ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG1520 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/094
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG1520 |
---|---|
Datum uitspraak: | 22-11-2011 |
Datum publicatie: | 22-11-2011 |
Zaaknummer(s): | 2011/094 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 25 maart 2011
binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B,
k l a g e r,
tegen
C,
huisarts,
wonende te D,
werkzaam te E,
v e r w e e r d e r,
gemachtigde mr. L. Fedder, verbonden aan Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek;
- de dupliek;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld. Partijen, verweerder vergezeld van mr. Fedder, waren aanwezig.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Klager is de zoon van F, wonende in E/, geboren op 3 maart 1938.
2.2 Op maandag 14 maart 2011 rond 14.00 uur heeft klager telefonisch contact opgenomen met de praktijk van verweerder, waar hij de assistente te spreken kreeg.
2.3. Verweerder fungeerde die dag als waarnemer van de twee huisartsen, bij wie de moeder van klager (hierna: patiënte) ingeschreven stond.
2.4. Klager vroeg of de huisarts bij patiënte wilde komen omdat zij klachten had. Na overleg tussen de assistente en verweerder heeft deze via de assistente laten weten geen aanleiding te zien een visite af te leggen.
2.5. in de patiëntenkaart staat vermeld, voor zover hier van belang:
UWI T 14-03-2011 S zoon belt, moeder anders dan anders, recent C
uitgebreid lab (na kalium), dd urineweg inf,
T E UWI? C
T P even urine langsbrengen C
Op dinsdag 15 maart 2011 heeft klager urine van patiënte gebracht in verband met de door verweerder uitgesproken mogelijkheid van het bestaan van een blaasontsteking. Tevens is een uricult ingezet. Op 16 maart 2011 is meegedeeld dat ook de uricult geen bijzonderheden vertoonde.
2.6. Omdat in de situatie van patiënte geen verbetering kwam, is patiënte op zaterdag 19 maart 2011 naar de huisartsenpost in G gegaan. Hier werd zij doorgestuurd naar het ziekenhuis, waar na onderzoek bleek dat patiënte een herseninfarct had gehad.
3. De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder de gezondheid en het leven van patiënte een ernstig risico heeft laten lopen door te laconiek te handelen en geen juiste diagnose te stellen.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college
5.1 Over de exacte inhoud van de gesprekken van klager met de assistente van verweerder bestaat onduidelijkheid. In ieder geval kan van het volgende worden uitgegaan:
Zoals verweerder zelf stelt, heeft klager in het gesprek met de assistente op maandag 14 maart 2011 gevraagd om een visite bij zijn moeder thuis af te leggen. Hij heeft verteld dat zij al een paar dagen niet helemaal zichzelf was, wat verward en moe, en met verminderde eetlust. Klager stelt dat hij ook heeft gezegd dat moeder last had van dubbel spreken en niet goed uit de woorden komen. Volgens verweerder heeft klager dit niet tegen assistente verteld.
Vaststaat dat de assistente, zoals zij ook had toegezegd aan klager, de inhoud van het gesprek aan verweerder heeft doorgegeven en dat deze naar aanleiding daarvan en bij raadpleging van de status heeft laten weten geen aanleiding te zien voor het afleggen van een directe visite maar wel een urineonderzoek heeft aangeboden.
5.2 Verweerder is met deze behandeling tekort geschoten. Hij had met de uitkomsten van de gebrekkige triage van de assistente – gebrekkig omdat zij geen feiten had verzameld die een begin van een verklaring konden vormen voor de mening van klager over de verwardheid van zijn moeder en over het “anders dan anders” – geen genoegen moeten nemen en tot een visite, waar uitdrukkelijk om was gevraagd, moeten besluiten. Hij had een verband tussen de opgegeven verwardheid van patiënte en, de mogelijk niet aan de assistente meegedeelde woordvindingstoornissen, in overweging moeten nemen. Was dit laatste, bijvoorbeeld via eigen onderzoek, hem bekend geworden, dan had hij niet mogen volstaan met het aanbieden van een enkel urineonderzoek. Op zichzelf genomen was het te verdedigen dat hij op grond van het hem geraadpleegde dossier een verdenking heeft gehad van een blaasontsteking en daarom een urineonderzoek heeft voorgesteld. Maar ook dan had hij, was het niet al op maandag 14 maart 2011 dan in elk geval op 16 maart toen het uitgevoerde urineonderzoek negatief was, verder onderzoek moeten doen naar een verklaring voor de verwardheid van patiënte.
5.3 Verweerder is dus verantwoordelijk te houden, zowel voor de blijkbaar onvolledige instructies aan zijn assistente als voor zijn eigen gebrek aan handelend optreden – op 14 maart en op 16 maart 2011. Wat ook de reden is geweest dat verweerder zich inmiddels heeft teruggetrokken uit de waarneming voor andere huisartsenpraktijken, dit besluit staat los van het oordeel dat ook aan de patiënten van de waargenomen collega’s optimale zorg behoort te worden verleend.
5.4 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens patiënte had behoren te betrachten.
De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.
Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.
Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG
in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan de tijdschriften Medisch Contact en De Huisarts ter bekendmaking zal worden aangeboden.
Aldus gewezen op 27 september 2011door:
mr. F.G. Bauduin, voorzitter,
dr. T. Kuipers, J. Edwards van Muijen en J.C. van der Molen, leden-arts,
mr. J.S.W. Holtrop, lid-jurist,
mr. J.W. Rouwendal, als secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 22 november 2011 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. F.G. Bauduin, voorzitter
w.g. J.W. Rouwendal, secretaris