ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1762 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.145

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1762
Datum uitspraak: 15-12-2011
Datum publicatie: 02-02-2012
Zaaknummer(s): c2011.145
Onderwerp: Onvoldoende informatie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: .

                                                                                                                      C2011.145

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.145 van:

A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

C., huisarts, werkzaam te B., verweerder in beide instanties.

1.         Verloop van de procedure

A. – hierna: klaagster - heeft op 17 augustus 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle tegen C. – hierna: de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 17 februari 2011, onder nummer 158/2010 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De huisarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. Van de zijde van klaagster is nog een brief van 1 oktober 2011 ontvangen. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tucht­college van 18 oktober 2011, waar klaagster en de gemachtigde van verweerder zijn verschenen. Verweerder was verhinderd wegens ziekte, aldus zijn gemachtigde.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:

“2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster was sinds enkele jaren patiënt in de praktijk van verweerder. Op

31 mei 2010 heeft klaagster, middels een daarvoor bestemd formulier, bezwaar gemaakt tegen het opnemen van gegevens in het Open Zorg Informatiesysteem Dienstwaarneming Huisartsen regio D.. Zij overhandigde dit verzoek aan de waarnemend huisarts in de praktijk van verweerder. Verweerder heeft dit verzoek ingewilligd. Hij stuurde klaagster geen schriftelijke bevestiging, zoals vermeld in het formulier. Bij brief van 10 juni 2010 aan verweerder verzocht klaagster verweerder haar een kopie van haar volledige medische dossier op te sturen. Klaagster heeft verder in die brief aangegeven dat zij voor een andere huisarts heeft gekozen en verzocht verweerder haar dossier naar de nieuwe huisarts te sturen. Ten slotte verzocht klaagster in die brief om een schriftelijke bevestiging van haar bezwaar van

31 mei 2010. Verweerder heeft per omgaande het dossier van klaagster (digitaal) naar de nieuwe huisarts gestuurd. Daarop diende klaagster op 17 augustus 2010 de onderhavige klacht in.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij haar geen schriftelijke bevestiging heeft gestuurd naar aanleiding van haar bezwaar van 31 mei 2010 en dat hij haar geen afschrift heeft gestuurd van haar medische dossier.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij de gang van zaken betreurt. Hij is direct aan klaagsters bezwaar/verzoek van 31 mei 2010 tegemoet gekomen. Hij heeft klaagster daarvan echter geen schriftelijke bevestiging gestuurd. Het was hem ontgaan dat klaagster deze zou moeten ontvangen. Verweerder voert in dat verband aan dat het de eerste keer was dat een dergelijk verzoek hem bereikte.

Wat betreft de brief van 10 juni 2010 voert verweerder aan dat hij per omgaande het dossier (digitaal) aan de nieuwe huisarts heeft gestuurd. Hij ging ervan uit dat die huisarts vanaf dat moment klaagsters huisarts was en dat klaagster bij haar de gegevens kon opvragen. Verweerder betreurt de gang van zaken maar voert aan dat een telefoontje naar hem of de assistente de klacht wellicht had kunnen voorkomen.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1 Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2 Het Bezwaarformulier tegen het opnemen van gegevens in het Open Zorg Informatiesysteem Dienstwaarneming Huisartsen regio D. vermeldt dat betrokkene van de huisarts een schriftelijke bevestiging krijgt van het verzoek tot bezwaar. Verweerder heeft dit niet gedaan. Hij geeft aan dat hem dit was ontgaan. Het college is, gelet op de vermelding op het formulier, van oordeel dat het beter was geweest als verweerder deze bevestiging wel had gestuurd maar dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door dat niet te doen geen sprake is.

5.3 Met betrekking tot de brief van 10 juni 2010 overweegt het college het volgende.

Het doorsturen van het patiëntendossier naar de nieuwe huisarts betreft in feite, zo blijkt uit het proces-verbaal van het vooronderzoek, het aangeven in het (elektronisch) dossier wie de huisarts van patiënte is. Dit is onmiddellijk na ontvangst van de brief van 10 juni 2010 gedaan. Op de twee andere punten in die brief, het sturen van een afschrift van het dossier aan klaagster en het sturen van een schriftelijke bevestiging van het bezwaar van 31 mei 2010 is verweerder niet in gegaan. Verweerder erkent dat dit niet juist was. Met betrekking tot de schriftelijke bevestiging heeft het college zijn oordeel hierboven al gegeven. Met betrekking tot de afgifte van een afschrift van het medisch dossier overweegt het college het volgende. Klaagster heeft een wettelijk recht op afschrift van haar medisch dossier. Verweerder behoorde derhalve zo spoedig mogelijk aan klaagsters verzoek om een afschrift gehoor te geven, althans daar enige actie op te nemen. Hij had bijvoorbeeld klaagster daarvoor door kunnen verwijzen naar haar nieuwe huisarts. Het college is dan ook van oordeel dat het niet juist was dat verweerder op het verzoek van klaagster om een afschrift van haar dossier niets heeft uitgedaan. Het gaat het college echter te ver verweerder voor het niet reageren op dit éénmaal aan verweerder gerichte verzoek een tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het college zal de klacht dan ook als (kennelijk) ongegrond afwijzen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven onder “2. DE FEITEN” van de bestreden beslissing.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            4.1 Klaagster heeft in hoger beroep haar klacht herhaald en nader toegelicht.

4.2 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

4.3 Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de huisarts gehouden was, in overeenstemming met de vermelding op het bezwaarformulier, klaagster een schriftelijke bevestiging van het verzoek tot bezwaar te sturen. In zoverre kan het Centraal Tuchtcollege zich niet verenigen met overweging 5.2 van de bestreden beslissing, waarin wordt overwogen dat het “beter was geweest” als de huisarts een schriftelijke bevestiging had gestuurd. Dit leidt wat betreft de tuchtrechtelijke verwijtbaarheid evenwel niet tot een andere conclusie ten aanzien van dit klachtonderdeel.

4.4 Voor het overige heeft de behandeling in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

4.5 Dit voert tot de volgende beslissing.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. R.A. van der Pol en mr. R. Veldhuisen, leden-juristen en M.G.M. Smid-Oostendorp en dr. R.A. Verweij, leden- beroepsgenoten en mr. M.H. Van Gool, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van

15 december 2011.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.