ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG1144 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2010/292T
ECLI: | ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG1144 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-05-2011 |
Datum publicatie: | 31-05-2011 |
Zaaknummer(s): | 2010/292T |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | Gegrond, waarschuwing |
Inhoudsindicatie: | Klaagster verwijt de tandarts onder andere dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot een gebroken inlay op element 27. Waarschuwing |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
TE AMSTERDAM
Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 22 oktober 2010 binnengekomen klacht van:
A,
wonende te B
k l a g e r,
tegen
C,
tandarts,
wonende en werkzaam te D,
v e r w e e r d e r.
1. Het verloop van de procedure
Het college heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- de repliek;
- de dupliek;
- de correspondentie betreffende het vooronderzoek.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.
De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.
Klager was aanwezig en werd vergezeld door zijn echtgenote en de tandarts
E. Verweerder was afwezig met bericht van verhindering.
2. De feiten
Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:
2.1 Verweerder is als tandarts werkzaam bij de F te D (verder te noemen: de Kliniek). Klager staat vanaf 2007 als patiënt ingeschreven bij de Kliniek. Klager was aanvankelijk onder behandeling van de eveneens aan de Kliniek verbonden tandarts G. Toen hij in september 2008 voor controle kwam, is hij in verband met het vertrek van G toegewezen aan tandarts H. H heeft op 13 november 2008 vier (porseleinen) inlays geplaatst, te weten in de elementen 24, 25, 26, en 27.
2.2. Op 21 juni 2010 heeft klager zich tot de Kliniek gewend omdat zijn achterste kies was afgebroken. Omdat H niet meer werkzaam was bij de Kliniek werd klager door tandarts I gezien. Deze constateerde dat de inlay van element 27 afgebroken was en heeft een noodvulling aangebracht en klager
De rekeningen die klager kreeg toegestuurd voor de behandelingen stonden op naam van verweerder
2.3 Op respectievelijk 8 juli en 13 september 2010 heeft klager schriftelijk zijn beklag gedaan bij verweerder over het uitblijven van een aanbod om de inlay te vervangen.
In de brief van 13 september 2010 heeft klager aangekondigd dat indien er geen schriftelijk bevestiging zou komen van een voorstel dit reden zou zijn om een klacht in te dienen bij de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT).
2.4 Bij brief van 14 september 2010 heeft verweerder klager schriftelijk bevestigd dat de inlay ter plaatse van element 27 onder garantie zal worden gerepareerd indien deze opnieuw zou loslaten. Bij brief van 24 september 2010 heeft klager aan verweerder laten weten niet akkoord te gaan met het voorstel van verweerder omdat hij een vervangende inlay wenst.
2.5 Op 8 oktober 2010 heeft klager een klacht ingediend bij de NMT. Op 19 oktober 2010 heeft klager verweerder schriftelijk laten weten hij bericht had gekregen van de NMT dat verweerder geen lid (meer) was van de NMT en dat hij een aantal keren tevergeefs naar de praktijk heeft gebeld en dat de verschillende medewerkers niet wisten bij welke klachtregeling verweerder wel was aangesloten.
2.5 Op 9 november 2010 heeft verweerder per e-mail zijn voorstel van 14 september 2010 herhaald.
2.6 Bij dupliek heeft verweerder gesteld dat hij bereid is tot het vergoeden van een kroon op element 27 nadat hij een offerte van de behandeling voor akkoord heeft ontvangen en dat hij tot betaling van de factuur zal overgaan nadat de behandeling (conform deze offerte) is verricht.
2.7 Per fax van 4 april 2011 heeft verweerder het volgende aan de secretaris van het college laten weten:
“ Wij zijn van mening, vanuit de F geheel zorgvuldig op de klacht van A te hebben gereageerd. Gezien het aanbod voor herstel onder volledige garantie van de gebroken inlay, na twee jaar, door tandarts H of ondergetekende met schriftelijke bevestiging hiervan.
Het lijkt mij niet zinvol hier spaarzame tijd in te stoppen, daar de oplossing al vele malen is aangeboden, alles onder garantie.
Mochten er toch nog onduidelijkheden of vragen zijn, verneem ik die uiteraard graag.”
Op de ontvangstbevestiging van de oproep voor de terechtzitting die als bijlage van voornoemde fax is binnengekomen heeft hij aangegeven niet aanwezig te zullen zijn.
3. De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder niet bereid is om een nieuwe inlay te plaatsen terwijl deze reeds na ruim anderhalf jaar is afgebroken.
Verweerder heeft daarvoor in de plaats tegen de wens van klager in hem voorgesteld te behandelen door middel van een niet duurzame reparatie.
4. Het standpunt van verweerder
Verweerder heeft gesteld dat hij klager schriftelijk heeft toegezegd om onder garantie eerst het missende stukje inlay aan element 27 met composiet te restaureren en indien dit niet zou houden er zo nodig een kroon op te plaatsen. Hij heeft dit advies gegeven om onnodige behandelingen te voorkomen.
5. De overwegingen van het college
5.1 Alvorens tot een oordeel over de klacht te komen merkt het college op dat verweerder in zijn reactie op de klacht en op de oproep voor de terechtzitting geen blijk heeft gegeven dat hij op de hoogte is van aard en strekking van een tuchtrechtelijke procedure waarbij immers het algemeen belang van de kwaliteitbewaking van de beroepsuitoefening in het geding is.
Evenmin heeft hij getoond dat in een dergelijke procedure van hem mag worden verwacht dat hij zich toetsbaar op stelt. Door zonder geldige reden niet te verschijnen ter terechtzitting heeft hij het college de kans ontnomen hem te bevragen over de achtergrond en beweegredenen van het verweten handelen.
Het heeft er dan ook alle schijn van dat verweerder de klacht ten onrechte slechts heeft opgevat als een zakelijk geschil dat ondanks zijn inspanningen en tijdsinvestering niet tot een oplossing is gekomen. Deze opvatting is onjuist.
5.2 Met betrekking tot de klacht oordeelt het college als volgt.
Vast staat dat de inlay die door tandarts H is aangebracht in element 27 een kortere levensduur heeft gehad dan klager had mogen verwachten. Dit geldt overigens ook voor de inlay in element 25, zo blijkt uit de patiëntenkaart, waarbij reeds op 25 augustus 2010 door de mondhygiëniste is geconstateerd, dat deze ook is gefractureerd.
Bij een dergelijke kostbare en geïndiceerde behandeling mag een patiënt verwachten dat bij een ontijdige breuk hem direct kosteloos een vervangende inlay of andere gelijkwaardige restauratie wordt aangeboden.
Dat de tandarts die de inlay heeft vervaardigd niet meer werkzaam is in de praktijk maakt dat niet anders. De patiënt behoort immers niet de dupe te worden van personeelswisselingen binnen een kliniek die buiten zijn invloedsfeer plaatsvinden.
Bovendien zijn de nota’s op naam van verweerder gesteld waardoor ten minste de suggestie bij klager is gewekt dat verweerder praktijkhouder is. Het lag daarom op de weg van verweerder om zorg te dragen voor een correcte en adequate afhandeling van de binnen de praktijk met klager ontstane problemen. Hierin is hij echter verwijtbaar te kort geschoten.
Naar het oordeel van het college heeft verweerder klager te lang in onzekerheid gelaten of hij bereid was om te komen met een aanbod en hij heeft te lang gewacht met helderheid te verschaffen over de inhoud van zijn voorstel. Dat zijn voorstel vervolgens onder de maat was is hem eveneens tuchtrechtelijk te verwijten.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten.
De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.
Om redenen, aan het algemeen belang ontleend, zal de beslissing zodra zij onherroepelijk is op na te melden wijze worden bekendgemaakt.
6. De beslissing
Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.
Bepaalt voorts dat de beslissing ingevolge artikel 71 van de Wet BIG
in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en aan het tijdschrift
het Nederlands Tandartsenblad ter bekendmaking zal worden aangeboden.
Aldus gewezen op 5 april 2011 door:
mr. F.G. Bauduin, voorzitter,
E.C. Koel, E.M.J. Muller en H.C. van Renswoude, leden-tandarts,
mr. W.A.H. Melissen, lid-jurist,
mr. T.H.C. Coert, secretaris,
en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 31 mei 2011 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.
w.g. mr. F.G. Bauduin, voorzitter
w.g. mr. T.H.C. Coert, secretaris