ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG1478 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/370
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG1478 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-08-2011 |
Datum publicatie: | 23-08-2011 |
Zaaknummer(s): | 2009/370 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Gegrond, berisping |
Inhoudsindicatie: | Klager,die werkzaam is als piloot, verwijt de arts, kort samengevat, dat zij onzorgvuldig jegens hem heeft gehandeld met betrekking tot zijn ziekmelding. De arts heeft de klacht gemotiveerd betwist. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 30 november 2009 binnengekomen klacht van:
A
wonende te B,
k l a g e r,
tegen
C,
arts,
wonende te D,
v e r w e e r s t e r.
gemachtigde: mr. J.L.J.E. Koster, advocaat te Maastricht.
1. Het verloop van de procedure.
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met bijlagen;
- het aanvullend klaagschrift aan het Centraal Medisch Tuchtcollege te Den Haag met bijlagen;
- het aanvullend klaagschrift met bijlagen;
- het antwoord;
- de repliek met bijlagen;
- de dupliek met bijlagen;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek;
- de brief van klager van 8 april 2010 met bijlagen;
- de brief van mr. Koster van 10 augustus 2010, naar aanleiding van vragen van het college van 26 juli 2010;
- de brieven van klager van 9 september 2010, 22 november 2010, 12 december 2010 en 8 juni 2011, deels met bijlagen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare terechtzitting van 28 juni 2011 behandeld. Partijen waren daarbij aanwezig. Klager werd bijgestaan door E, en verweerster door
mr. Koster, voornoemd, die een toelichting heeft gegeven aan de hand van een pleitnota die aan het college is overgelegd. Voorts is F, werkzaam als bedrijfsarts en als manager bij het G, als deskundige gehoord.
2. De feiten.
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1. Klager is als piloot en vlieginstructeur werkzaam geweest bij H te I. Verweerster is werkzaam als Authorised Medical Examiner (AME) bij J.
2.2. Op 3 april 2009 heeft klager zich ziek gemeld bij H. Er was toen tevens sprake van een arbeidsconflict met H. Een bedrijfsarts van de Arbo Unie heeft klager op
17 april 2009 ongeschikt geacht voor zijn werkzaamheden. Vervolgens heeft H geweigerd salaris aan klager te betalen. Bij vonnis van de Kantonrechter Sittard-Geleen van 20 juli 2009 is H veroordeeld om vanaf 30 april 2009 het overeengekomen salaris aan klager te betalen.
2.3. Op 5 juni 2009 heeft klager een mail gestuurd aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW), van het toenmalige Ministerie van Verkeer en Waterstaat, met de melding dat hij sinds 3 april 2009 niet in staat is geweest om te vliegen en dat daarom zijn medisch brevet tot nader orde moet worden ingetrokken. Als reden voor deze melding heeft klager aangegeven dat sprake was van een gebroken middenhandsbeentje aan de rechter dominante hand en van een nog steeds voortdurende overbelasting, door onder andere het arbeidsconflict.
2.3. Bij brief van 30 juni 2009 heeft verweerster zich schriftelijk tot klager gewend.
In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:
“Wij ontvingen van H bericht dat u per 2 april 2009 ziekgemeld bent met psychische klachten.
Volgens de vigerende regelgeving JAR-FCL-3 wordt u als tijdelijk ongeschikt beschouwd voor alle vliegende functies en uw medische verklaring wordt voorlopig geschorst.
Wilt u zo de medische verklaring naar ons terugsturen?
Uw medische geschiktheid wordt herbeoordeeld wanneer uw behandelend specialist u weer genezen acht en u gedurende langere tijd , ongeveer 3 maanden, klachtenvrij bent zonder medicatie.
…
Zou u uw behandelaar/medisch specialist willen vragen ons alle relevante medische gegevens te verstrekken ?
..
C
Hoofd K
J
Afschrift aan L, AMS IVW, ter informatie ”.
2.4. Klager heeft zich vervolgens op 8 juli 2009 gewend tot K te I, zijnde het centrum waar hij zich gewoonlijk liet keuren. Na een eerste consult in juli 2009 is klager op 1 oktober 2009 weer geschikt geacht voor alle vliegende functies (fit to fly) door de arts van K te I. Toen deze arts klager wilde afmelden bij de IVW bleek het medisch dossier van klager geblokkeerd te zijn ten gevolge van de melding door verweerster. Deze blokkering is vervolgens op verzoek van K door de IVW opgeheven.
3. Het standpunt van klager en de klacht.
3.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:
a. onzorgvuldig heeft gehandeld door klager ongeschikt te verklaren voor alle vliegende functies en zijn medische verklaring te schorsen zonder hem te hebben gezien en door daarbij zijn klachten als psychisch te bestempelen;
b. het medisch dossier van klager onrechtmatig heeft ingezien en heeft geblokkeerd;
c. valsheid in geschrifte heeft gepleegd ten gunste van haar werkgever.
3.2. Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel heeft klager opgemerkt dat het feit dat verweerster in de brief van 30 juni 2009 heeft vermeld dat sprake is van psychische klachten, “dodelijk” is geweest voor zijn carrière in de luchtvaart.
3.3. Ten aanzien van het derde klachtonderdeel heeft klager erop gewezen dat de heer
M eigenaar is geweest van J en dus werkgever is geweest van verweerster en dat hij nu manager is bij H. Klager meent dat sprake is van een belangenverstrengeling.
4. Het standpunt van verweerster.
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Daarbij heeft verweerster aangegeven dat zij op 2 april 2009 en in de loop van juni 2009 van H had vernomen dat klager ongeschikt was om te vliegen wegens psychische redenen. Het was haar niet bekend dat klager in april 2009 een gebroken middenhandsbeentje had. Verweerster heeft ter zitting medegedeeld dat zij klager eerst op 30 juni 2009 “unfit to fly” heeft gemeld bij de IVW. Dat is gebeurd door middel van een elektronische melding in het systeem van de IVW. Bij deze melding heeft zij geen inzage gehad in het medisch dossier van klager. Na de melding op 30 juni 2009 is verweerster niet meer betrokken geweest bij de beoordeling van de geschiktheid van klager om te vliegen. De IVW heeft nog wel contact opgenomen met verweerster over de gang van zaken rond de melding op 30 juni 2009. Daarbij zou aangegeven zijn dat zij zich niet met de melding had moeten bemoeien.
5. De overwegingen van het college.
5.1. Het college stelt vast dat de klachten van klager betrekking hebben op de handelwijze van verweerster op en na 30 juni 2009. Op die dag heeft zij klager tijdelijk ongeschikt gemeld voor alle vliegende functies bij de IVW en heeft zij klager dezelfde dag een brief geschreven. Verweerster heeft de melding en de brief uitsluitend gebaseerd op informatie verkregen van de werkgever van klager. Zij beschikte, behoudens een inmiddels verlopen medische keuring van klager door J uit december 2007, niet over enige medische informatie over klager. Een “unfit to fly” melding bij de IVW kan door verschillende personen en instanties gemeld worden bij de IVW, maar kan slechts door bepaalde personen, onder wie authorised medical examiners als verweerster, rechtstreeks in het elektronisch systeem van de IVW vastgelegd worden. Alleen de arts die de melding heeft gedaan in het systeem is bevoegd om de “unfit to fly” melding op een later tijdstip te wijzigen.
5.2. Het college is van oordeel dat verweerster, na kennisneming van de informatie verkregen van de werkgever H over klager, in april en juni 2009 niet vanzelfsprekend mocht aannemen dat J de medische instantie was waar de geschiktheid van klager voor vliegende functies doorgaans werd beoordeeld. De “unfit to fly” melding van klager door verweerster op 30 juni 2009 acht het college, mede gelet op hetgeen door de deskundige F ter zitting is verklaard over de handelwijze van verweerster, zeer onzorgvuldig. Aan zo’n melding behoort in het algemeen een gesprek met de vlieger in enigerlei vorm vooraf te gaan. Verweerster heeft dat niet gedaan en zij heeft ook ter zitting geen gegronde redenen aangevoerd waarom zij daarvan heeft afgezien. Tijdens de melding van klager in het elektronisch systeem van de IVW op 30 juni 2009 moet het verweerster voorts duidelijk zijn geworden dat klager laatstelijk door een ander vliegmedisch centrum was onderzocht. Zij had in ieder geval op dat moment eerst contact met klager op moeten nemen alvorens de melding te voltooien. Aldus had verweerster kunnen vernemen of J in dit geval de keurende instantie van klager was. Ook afgezien van de vraag of verweerster wel bevoegd was de “unfit to fly” melding in het elektronisch systeem van de IVW op te nemen, heeft verweerster onzorgvuldig gehandeld door de melding te doen terwijl zij over geen enkele informatie met betrekking tot de ziekte van klager beschikte. Van een noodzaak om vooruitlopend op nog in te winnen informatie al een melding te doen is het college in dit geval niet gebleken. Daarbij wijst het college erop dat verweerster na ontvangst van de informatie van de werkgever begin april 2009 nog geruime tijd heeft gewacht alvorens de melding te doen.
Ook het feit dat verweerster op 30 juni 2009 een brief aan klager heeft geschreven, waarvan een kopie is gezonden aan L van de IVW, acht het college zeer onzorgvuldig. In die brief wordt namelijk expliciet vermeld dat klager wegens psychische klachten tijdelijk ongeschikt is voor alle vliegende functies en door enkele van de vragen in die brief wordt ten minste gesuggereerd dat klager in verband met die klachten onder behandeling is en medicatie gebruikt. Het was verweerster bekend dat het aan de IVW gezonden afschrift van deze brief gevoegd zou worden in het medisch dossier van klager bij de IVW. Eveneens was het haar bekend, althans had dat haar kunnen en moeten zijn, dat psychische klachten heel gevoelig liggen in de wereld van de luchtvaart en dat een “unfit to fly” melding in verband met dergelijke klachten vergaande consequenties voor klager zou kunnen hebben. Mede gelet op deze omstandigheden is het college van oordeel dat verweersters handelwijze, om zonder enige vorm van overleg met klager, zonder enige medische informatie over de situatie van klager en kennelijk uitsluitend op grond van mededelingen van de werkgever met wie klager in een arbeidsconflict was verwikkeld dergelijke mededelingen in een brief op te nemen, als zeer onzorgvuldig en laakbaar moet worden gekwalificeerd. Dit betekent dat het eerste klachtonderdeel gegrond is.
5.3. Verweerster heeft de klacht van klager, inhoudende dat zij bij de “unfit to fly” melding op 30 juni 2009 tevens, zonder toestemming daartoe van klager, inzage heeft gehad in zijn medisch dossier bij de IVW, gemotiveerd weersproken. Ter zitting heeft de deskundige F ook bevestigd dat bij zo’n melding geen inzage in het medisch dossier mogelijk is. Dit klachtonderdeel slaagt derhalve in zoverre niet.
Voorts vloeit uit hetgeen hiervoor onder 5.2 is overwogen voort dat verweerster wel onzorgvuldig heeft gehandeld door de melding met inhoudelijke medische details op 30 juni 2009 bij de IVW te doen. Daarmee heeft zij het voor de door klager ingeschakelde authorised medical examiner te I onmogelijk gemaakt hem weer geschikt te melden voor alle vliegende functies. Daarbij tekent het college aan dat verweerster er, nadat duidelijk was dat klager door K te I niet geschikt gemeld kon worden, kennelijk wel aan heeft meegewerkt de blokkering in het systeem van de IVW of te heffen. Dit klachtonderdeel is derhalve deels gegrond.
5.4. Het college is van oordeel dat op grond van de thans bekende gegevens niet aangenomen kan worden dat verweerster bij en rond de melding op 30 juni 2009 op enig moment valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Klager heeft de gestelde belangenverstrengeling voorts niet aan de hand van nadere gegevens aangetoond of aannemelijk gemaakt. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels gegrond is. Verweerster heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1, onder b, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten.
Het college acht de hiervoor besproken handelwijze van verweerster zodanig onzorgvuldig en laakbaar dat niet volstaan kan worden met een waarschuwing. Een berisping acht het college voor dit gedrag een passende maatregel.
6. De beslissing.
Het Regionaal Tuchtcollege berispt verweerster.
Aldus gewezen op 28 juni 2011 door:
mr. T.L. de Vries, voorzitter,
M. Bakker, P.A.M. Beker en dr. W.J.W. Bos, leden-arts,
mr. Q.R.M. Falger, lid-jurist,
mr. P.J. van Vliet, als secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 23 augustus 2011 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. T.L. de Vries, voorzitter
w.g. P.J. van Vliet, secretaris