ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG0805 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/333

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG0805
Datum uitspraak: 04-01-2011
Datum publicatie: 04-01-2011
Zaaknummer(s): 2009/333
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Klager verweet de internist dat hij als behandelend arts van klagers ex-echtgenote een schriftelijke verklaring heeft afgegeven, waardoor klager in een juridische procedure nadeel heeft ondervonden. De internist heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het college achtte de klacht gegrond en oordeelde dat de internist als behandelend arts van klagers ex-echtgenote met zijn brief had gehandeld in strijd met de richtlijnen van de KNMG inzake het omgaan met medische gegevens. Het college heeft de internist de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 2 november 2009 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

internist,

wonende te D,

v e r w e e r d e r,

gemachtigde mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure.

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met de bijlagen;

-                     het aanvullende klaagschrift;

-                     het verweerschrift met bijlagen;

-                     de repliek;

-                     de dupliek;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

-                     de pleitnotities van klager en van mr. O.L. Nunes, door hem, namens verweerder, overgelegd ter terechtzitting. 

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting behandeld van 9 november 2010. Partijen waren aanwezig. Verweerder werd bijgestaan door mr. O.L. Nunes, advocaat te Utrecht.

2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.

Verweerder is als internist verbonden aan E te B. De ex-echtgenote van klager is bij verweerder onder controle in verband met een langdurige HIV infectie.

2.2.

Sedert de echtscheiding huurt de ex-echtgenote van klager de voormalige echtelijke woning. Klager is met zijn ex-echtgenote verwikkeld in een gerechtelijke procedure waarin hij de rechter heeft verzocht de huurovereenkomst met zijn ex-echtgenote te ontbinden om zelf in de voormalige echtelijke woning te kunnen gaan wonen.

2.3.

De advocaat van klagers ex-echtgenote heeft zich per mail van 9 juli 2008 via de HIV consulente van het ziekenhuis tot verweerder gewend met het volgende verzoek:

“Met toestemming van cliënte, ..., wordt via u, haar arts, verzocht mij een schriftelijke verklaring te zenden waaruit zou moeten blijken dat cliënte ziek is, hoe ernstig dat is en dat het ongewenst, of zelfs onacceptabel zou zijn als zij de steun van haar huisgenoten in de toekomst zal moeten missen.

Hoe groot is het belang van cliënte om te kunnen blijven wonen waar zij woont?

In verband met de procedure dien ik de brief voor 3 augustus a.s. in mijn bezit te hebben.”

In antwoord daarop schrijft verweerder aan de advocaat van klagers ex-echtgenote, voor zover ten deze van belang, als volgt bij brief van 31 juli 2008:

“Naar aanleiding van uw verzoek om inlichtingen betreffende uw cliënte mevrouw ..., geboren: ... kan ik u het volgende mededelen. Zij is bij mij onder controle in verband met een langdurige hiv-infectie (vermoedelijke infectie 1986) waarop zij gestart is met antiretrovirale therapie in 1995 en waarbij er daarna een aantal keren sprake is geweest van een medicatieswitch in verband met bijwerkingen. Door het gebruik van monotherapie voor 1996 is er resistentievorming opgetreden wat de mogelijkheden tot medicatieswitch voor de toekomst beperkt.

Het vergaat haar wisselend. Door de huidige medicatie die zij gebruikt ervaart zij periodes waarin het regelmatig lichamelijk minder gaat. Zij heeft onder andere veel last van vermoeidheid en daarbij ook stemmingswisselingen die daar mede een oorzaak van kunnen zijn. Dit varieert van goede dagen tot ook wel zeer sombere dagen waarbij ook geheugenproblemen een rol spelen. Daarnaast zijn het langdurig hiv-geïnfecteerd zijn en medicatiegebruik van invloed hierop. Zij ondervindt veel steun van een goede vriendin in haar directe omgeving. Ik sluit niet uit dat een verandering van de woonsituatie tot problemen zou kunnen leiden of een ongewenste verstoring van het evenwicht zou kunnen veroorzaken.

Ik hoop u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd.

2.4.

Bij vonnis van de Rechtbank B, sector kanton van 10 juli 2009 heeft de kantonrechter de vordering van klager tot ontbinding van de huurovereenkomst met zijn ex-echtgenote afgewezen. In het kader van de discussie tussen klager en zijn ex-echtgenote over de mogelijkheid voor haar passende andere woonruimte te verkrijgen, heeft de kantonrechter onder meer overwogen:

“Een bijkomende reden om bij de vraag naar de passendheid van andere woonruimte rekening te houden met de aanwezigheid van ...,. is de opvatting van de behandelend internist van ..., C, namelijk dat hij niet uitsluit dat “een verandering van de woonsituatie tot problemen zou kunnen leiden of een ongewenste verstoring van het evenwicht zou kunnen veroorzaken”. De kantonrechter concludeert dat van passende andere woonruimte voor ... in de hier boven genoemde zin niet is gebleken.”.

3. Het standpunt van klager en de klacht.

Klager verwijt verweerder, kort samengevat, dat deze als behandelend internist van zijn ex-echtgenote met zijn brief aan haar advocaat van 31 juli 2008 een schriftelijke verklaring heeft afgegeven waarin een waardeoordeel is opgenomen met betrekking tot de geschiktheid van klagers ex-echtgenote tot verandering van de woonsituatie. Klager is van mening dat verweerder zich van een zodanige verklaring had moeten onthouden, waarbij klager ter onderbouwing van dat standpunt verwijst naar de richtlijnen van de KNMG inzake het omgaan met medische gegevens.

4. Het standpunt van verweerder.

 Verweerder is van mening dat zijn brief van 31 juli 2008 slechts feitelijke en objectieve medische informatie over zijn patiënte bevat die is verstrekt met haar toestemming, de brief behoorlijk gemotiveerd is en zich beperkt tot het terrein van zijn specifieke deskundigheid en geen waardeoordeel bevat en derhalve niet kan worden aangemerkt als een geneeskundige verklaring in de zin van de richtlijnen inzake het omgaan met medische gegevens van de KNMG.

Voor zover de brief wel een waardeoordeel zou bevatten en moet worden aangemerkt als een geneeskundige verklaring in de zin van voormelde richtlijnen is het afgeven daarvan onder de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, omdat de brief de behandeling en begeleiding van de ex-echtgenote van klager diende.

5. De overwegingen van het college.

5.1.

Het college stelt voorop, dat een geneeskundige verklaring een schriftelijke verklaring is die door een arts is opgesteld, waarin deze, meestal op verzoek van een patiënt, een op medische gegevens gebaseerd waardeoordeel geeft met betrekking tot de patiënt en diens gezondheidstoestand. De arts doet dit met de bedoeling of in de wetenschap dat deze verklaring aan een derde wordt verstrekt die deze nodig heeft om een beslissing te nemen op een verzoek van de patiënt.

Een geneeskundige verklaring bevat een op medische gegevens gebaseerd waardeoordeel. Het geven van een waardeoordeel, dat een ander doel dient dan behandeling/begeleiding, moet objectief en deskundig gebeuren en derhalve door een onafhankelijke arts die deskundigheid heeft op het gebied waarop de vraagstelling zich afspeelt. Een diagnose wordt over het algemeen niet gezien als een waardeoordeel, een prognose over het algemeen wel. Een behandelend arts wordt niet geacht objectief te zijn ten opzichte van zijn patiënt. Hij beschikt bovendien meestal niet over de specifieke deskundigheid die nodig is voor het geven van een waardeoordeel. (Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, 11 november 2008, 2008/129).

5.2.

Anders dan verweerder is het college van oordeel, dat verweerders brief van 31 juli 2008, met name waar het betreft de laatste volzin van die brief, een geneeskundige verklaring is in bovenbedoelde zin. Door aan te geven dat hij niet uitsluit dat een verandering van de woonsituatie tot problemen zou kunnen leiden of een ongewenste verstoring van het evenwicht zou kunnen veroorzaken bij klagers ex-echtgenote geeft verweerder immers een (waarde)oordeel dat kennelijk een ander doel dient dan de behandeling en/of begeleiding van klagers ex-echtgenote. Verweerder beperkt zich in zijn brief niet alleen tot het verstrekken van medische gegevens met betrekking tot de gezondheidstoestand van klagers ex-echtgenote, doch beantwoordt in zijn brief expliciet de vraag van haar advocaat in het kader van een gerechtelijke procedure hoe groot het belang van klagers ex-echtgenote is om te kunnen blijven wonen waar zij woont. Daaraan doet niet af dat verweerder bij de formulering van zijn oordeel bewoordingen heeft gebruikt waaruit kan worden afgeleid dat het niet zeker is dat de door verweerder geschetste gevolgen van verandering van de woonsituatie zich ook met zekerheid zouden voordoen.

5.3.

Het college is dan ook van oordeel dat verweerder als behandelend arts van klagers ex-echtgenote met zijn brief van 31 juli 2008, in het bijzonder met de laatste volzin van die brief, heeft gehandeld in strijd met de richtlijnen van de KNMG inzake het omgaan met medische gegevens en acht de klacht derhalve gegrond.                          

5.4.

De conclusie van het voorgaande is dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 Wet BIG jegens klager had behoren te betrachten.

De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerder.

Aldus gewezen op 9 november 2010 door:

mr. T.L. de Vries, voorzitter,

J. van Asma, dr. J. Bellaar Spruyt en dr. A.J. Goverde, leden-arts,

mr. E.W.M. Meulemans, lid-jurist,

mr. P.J. van Vliet, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 4 januari 2011 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. T.L. de Vries, voorzitter

w.g. P.J. van Vliet, secretaris