ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG1031 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/335

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG1031
Datum uitspraak: 12-04-2011
Datum publicatie: 15-04-2011
Zaaknummer(s): 2009/335
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   De klacht houdt in dat de chirurg de bij klaagster uitgevoerde neuscorrectie niet lege artis heeft verricht. De klacht heeft voorts betrekking op de nazorg en de informatieplicht. Klacht deels gegrond. Waarschuwing.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 23 oktober 2009 binnengekomen klacht van:

A, 

wonende te B,

k l a a g s t e r,

tegen

C,

arts,

wonende te D,

destijds werkzaam te D,

v e r w e e r d e r.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het verweerschrift met de bijlagen;

-                     de repliek met de bijlage;

-                     de dupliek;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek.  

De klacht is ter openbare terechtzitting van 15 februari 2011 behandeld.

Partijen waren aanwezig.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1       Verweerder is werkzaam geweest als plastisch chirurg in onder meer E te D.

2.2       Op 26 februari 1997 heeft klaagster verweerder op zijn spreekuur bezocht. Zij   heeft daarbij aangegeven dat zij haar neus bij de neusrug één beetje smaller wilde. Verweerder heeft toen tegen klaagster gezegd dat zij een “bijna perfecte neus” had.

2.3       Op 27 oktober 1999 heeft verweerder de neus van klaagster geopereerd. Postoperatief was klaagster ontevreden over de vorm van de neus. Er was, naar aanleiding van de operatie, sprake van neuspassageproblemen. Klaagster heeft vervolgens, via E, F, KNO-arts, geconsulteerd.

2.4       F heeft de neus van klaagster op 10 augustus 2000 en 3 mei 2001 geopereerd. Bij de eerste operatie zijn de neuspassageproblemen verholpen en is een implantaat onder de huid op het neusdorsum geplaatst. In 2001 moest opnieuw een nieuw implantaat geplaatst worden.

2.5       Daarna heeft klaagster zich onder behandeling gesteld van een aantal buitenlandse artsen om haar neus volledig te laten herstellen.

2.6       Klaagster heeft verweerder aansprakelijk gesteld wegens de mislukte neuscorrectie. Naar aanleiding daarvan is tussen klaagster en G op 12 februari 2009 een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Op grond van deze overeenkomst heeft G aan klaagster betaald € 18.500,-.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klachtonderdelen houden zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1.                  niet heeft geopereerd zoals was afgesproken;

2.                  de operatie niet goed heeft uitgevoerd;

3.                  de behandeling onvoldoende heeft gedocumenteerd, zowel vóór, tijdens als na de operatie;

4.                  tekort is geschoten in de informatieplicht;

5.                  niet voldoende nazorg heeft verleend.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1       Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel overweegt het college als volgt. Ter terechtzitting heeft verweerder aan de hand van de status van klaagster en op grond van de daarin aangegeven tekeningen, aangegeven dat hij toentertijd aan klaagster heeft uitgelegd op welke wijze hij de operatie zou uitvoeren. Klaagster heeft ter terechtzitting aangegeven dat haar inderdaad aan de hand van de tekeningen in haar status voorafgaand aan de operatie een en ander is uitgelegd. Het college houdt het er thans voor dat verweerder destijds de operatie heeft uitgevoerd aan de hand van de tekeningen, zoals staat vermeld in de status. Gelet op het tijdsverloop in deze zaak, de operatie is van 27 oktober 1999, kan echter nu niet meer exact worden vastgesteld wat tussen partijen voorafgaande aan de operatie is afgesproken. Daarmee kan niet worden beoordeeld of verweerder niet zou hebben geopereerd zoals is afgesproken.

Dit klachtonderdeel moet daarop stranden en is derhalve ongegrond.

5.2       Met betrekking tot het klachtonderdeel onder 2. overweegt het college dat gelet op het tijdsverloop dit thans niet meer kan worden beoordeeld. Echter, verweerder had klaagster, die een probleem ervoer met haar, ook volgens verweerder, nauwelijks afwijkende neus,  moeten ontraden de medisch niet noodzakelijke en qua uitkomst ongewisse behandeling te ondergaan. Dit klachtonderdeel is eveneens ongegrond.

5.3       Klachtonderdeel 3. is gegrond. Verweerder heeft de behandeling onvoldoende gedocumenteerd. Vóór de behandeling zijn geen foto’s van de neus van klaagster gemaakt. Ook meer dan tien jaar geleden bestond als algemene aanvaarde norm in de plastische chirurgie dat het maken van foto’s van de situatie vóór de ingreep noodzakelijk was. Bovendien was er geen absolute noodzaak voor de onderhavige operatie. Onder die omstandigheden is het te meer noodzakelijk, nu verweerder met een ingreep een risico nam, een goed gedocumenteerd operatieverslag te maken. Het medisch dossier dat beschikbaar is met betrekking tot de onderhavige operatie maakt duidelijk dat daarvan geen sprake was.  

5.4       Klachtonderdeel 4. kan niet tot het door klaagster gewenste resultaat leiden. Niet is gebleken dat verweerder niet met klaagster heeft besproken dat risico’s aan de ingreep waren verbonden. Het was tenslotte ook klaagster zelf die meende dat een op zich “fraaie neus” met een rechte neusrug toch verbetering behoefde.

5.5       Het klachtonderdeel onder 5 is ongegrond. Niet is gebleken dat verweerder onvoldoende nazorg heeft verleend. Uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting blijkt dat klaagster voor de verdere behandeling van haar neus zelf heeft gekozen voor behandeling door andere artsen. Niet is gebleken dat verweerder klaagster niet de mogelijkheid heeft geboden voor eventuele verdere behandeling van haar neus. Bovendien heeft verweerder in mei 2000 klaagster nog geopereerd aan haar oogleden. Ook toen was er dus een mogelijkheid voor klaagster zich voor nazorg tot verweerder te wenden.

5.6       De conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klaagster had behoren te betrachten.

Het college zal verweerder een waarschuwing geven, waarbij wordt opgemerkt dat het niet gaat om een misslag van ernstige aard, maar een zakelijke terechtwijzing die de onjuistheid van de handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.

Aldus gewezen op 15 februari 2011 door:

mr. F.G. Bauduin, voorzitter,

dr. mr. P.H.M.T. Olde Kalter, dr. B. van Ramshorst en dr. R.R. F. Kuiters, leden-arts,

mr. W.A.H. Melissen, lid-jurist,

mr. S.S. van Gijn, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 12 april 2011 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. F.G. Bauduin, voorzitter

w.g. S.S. van Gijn, secretaris