd geregeld door verweerder gezien vanwege hypertensie, hoewel ze vaak niet op afspraken verscheen. Haar persoonlijke situatie kwam herhaaldelijk aan de orde. Klaagster had slaapproblemen en onrustklachten. In verband met haar nieuwe baan wilde zij voldoende kunnen slapen en rust hebben. Daarom is in overleg besloten tot het gebruik van Lorazepam en Temazepam, in een lichte dosering. Verweerder heeft klaagster daarbij geïnformeerd over de risico’s. Het gebruik is bij ieder consult besproken, met name tijdens de bloeddrukcontroles. De telefonische aanvragen van de herhaalrecepten werden door verweerder beoordeeld en gehonoreerd.

Verweerder was er niet van op de hoogte dat klaagster in 2007 opnieuw ziek was geworden. Hij kan niet beoordelen of klaagster verslaafd is geraakt aan de medicijnen. Klaagster heeft herhaaldelijk gemeld dat zij slaap en rust nodig had om te kunnen functioneren en zij liet verweerder weten dat zij op dat moment ook goed functioneerde. Niet is komen vast te staan dat de psychische problemen zijn veroorzaakt door haar verslaving.

5. De overwegingen van het college

Vast staat dat verweerder langjarig Lorazepam en Temazepam heeft voorgeschreven. Dit zijn medicijnen die, ieder voor zich en in samenhang in versterkte mate, een verslavende werking hebben. Bij een dergelijke langdurige verstrekking is, dat geldt nu maar gold ook in de periode waarvan hier sprake is, in het algemeen een deugdelijke controle op de (verslavende) werking noodzakelijk. In het bijzonder is een dergelijke controle noodzakelijk indien, zoals in dit geval, bekend is dat er sprake is van een in remissie verkerende alcoholverslaving.

Verweerder heeft weliswaar betoogd dat hij de genoemde medicatie deugdelijk gecontroleerd verstrekte door geregeld in contacten met klaagster het gebruik te bespreken, maar nu klaagster dit betwist en in het medisch dossier daaromtrent volstrekt niets staat genoteerd, zoals wel op de weg van verweerder had gelegen, moet het college ervan uitgaan dat deze controle in de door verweerder gestelde vorm niet heeft plaatsgevonden.

Hetzelfde geldt voor het beleid ten aanzien van de bij klaagster onderliggende problematiek. Uit niets blijkt dat deze problematiek ooit tussen partijen aan de orde is geweest. Ook als verweerder daarvan niet op de hoogte zou zijn geweest, valt hem dit aan te rekenen omdat het, zeker gezien de aard van de verstrekte medicatie, op zijn weg had gelegen klaagster hierover te bevragen en naar aanleiding van zijn bevindingen zijn beleid te overwegen. Van het een en het ander is helemaal niets in het dossier aangetekend, zodat ook hier geldt dat het college ervan moet uitgaan dat er te weinig aandacht is besteed aan de (mogelijke) onderliggende problematiek.

Of verweerder klaagster had moeten verwijzen, kan het college niet beoordelen, maar een mogelijkheid van verwijzing had wel, toetsbaar via het dossier, onderdeel moeten uitmaken van zijn overwegingen en afwegingen.

Tenslotte is ook niet gebleken (niet aangetekend in het dossier) dat verweerder klaagster heeft geïnformeerd over de risico’s van het medicatiegebruik, hetgeen eens te meer op zijn weg had gelegen omdat hij bekend was met de eerdere alcoholverslaving van klaagster

De klacht is grotendeels gegrond, als hiervoor overwogen.

Het college zal, omdat verweerder niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, volstaan met een waarschuwing.

Het college zal, om redenen aan het algemeen belang ontleend, bepalen dat deze beslissing zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact.

6. De beslissing

Het college:

- verklaart de klacht gegrond als in de rechtsoverwegingen omschreven en

- waarschuwt verweerder;

- wijst de klacht voor het overige af;

- bepaalt dat deze beslissing, zodra zij onherroepelijk zal zijn, zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan Medisch Contact.

Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven als voorzitter, mr. W.E.M. Duynstee-Bijvoet als lid-jurist, prof. dr. G.G.M. Essed, A.F.A. van de Reepe en G.B.W.M. Wensing (apotheekhoudend huisarts) als leden-beroepsgenoot, in aanwezigheid van

mr. M.E.B. Morsink als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2011 in aanwezigheid van de secretaris.