ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG0990 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2010/014GZP

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG0990
Datum uitspraak: 29-03-2011
Datum publicatie: 29-03-2011
Zaaknummer(s): 2010/014GZP
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Klager verwijt de gezondheidszorgpsycholoog dat hij zijn beroepsgeheim jegens hem heeft geschonden. Niet ontvankelijk. Geen handelen in de zin van artikel 47 lid 1 Wet BIG  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het college heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 26 januari 2010

binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

gezondheidszorgpsycholoog,

wonende en werkzaam te B,

v e r w e e r d e r,

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift;

-                     het aanvullende klaagschrift;

-                     het verweerschrift met de bijlage;

-                     de repliek;

-                     de dupliek;

-          de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld.

Verweerder was aanwezig.  Klager was met bericht van verhindering afwezig.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1       Verweerder is als gezondheidszorgpsycholoog/psychotherapeut gevestigd te B.

2.2       Hij is tevens oudste (ouderling) in de D in B.

2.3       In de periode 1995 tot 2001 hebben gesprekken plaats gevonden tussen klager, zijn echtgenote en verweerder, aanvankelijk ongeveer maandelijks en later in een lagere frequentie.

2.4       De gesprekken vonden plaats op de praktijk van verweerder, soms tijdens en vaak voorafgaand aan of na beëindiging van de reguliere werkzaamheden.

2.5       Klager is in onderling overleg met verweerder onder behandeling gekomen van een psycholoog, die op dezelfde praktijk werkzaam was als verweerder. De gesprekken van verweerder met klager en zijn echtgenote hebben daarna nog enige tijd doorgelopen.

2.6       Tijdens de gesprekken heeft klager vertrouwelijke informatie over traumatische ervaringen in zijn jeugd verstrekt.

2.7       In de zomer van 2008 heeft verweerder in verband met bedoelde vertrouwelijke informatie dingen aan anderen gezegd die, naar hij later heeft toegegeven, “verkeerd waren om te zeggen”. Hij heeft dit verteld aan een ouderpaar dat eveneens deel uitmaakte van de D.

3. De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in zijn hoedanigheid van gezondheidszorgpsycholoog zijn beroepsgeheim jegens klager heeft geschonden door tijdens de gesprekken op 29 augustus 2008 en 9 november 2009 over hem verkregen vertrouwelijke informatie met derden te delen.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn klacht. Subsidiair erkent verweerder het hem gedane verwijt gedeeltelijk. Hij stelt echter dat de schending niet zo ernstig is dat deze een tuchtrechtelijke maatregel rechtvaardigt, mede gezien het feit dat hij reeds zijn excuses heeft aangeboden.

5. De overwegingen van het college

5.1       Allereerst moet worden beoordeeld, of het tuchtrecht op de verhouding tussen klager en verweerder van toepassing is. Daarvoor is van belang, of verweerder in de begeleidende gesprekken met klager en diens echtgenote als gezondheidszorgpsycholoog is opgetreden dan wel die indruk heeft gewekt of die indruk bij klager niet heeft weggenomen.

5.2       Klager stelt dat de gesprekken aanvankelijk vanuit de ondersteuning van de D zijn gevoerd maar na verloop van tijd van inhoud veranderden naar psychologische hulp. Verweerder bestrijdt dat en voert aan dat, naar klager niet heeft weersproken, toen in de gesprekken bleek dat klager meer gebaat zou zijn bij psychologische behandeling, hij op advies van verweerder zich onder behandeling bij een praktijkgenoot van verweerder heeft gesteld. Bij deze tegenspraak kan het standpunt van klager niet worden gevolgd, dat de inhoud van de gesprekken met verweerder psychologisch van aard waren. Mede omdat klager niet ter terechtzitting is verschenen, zijn geen aanvullende gegevens bekend geworden die als ondersteuning voor zijn standpunt kunnen dienen.

5.3       Op grond van de hiervoor als vaststaand aangenomen feiten, op grond van de stukken en gelet op hetgeen op de zitting is besproken moet integendeel worden aangenomen dat verweerder niet als gezondheidszorgpsycholoog met klager heeft gesproken en dat verweerder aan de gesprekken uitsluitend deelnam als oudste in de D. Van doorslaggevend belang is dat, naar ter zitting naar voren is gekomen, de gesprekken meestal werden ingeleid en afgesloten met gebed en werden gevoerd “met de bijbel op tafel”. De gespreksonderwerpen betroffen levens- en geloofsvragen. Voor de contacten met klager en zijn echtgenote is geen dossier geopend en evenmin is een declaratie verzonden. Op grond van dit alles is aannemelijk dat de gesprekken pastoraal van karakter zijn geweest en dat het daar de deelnemers, ook klager, om ging. Hieraan doet niet af, dat verweerder bij zijn advisering aan klager mogelijk gebruik heeft gemaakt van zijn kennis en vaardigheden als psycholoog, noch dat de gesprekken op het kantoor van verweerder werden gevoerd.

5.4 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het tuchtrecht niet van toepassing is op de gesprekscontacten tussen partijen en de gedragingen van verweerder nadien. Daarom zal als volgt worden beslist.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klager niet-ontvankelijk in de klacht.

Aldus gewezen op 1 februari 2011 door:

mr. J.S.W. Holtrop , voorzitter,

dr. C.H.J.A.M. van de Vijfeijken en B. R. Jedding, leden-gezondheidszorgpsycholoog,

mr. T.H.C. Coert, secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 29 maart 2011 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. J.S.W. Holtrop, voorzitter

w.g. T.H.C. Coert, secretaris