ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG1481 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2011/101T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG1481
Datum uitspraak: 08-11-2011
Datum publicatie: 08-11-2011
Zaaknummer(s): 2011/101T
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 29 maart 2011 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

tandarts,

wonende te D,

werkzaam te E,

v e r w e e r d e r.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het antwoord met de bijlagen;

-                     de repliek;

-                     de dupliek;

-                     de brief d.d. 19 juli 2011met bijlagen van tandarts F, binnengekomen op 21 juli 2011.  

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 13 september 2011 behandeld.

Klaagster was afwezig met bericht van verhindering. Verweerder was aanwezig.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1       Klaagster is vanaf 1996 patiënte in de praktijk van verweerder geweest. Op 25 januari 2007 heeft zij zich tot verweerder gewend in verband met een afgebroken stukje kies (element 16/17). Verweerder heeft een vulling aangebracht.

2.2       Op 9 februari 2007 heeft er een nabehandeling plaatsgevonden. Daarnaast heeft verweerder naar aanleiding van pijnklachten aan haar kiezen een ‘desentisizer’ aangebracht.

2.3       Klaagster heeft verweerder op 17 september 2007 opnieuw bezocht omdat de vulling van element 16/17 eruit was gevallen. Verweerder heeft hierop de kies opnieuw gevuld.

2.4       Op 27 oktober 2008 heeft klaagster verweerder bezocht omdat de vulling van element 16/17 er weer was uitgevallen. Naar aanleiding van aanhoudende pijnklachten bij klaagster heeft verweerder klaagster behandeld voor gevoelige tandhalzen.

2.5       Bij controle op 7 mei 2009 heeft verweerder aan het gebit van klaagster geen caviteiten ontdekt.

2.6       Op 8 juni 2009 heeft klaagster verweerder wederom bezocht voor het uitvallen van de vulling van element 16/17. Bij controle op 22 juni 2009 werd het gebit van klaagster in orde bevonden.

2.7       Op 23 december 2009 heeft klaagster zich tot verweerder gewend in verband met controle en het feit dat de vulling van element 16/17 er weer uit was gevallen. Ook had klaagster pijnklachten. Verweerder heeft het element daarop met superseal behandeld.

2.8       Op 7 juli 2010 is klaagster voor de laatste keer bij verweerder geweest. Zij is toen wederom behandeld voor het uitvallen van de vulling van element 16/17. Naar aanleiding van de door klaagster aangegeven hoofdpijnklachten heeft verweerder de kiezen gepolijst en fluorapplicatie aangebracht. De door klaagster vermelde hoofdpijnklachten heeft  verweerder aan CMD gewijd.

2.9       Op 20 september 2010 is klaagster voor het wederom loslaten van de vulling van element 16/17 behandeld door een vervanger van verweerder.

2.10     In november 2010 heeft klaagster zich in verband met haar hoofdpijnklachten tot een neuroloog en een kaakchirurg gewend. De kaakchirurg heeft een ontstoken element 16/17 geconstateerd en klaagster verwezen naar tandarts F te G. Deze tandarts heeft een wortelkanaalbehandeling uitgevoerd aan element 16 en element 17 gevuld. Ook is een wortelkanaalbehandeling aan een andere kies uitgevoerd. Daarnaast heeft F meer caviteiten in het gebit van klaagster ontdekt en behandeld.

2.11     Klaagster heeft over het handelen van verweerder een klacht ingediend bij de Klachtencommissie van de Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT), die de klacht op 16 maart 2011 gegrond heeft verklaard.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder nalatig heeft gehandeld bij de uitvoering van de tandheelkundige behandelingen, meer in het bijzonder ten aanzien van element 16/17.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1       Naar het oordeel van het college is verweerder met zijn handelen buiten de grenzen van een redelijk bekwame beroepsbeoefening getreden. Daarbij heeft het college in aanmerking genomen dat, zoals de Klachtencommissie van het ANT ook heeft overwogen, verweerder door een gebrek aan röntgendiagnostiek het werkelijke probleem van element 16/17, alsmede overige caviteiten in het gebit van klaagster heeft gemist, waardoor klaagster meerdere (wortelkanaal)behandelingen heeft moeten ondergaan om haar gebit weer op orde te krijgen. Verweerder heeft ook erkend dat zijn handelen te wensen heeft overgelaten. Hij heeft ten aanzien van zijn handelen aangevoerd dat hij, mede omdat klaagster altijd gespannen was, in de veronderstelling verkeerde dat het door hem bij klaagster gevoerde behoudende beleid het juiste was. Dit behoudende beleid is echter niet juist gebleken, waardoor het gebit van klaagster verder heeft kunnen verslechteren. Verweerder heeft meerdere malen, ook aan klaagster, laten weten dat hij dit betreurt. Verder heeft hij ter zitting verklaard dat hij naar aanleiding van de klacht zijn beleid in het algemeen heeft aangepast door, in tegenstelling tot vroeger, nu bij patiënten eerst röntgendiagnostiek en daarna klinische diagnostiek toe te passen en met kortere tussenpozen foto’s te nemen.

5.2       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg  jegens klaagster had behoren te betrachten

De oplegging van de maatregel van een waarschuwing is in dit geval passend. Daarbij wijst het college erop dat een waarschuwing een zakelijke terechtwijzing is die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt, zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken. In dit verband is van belang dat verweerder inzicht heeft getoond in zijn handelen en dat hij, zoals hiervoor reeds besproken, naar aanleiding van de klacht zijn beleid heeft aangepast. Daarnaast heeft verweerder naar aanleiding van de klacht klaagster zijn excuses gemaakt en haar aangeboden om de kosten te vergoeden. Naar het oordeel van het college heeft verweerder dan ook op een adequate wijze op de klacht gereageerd.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.

Aldus gewezen op 13 september 2011 door:

mr. R.A. Dozy, voorzitter,

H.C. van Renswoude, F.S. Kroon en H.C. Teune, leden-tandarts,

mr. R.P. Wijne, lid-jurist,

mr.  B.P.W. Busch, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 8 november 2011 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. R.A. Dozy, voorzitter

w.g. B.P.W. Busch, secretaris