ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG0903 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/145T

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG0903
Datum uitspraak: 08-02-2011
Datum publicatie: 08-02-2011
Zaaknummer(s): 2009/145T
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   09/145T: Klager verwijt verweerder dat hij tijdens het verwijderen van element 14 de naastgelegen kies heeft beschadigd en hem voorts niet heeft geïnformeerd dat hij dit element zou verwijderen. Waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 6 mei 2009 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

gemachtigde mr. E. Karl, advocaat te Amsterdam,

tegen

C,

tandarts,

wonende te D,

thans werkzaam te E,

v e r w e e r d e r;

gemachtigde mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure.

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift;

-                     het aanvullend klaagschrift;

-                     het antwoord met bijlagen;

-                     de repliek;

-                     de dupliek;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

-                     proces-verbaal van het op 15 februari 2010 gehouden mondeling vooronderzoek;

-                     faxbericht van klager binnengekomen op 12 april 2010;

-                     brief van verweerder met USB Data stick binnengekomen op 23 april 2010.

De klacht is op 14 december 2010 ter openbare terechtzitting behandeld.

Partijen, klager vergezeld door mr. Karl en verweerder vergezeld door mr. De Jong, waren aanwezig.

2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

Klager is op 6 februari 2009 voor een eerste consult bij verweerder geweest, die destijds als tandarts werkzaam was te B. Na uitgebreid onderzoek is een vervolgafspraak gemaakt voor 19 februari 2009. Op de patiëntenkaart van klager heeft verweerder over het consult van 6 februari 2009 geschreven:

‘dig mondfotos+ X solos/ tsu polijsten/verwijderen diep carieuze 14/gemutileerde restdentitie dpsi score 0 / evalueren voor rehabilitatie met implantaten/ sinusbodemelevatie R/ implantaten 14 16 17 24 36 46/ inlays 27 44 47/ totaalkostenbegroting maken+bespreken met patient. Afspraak maken voor verwijderen 14’

Op 19 februari 2009 heeft verweerder bij klager getracht de 14 te verwijderen. In het verleden was een endodontische behandeling en waarschijnlijk een apexresectie aan dit element uitgevoerd. Bij het verwijderen van de 14 is het element afgebroken en heeft verweerder de behandeling voortgezet in zijn chirurgie kamer. Tijdens zijn chirurgische ingreep is een restant van de wortel van dit element in de kaak achtergebleven. Verweerder heeft tijdens en na deze behandeling meerdere röntgenfoto’s gemaakt. Na afloop is klager door verweerder gerustgesteld.

Op de patiëntenkaart van klager is over het consult op 19 februari 2009 onder het kopje notities voor zover hier van belang het volgende opgenomen:

’(…) behandelverslag; ultracain ds forte 2 carp. 14 extractie. element afgebroken. verhuisd naar OK chirurgie om restwortel chirurgisch te verwijderen. vanwege ankylose met chirurgische boor wortel verwijderd. vanwege zeer weinig ruimte laatste apicale gedeelte besloten te laten zitten. patient gerustgesteld weinig consequentie. (…)’

Verder staat onder het kopje behandelplan over de behandeling van 19 februari 2009:

‘14 moeizaam verwijderbaar; element broos/afgebroken/restwortel verwijderd met chirurgische boor. Vicryl overhecht/pat retour voor nacontrole.’

Na de ingreep op 19 februari 2009 heeft verweerder aan klager een briefje meegegeven om bij de receptie een vervolgafspraak te maken voor controle na 7 tot 10 dagen.

Deze vervolgafspraak heeft op 20 maart 2009 plaatsgevonden. Bij deze controle is geen röntgenfoto gemaakt. Op de patiëntenkaart van klager staat bij deze dag vermeld:

‘nacontrole; goede wondgenezing. Bespreken vervolgtraject. patient maakt afspraak.’

Klager is vervolgens vanwege aanhoudende pijnklachten voor een second opinion naar een andere tandarts gegaan. Bij die tandarts heeft klager te horen gekregen dat het buurelement van de 14 was beschadigd en dat een gedeelte van de apicale vulling van de 14 in de kaak was achtergebleven.

3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder is tekort geschoten in zijn zorg jegens klager door bij het verwijderen van de 14 op 19 februari 2009 een gedeelte van de vulling in de kaak achter te laten en een buurelement te beschadigen. Klager heeft daaraan toegevoegd dat verweerder zonder klager daarvan op de hoogte te stellen tot het verwijderen van de 14 is overgegaan.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

Vooropgesteld wordt dat hier niet kan worden vastgesteld of, zoals klager stelt, verweerder tot het verwijderen van de 14 is overgegaan zonder klager daarvan op de hoogte te stellen. Volgens klager kwam hij op 19 februari 2009 bij verweerder om het behandelplan met betrekking tot het eventueel plaatsen van implantaten en de kosten daarvan te bespreken. Dat op 19 februari 2009 de 14 werd verwijderd kwam voor hem als een volslagen verrassing. Verweerder heeft dit gemotiveerd bestreden. Volgens verweerder heeft hij op 6 februari 2009 met klager afgesproken om bij de vervolgafspraak op 19 februari 2009 het behandelplan en de kosten te bespreken, maar ook om dan meteen de diep carieuze 14 te verwijderen, zoals hij ook op de patiëntenkaart heeft genoteerd.

Nu partijen op dit punt geheel tegenstrijdig hebben verklaard kan hier niet als vaststaand worden aangenomen dat klager het gelijk aan zijn zijde heeft.

Wel is het college van oordeel dat verweerder te voortvarend te werk is gegaan door nog voordat er overeenstemming bestond over het behandelplan en de kosten over te gaan tot het verwijderen van de 14. Klager had immers geen klachten aan de 14 zodat er geen enkele reden voor een dergelijke spoedbehandeling bestond. Verweerder had dan ook kunnen wachten met het verwijderen van de 14 tot het totale behandelplan gereed was en klager, op de hoogte van de daaraan verbonden kosten, voor de uitvoering van het behandelplan toestemming had gegeven.

Verweerder heeft erkend dat hij bij het verwijderen van de 14 een gedeelte van de wortel in de kaak heeft achtergelaten. Hij heeft daarvoor ter zitting als verklaring gegeven dat de behandeling moeizaam verliep en hij klager niet langer wilde belasten. Volgens verweerder heeft hij daarbij laten meewegen dat klager voornemens was om implantaten te plaatsen zodat het verwijderen van het achtergebleven gedeelte ook op een later moment nog zou kunnen plaatsvinden.

Het college is van oordeel dat verweerder op dit punt jegens klager niet de zorg heeft betracht die van hem verwacht had mogen worden. Verweerder had rekening moeten houden met de mogelijkheid dat het achtergebleven restant van de wortel voor problemen zou kunnen zorgen, zoals het veroorzaken van een ontsteking. Dit met name gezien het feit dat het een non-vitaal (endodontisch behandeld) element betrof waaraan in het verleden waarschijnlijk een apexresectie was uitgevoerd. Bovendien blijkt uit het behandelplan dat verweerder voornemens was op deze locatie een implantaat te plaatsen. Aangezien het verweerder, ondanks zijn ervaring en inspanningen, niet gelukt was om de wortelrest te verwijderen had het dan ook op zijn weg gelegen om klager daarvoor te verwijzen naar een kaakchirurg. Daar komt nog bij dat niet gebleken is dat verweerder klager na de ingreep expliciet geïnformeerd heeft over het achtergebleven gedeelte, en de (mogelijke) consequenties en risico’s daarvan, hetgeen als onzorgvuldig moet worden aangemerkt. Geconcludeerd wordt dan ook dat de klacht op dit onderdeel gegrond is.

Ten aanzien van de beschadiging van het buurelement wordt het volgende overwogen.

Het college volgt verweerder in zijn standpunt dat het hier om een oppervlakkige beschadiging gaat die hem, gelet op de omstandigheden, niet tuchtrechtelijk kan worden verweten. Bij dit soort ingrepen, waarbij in dit geval ook nog eens sprake was van een anatomische beperking omdat de elementen dicht op elkaar zaten, bestaat nu eenmaal de kans dat daarbij een buurelement wordt beschadigd, zoals bij klager kennelijk is gebeurd. Gelet op de mate van beschadiging kan bovendien niet worden gezegd dat voor zover klager nog pijnklachten heeft, deze klachten aan de beschadiging te wijten zijn. Gezien het voorgaande wordt dit klachtonderdeel ongegrond geacht.

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij op grond van artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens klager had behoren te betrachten.

De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.

Aldus gewezen op 14 december  2010 door:

mr. T.L de Vries, voorzitter,

E.C. Koel, F.S. Kroon, H.C. van Renswoude, leden-tandarts,

mr. C.E. Polak, lid-jurist,

mr. B.P.W. Busch, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 8 februari 2011 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. T.L. de Vries, voorzitter

w.g. B.P.W. Busch, secretaris