ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG0803 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2009/405

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2011:YG0803
Datum uitspraak: 04-01-2011
Datum publicatie: 04-01-2011
Zaaknummer(s): 2009/405
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Klager verweet de sportarts dat zij een verkeerde diagnose had gesteld, waardoor klager een verkeerde behandeling is geadviseerd en hij onnodig pijn had geleden en een groot risico op permanent letsel had gelopen. De klacht heeft voorts betrekking op de wijze van afhandeling van klagers brief aan de klachtencommissie. De arts heeft de klacht gemotiveerd betwist. Het college achtte het eerste klachtonderdeel gegrond. De toename van de pijnklachten bij klager en de omstandigheid dat Paracetamol, Ibuprofen of Tramadol geen verlichting van de pijn gaven hadden voor de sportarts voldoende aanwijzingen moeten zijn dat een radiculaire oorzaak van de pijn niet afdoende was uitgesloten. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel oordeelde het college klager niet-ontvankelijk in zijn klacht. Het college heeft de sportarts de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

TE AMSTERDAM

Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 31 december 2009 binnengekomen klacht van:

A,

wonende te B,

k l a g e r,

tegen

C,

sportarts,

wonende te D,

werkzaam te B,

v e r w e e r s t e r,

gemachtigde mr. E.P. Haverkate, verbonden aan Stichting VvAA Rechtsbijstand te Utrecht.

1. Het verloop van de procedure.

Het college heeft kennisgenomen van:

-                     het klaagschrift met bijlage;

-                     het aanvullende klaagschrift met bijlagen;

-                     het verweerschrift met bijlagen;

-                     de repliek;

-                     de dupliek;

-                     de correspondentie betreffende het vooronderzoek;

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord.

De klacht is ter openbare terechtzitting van 9 november 2010 behandeld. Klager is ter terechtzitting niet verschenen. Verweerster is ter terechtzitting verschenen en werd daarbij bijgestaan door mr. Haverkate.

2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.

Verweerster is als sportarts verbonden aan de afdeling Sportgeneeskunde B van E te B.

2.2.

Klager is op 22 april 2009 zittende op een racefiets tegen een boom aangereden en gevallen. Na het ongeval heeft klager pijnklachten aan nek en schouder gekregen waarvoor hij zich tot een fysiotherapeut heeft gewend. Omdat de klachten aanhielden en zowel de behandelend fysiotherapeut als de huisarts daarvoor geen verklaring konden geven, heeft de huisarts klager vervolgens verwezen naar een sportarts. De verwijsbrief van de huisarts vermeldt, voor zover hier van belang:

Graag medebeoordeling bovengenoemde patient in verband met hevige onbegrepen klachten nek/schouder.

2.3.  

Op 3 juli 2009 is klager door verweerster gezien op de polikliniek van het ziekenhuis.

Naar aanleiding daarvan heeft verweerster klager bij brief van 8 juli 2009 verwezen naar F, neuroloog. De brief van 8 juli 2009 van verweerster vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:

Medicatie: paracetamol, Ibuprofen en Tramadol

Anamnese : (…) De pijn trekt vanuit de nek naar de bovenarm. Ook is er een doof/stijf gevoel van alle vingers, welke komt en gaat. De kracht in de armen is goed. Hoesten, niezen en persen geeft meer pijn in de schouders. De pijn verplaatst zich af en toe en is niet continue aanwezig. De pijn verergert bij het op de wielrenfiets zitten en bij voorover hangen. De pijn wordt minder bij plat liggen in bed. Patient wordt ’s nachts soms wakker van de pijn. (…) Er zijn foto’s gemaakt van de cervicale wervelkolom en de schouder. Bij de schouder werden geen afwijkingen gevonden. (…) Patient is onder behandeling van G. Heeft hier oefeningen gedaan en massage gekregen van de nek en schouders. De fysieke beperking is hierdoor verminderd. Op de pijn had dit echter geen effect. Paracetamol en Ibuprofen bieden geen verlichting van de pijn. Tramadol biedt kortdurend verlichting.           

(…)

Conclusie en adviezen: er lijkt sprake te zijn van pseudoradiculaire klachten. In verband met verergering van de pijn bij hoesten, niezen en persen en bij racefietshouding is patiënt verwezen voor nader onderzoek naar de neuroloog. MRI-afspraak is gemaakt.

(…)  

Patient zal een logboek bijhouden de komende weken en zal onder begeleiding van G optrainen; met name de algemene conditie, de schoudergordel maar ook de stabiliteit. Na uitslag van de neuroloog kan waarschijnlijk de mobilisatie van de cervicale wervelkolom weer worden hervat. Controle over ongeveer 1 maand .

2.4.

Kort na het onderzoek door verweerster is klager met zijn gezin op vakantie naar Frankrijk gegaan. Klager heeft die vakantie vanwege pijnklachten afgebroken.  

2.5.

Op 31 juli 2009 is klager onderzocht door H, neuroloog. In een brief van 3 augustus 2009 aan de huisarts van klager heeft H het volgende, voor zover hier van belang, over de uitkomsten van dat onderzoek meegedeeld:

MRI-CWK : d.d. 30-7-2009: ernstige afwijkingen in de zin van een grote mediane HNP C4-C5 met uitgesproken compressie en vervorming van het myelum, met verdenking van enige myelopathie van het hogere niveau. Ook een wat minder uitgesproken rechts paramediane discusprotrusie t.h.v. C5-C6 met enige vervorming van het myelum. (…)

Conclusie: HNP C4-C5 met myelumcompressie, in mindere mate HNP C5-C6.

2.6.  

Op 17 augustus 2009 is klager in het kader van een second opinion onderzocht door

I, als neurochirug verbonden aan J te K. I heeft naar aanleiding daarvan geconcludeerd dat er bij klager een duidelijke operatie-indicatie bestaat. Klager is vervolgens op 9 september 2009 in J geopereerd aan een dubbele nekhernia. 

2.7.

In augustus 2009 heeft klager een factuur van de afdeling Sportgeneeskunde B ontvangen voor het consult bij verweerster. In een brief van 19 september 2009 heeft klager meegedeeld dat verweerster op 3 juli 2009 een verkeerde diagnose heeft gesteld en dat hij in verband daarmee weigert de factuur te voldoen. Verweerster heeft die brief aan de Raad van Bestuur van E doorgezonden.

2.8.

Bij brief van 12 november 2009 heeft L, secretaris van de Raad van Bestuur van E , aan klager meegedeeld dat niet geconcludeerd kan worden dat de diagnose van verweerster apert onjuist is geweest.     

3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat:

3.1. de diagnose van verweerster op 3 juli 2009 onzorgvuldig is geweest, waardoor klager een verkeerde behandeling is geadviseerd en hij onnodig ernstige pijnen heeft geleden en een groot risico op ernstig en permanent lichamelijk letsel heeft gelopen;

3.2. de klachtencommissie van E merkwaardig met de klacht van klager is omgegaan.

4. Het standpunt van verweerster.

Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

5.1. De primaire klacht van klager komt er op neer dat verweerster tijdens het door haar op 3 juli 2009 verrichte onderzoek en de daarbij gestelde diagnose heeft gemist dat de oorzaak van de klachten bij klager was gelegen in een nekhernia. Verweerster heeft niet betwist dat zij toen die diagnose niet heeft gesteld. Haar verweer komt er op neer dat daarvoor geen aanwijzingen waren en dat zij daarom tot de conclusie is gekomen dat bij klager sprake was van pseudoradiculaire klachten. Daarin wordt verweerster door het college niet gevolgd. Met name de toename van de pijnklachten bij klager bij druk verhogende elementen en de omstandigheid dat noch Paracetamol, Ibuprofen of Tramadol verlichting van de pijn gaven hadden voor verweerster voldoende aanwijzingen moeten zijn dat een radiculaire oorzaak van de pijn niet afdoende was uitgesloten. Het advies aan klager om meer te gaan sporten was in het licht daarvan dan ook onjuist. Aannemelijk is dat, zoals door klager gesteld, het opvolgen van dit advies tot toename van de pijnklachten zal hebben geleid. Weliswaar heeft verweerster klager tevens verwezen voor een MRI-scan, maar gelet op de door verweerster gestelde diagnose van pseudoradiculaire klachten is niet onaannemelijk dat die verwijzing, zoals ook door klager gesteld, enkel het gevolg is van aandringen van klager op een dergelijke scan. Gelet hierop is het college van oordeel dat verweerster op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld en dat de primaire klacht van klager gegrond is. 

5.2.  Ten aanzien van de tweede klacht wordt overwogen dat die klacht niet is gericht tegen verweerster persoonlijk maar tegen de wijze van afhandeling van de brief van klager van 19 september 2009 door de klachtencommissie dan wel het bestuur van het ziekenhuis waar verweerster werkzaam is. Hoewel het college met verbazing kennis heeft genomen van het feit dat bij die procedure door de klachtencommissie geen hoor en wederhoor is toegepast, heeft het college geen aanwijzingen dat verweerster enige directe betrokkenheid heeft gehad bij de wijze van afhandeling van de in voormelde brief door klager geuite klacht. Nu de klacht zich niet tegen het handelen van verweerster persoonlijk richt, is klager in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk.

5.3. De conclusie van het voorgaande is dat de primaire klacht gegrond is en dat verweerster daarbij heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens haar patiënt had behoren te betrachten. De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.

6. De beslissing.

Het Regionaal Tuchtcollege waarschuwt verweerster.

Aldus gewezen op 9 november 2010 door:

mr. T.L. de Vries, voorzitter,

J. van Asma, dr. J. Bellaar Spruyt en dr. A.J. Goverde, leden-arts,

mr. E.W.M. Meulemans, lid-jurist,

mr. P.J. van Vliet, als secretaris,

en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 4 januari 2011 door de voorzitter in aanwezigheid van de secretaris.

w.g. T.L. de Vries, voorzitter

w.g. P.J. van Vliet, secretaris