ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG0955 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/353

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG0955
Datum uitspraak: 15-03-2011
Datum publicatie: 15-03-2011
Zaaknummer(s): 2009/353
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: De klacht betreft de behandeling van klaagsters zoon, verder te noemen: patiënt. Klaagster verweet de huisarts dat hij inadequaat had gereageerd op de klachten van de patiënt van onder meer pijn op de borst. Dat terwijl hij wist dat patiënt anabole steroïden gebruikte. Patiënt is overleden aan een hartstilstand. Afwijzing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 13 november 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te ’s-Gravenhage binnengekomen en vervolgens naar dit college doorgestuurde en op 18 november 2009 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a a g s t e r,

gemachtigde mr. M.H.M. Mook, verbonden aan ARAG Rechtsbijstand te Leusden,

tegen

C,

huisarts,

wonende te D,

werkzaam te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde mr. V.C.A.A.V. Daniels, verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure

Het college heeft kennisgenomen van:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift;

- de repliek;

- de dupliek;

- de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

- de brief van de gemachtigde van klager van 27 juli 2010 met de bijlagen;

- de brief van de gemachtigde van verweerder van 16 november 2010 met de

bijlage;

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 18 januari 2011 behandeld. Partijen en hun raadslieden waren aanwezig. Tevens waren aan de zijde van klaagster E en

F aanwezig.

2. De feiten

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. Klaagster is de moeder van G (hierna: de patiënt).

2.2. Verweerder is huisarts te D. Patiënt stond sinds maart 1993 in de praktijk van verweerder ingeschreven.

2.3. Op 10 april 2008 heeft patiënt het spreekuur van verweerder bezocht. De door verweerder in het medisch dossier van patiënt gemaakte aantekeningen van dat bezoek vermelden het volgende:

10-04-2008

S sinds enkele dgn alg malaise en nachtzweten

O rhinitis longen gb

E atypische luchtweg infectie

P zithromax

2.4. In de middag van 12 april 2008 heeft patiënt zich met kortademigheid en pijn op de borst bij de Spoedeisende Hulp van H gemeld. Kort na aankomst heeft patiënt een hartstilstand gekregen. Na een uitgebreide reanimatie is patiënt die dag om 17.08 uur overleden.

2.5. Op 14 april 2008 is bij patiënt een obductie uitgevoerd. Een naar aanleiding daarvan door I, cardioloog, opgestelde evaluatie vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:

Al met al een patiënt met een hartinfarct onderwand ten gevolge van afsluiting van de rechter kransslagader, waarbij een vaatontsteking van niet bekende origine de oorzaak lijkt. Als complicatie acute stuwing van longen en buikorganen, een teken van ernstig en duurzaam falen van de circulatie. De rol van de aortakleplekkage en nierinsufficiëntie zijn in dat kader moeilijk te duiden.

De reanimatie werd gestaakt na herhaald vaststellen van inadequate circulatie bij normale ritmes, afgewisseld met asystolie en ventrikelfibrilleren, ondanks uitgebreide reanimatie.

3. De klacht en het standpunt van klaagster

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat bij verweerder bekend was dat patiënt een bodybuilder was en anabole steroïden gebruikte. Anabole steroïden verhogen het risico op bijvoorbeeld een hartaanval of leverfalen. Patiënt heeft zich op 10 april 2008 met pijn op de borst, uitstralend naar de linkerarm en nek op het spreekuur van verweerder gemeld. Deze klachten zijn klassiek voor een acuut probleem bij het hart. Gelet hierop en gelet op het feit dat bij verweerder bekend was dat patiënt door het gebruik van anabole steroïden gebruik een verhoogd risico had op hartfalen, heeft verweerder onvoldoende onderzocht wat er met patiënt aan de hand was, aldus klaagster.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college

5.1. In geschil is de vraag of verweerder tijdens het consult op 10 april 2008 adequaat heeft gereageerd op de klachten van patiënt. Voor de beoordeling daarvan is onder meer van belang welke lichamelijke klachten patiënt op 10 april 2008 aan verweerder heeft gemeld. Volgens klaagster is patiënt met pijn op de borst, uitstralend naar de linkerarm en nek naar het spreekuur van verweerder gegaan. Volgens verweerder heeft patiënt zich op het spreekuur gemeld met klachten van algehele malaise. Patiënt moest hoesten, was vermoeid en had last van nachtzweten. Zijn spieren deden pijn en patiënt had lood in de benen bij het traplopen. Volgens verweerder had patiënt geen koude rillingen, noch was hij benauwd. Evenmin heeft patiënt tijdens het consult klachten van pijn op de borst, uitstralend naar de linkerarm geuit, aldus verweerder.

5.2. Nu verweerder betwist dat patiënt tijdens het consult klachten van pijn op de borst, uitstralend naar de linkerarm, heeft geuit en klaagster bovendien niet bij dat consult aanwezig is geweest, kan niet worden vastgesteld wat er tijdens dit consult precies is gezegd. Dat heeft tot gevolg dat, nu de verklaringen van de partijen tegenover elkaar staan, aan het standpunt van de één niet meer geloof kan worden gehecht dan aan dat van de ander, tenzij uit de verklaringen van anderen dan partijen en/of andere bewijsmiddelen moet worden afgeleid dat één van de partijen het gelijk aan zijn zijde heeft. Een ondersteunend bewijsmiddel voor de stelling van klaagster zouden de op 10 april 2008 door verweerder gemaakte aantekeningen in het medisch dossier van patiënt kunnen zijn. Uit die aantekeningen blijkt echter evenmin dat patiënt tijdens het consult klachten van pijn op de borst, uitstralend naar de linkerarm heeft geuit. Integendeel, de aantekeningen van verweerder melden juist dat patiënt “sinds enkele dgn alg malaise en nachtzweten” als lichamelijke klachten naar voren heeft gebracht. Gelet hierop heeft het college geen aanwijzingen dat de verklaring van verweerder op dit punt onjuist is.

5.3. Klaagster heeft verder in haar repliek van 23 februari 2010 nog gesteld dat verweerder in een telefoongesprek kort na het overlijden van patiënt aan haar heeft gemeld dat hij tijdens het consult op 10 april 2008 bij patiënt een “hartruis” had gehoord. Ook vanwege het horen van deze ruis had verweerder patiënt door moeten sturen, aldus klaagster. Verweerder heeft die lezing echter betwist. Hij stelt dat hij in dat telefoongesprek heeft gezegd dat hij bij patiënt zelfs “geen hartruis” had gehoord. Nu de verklaringen van partijen ook op dit punt tegenover elkaar staan en in de door verweerder op

10 april 2008 gemaakte aantekeningen geen melding wordt gemaakt van een hartruis bij patiënt, heeft het college ook op dit punt onvoldoende aanwijzingen dat de verklaring van verweerder onjuist is. De door klaagster overgelegde verklaringen van F van

27 juni 2010 en E van 19 juni 2010, voornoemd, maken dat niet anders. Allereerst blijkt uit de verklaring van E dat zij niet bij het telefoongesprek tussen klaagster en verweerder aanwezig is geweest. Nu deze verklaring niet berust op eigen waarnemingen van E kan daaraan geen zelfstandige betekenis toegekend worden. Voorts wordt in de verklaring van F weliswaar de lezing van klaagster over de inhoud van het telefoongesprek met verweerder bevestigd, maar dit laat onverlet dat sprake is van tegenstrijdige verklaringen, nu beiden de door verweerder gestelde mededeling, inhoudend dat hij zelfs “geen hartruis” had gehoord, verkeerd kunnen hebben verstaan of begrepen.

5.4. Ten aanzien van de stelling van klaagster dat verweerder, vanwege het bij hem bekende anabole steroïden gebruik door patiënt, ook bij de door patiënt geuite klachten over algemene malaise en nachtzweten extra alert had moeten zijn op een mogelijke cardiale oorzaak van die klachten, wordt overwogen dat verweerder in reactie daarop heeft verklaard, dat hij zich terdege bewust was van het gebruik van anabole steroïden door de patiënt, maar dat er bij anamnese en lichamelijk onderzoek geen enkele verdenking bestond op een acute cardiale aandoening. Nu, zoals hiervoor onder 5.2. is overwogen, niet is komen vast te staan dat patiënt de pijn op de borst en de uitstraling van die pijn naar de linkerarm tijdens het consult aan verweerder heeft gemeld en uit de overgelegde stukken evenmin blijkt dat er tijdens het consult voor verweerder andere signalen zijn geweest op grond waarvan verweerder extra alert had moeten zijn op een naderend hartfalen, kan niet worden geoordeeld dat verweerder op basis van de hem gepresenteerde klachten met het voorschrijven van antibiotica in de gegeven omstandigheden onvoldoende adequaat heeft gehandeld.

5.5. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.

Aldus gewezen op 18 januari 2011 door:

mr. T.L. de Vries, voorzitter,

R. Vogelenzang en M. Bakker, leden-arts,

mr. P.J. van Vliet, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 15 maart 2011 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. T.L. de Vries, voorzitter

w.g. P.J. van Vliet, secretaris