ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1586 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2011.165
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1586 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-12-2011 |
Datum publicatie: | 08-12-2011 |
Zaaknummer(s): | C2011.165 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts. Klager verwijt de huisarts dat deze zich in het dossier niet heeft beperkt tot medisch/therapeutisch noodzakelijke aantekeningen en dat de huisarts in het dossier ten onrechte en voor klager beledigende opmerkingen heeft opgenomen die geen toegevoegde waarde hebben. De huisarts heeft het dossier aangepast en aangeboden een gesprek met klager te voeren, wat klager niet wilde. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2011.165 van:
A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg
tegen
C., huisarts, destijds praktijkhoudende te B.,
verweerster in beide instanties, gemachtigde: mr. L. Fedder, Stichting VvAA rechtsbijstand Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 20 oktober 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven tegen C. - hierna de huisarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van
7 maart 2011, onder nummer 10154 heeft dat College de klacht afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. Verweerster heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 3 november 2011, waar zijn verschenen de huisarts bijgestaan door mr. Fedder. Klager is niet verschenen.
2. Beslissing in eerste aanleg
2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten
“2. De feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
Klager stond sinds 8 juni 2008 ingeschreven in de praktijk, waaraan verweerster als huisarts verbonden was. Klager heeft door iemand die hij daartoe heeft gemachtigd op 11 oktober 2010 een afschrift van zijn medisch dossier laten ophalen. Klager las daarin de aantekeningen van verweerster over een bezoek, dat zij op 24 augustus 2009 aan klager had gebracht Verweerster had daarover ondermeer het volgende genoteerd:
heeft last van de linker knie (…) kan niet meer voor of achteruit (…)is nu hulp behoevend; geen familie of bekende in de buurt; maakt wel gebruik van een boodschappendienst, heeft van een oude fles een urinaal gemaakt en heeft een rollator geritseld(…) heeft geen thuiszorg(…)ik zal persoonlijke verzorging aanvragen via orbis thuis(…) thuis is het een grote bende! draagt bril met sticker van de sterkte er nog op! (…) pm het lijkt wel wat zwerverachtig!...”
2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.
“3. Het standpunt van klager en de klacht
Klager verwijt verweerster dat zij zich niet heeft beperkt tot het maken van medisch/ therapeutisch noodzakelijke aantekeningen en dat zij onnodige, onterechte en voor klager beledigende opmerkingen heeft opgeschreven, die geen toegevoegde waarde leveren aan een medisch verslag. Klager acht het daarbij relevant dat een medisch dossier niet alleen door de arts, maar ook door derden kan worden ingezien, waaronder assistentes, waarnemers, specialisten enz..
4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft op 24 augustus 2009 een huisbezoek afgelegd bij klager omdat hij last had van zijn linker knie. Bij aankomst stelde zij vast dat hij zeer moeilijk kon lopen. Hij had geen thuiszorg. Verweerster heeft de linker knie van klager onderzocht en medicatie en thuiszorg geadviseerd. Verweerster heeft ‘ritselen’ van de rollator gebruikt in de betekenis van ‘handig’ en niet in de betekenis van ‘verkregen op oneerlijke wijze’. De opmerking over zwerverachtig was achteraf gezien overbodig en taalkundig niet juist. De passage over de urinaal geeft weer wat klager haar heeft meegedeeld. Er zat inderdaad een sticker op de bril, dus dat was een feit en niet de mening van verweerster. Zij heeft dit vermeld omdat dit een symptoom zou kunnen zijn waarover zij zorg zou kunnen hebben, zoals: ziet de patiënt wel genoeg of heeft hij misschien hulp nodig? Verweerster heeft gemeend een ‘grote bende’ op te moeten schrijven, omdat het huishouden van klager bij haar bezorgdheid opriep, in combinatie met de vastgestelde lichamelijke ongemakken. Daarom heeft zij ook de thuiszorg ingeschakeld en geadviseerd om huishoudelijke hulp aan te vragen bij de gemeente. Verweerster vernam pas op 20 oktober 2010 dat klager onaangenaam verrast was door de verslaglegging van de visite. Zij heeft hem aangeboden een gesprek daarover te hebben, maar klager wilde niet op dat aanbod ingaan. Verweerster heeft de door klager gewraakte passages uit het dossier verwijderd en het dossier aangepast.”
2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“5. De overwegingen van het college
Het college constateert dat het bij de door klager gewraakte aantekeningen voor het merendeel om werkaantekeningen gaat, waarin verweerster haar indrukken heeft willen weergegeven. Het is echter in de praktijk van verweerster, evenals in veel andere huisartsenpraktijken, niet gebruikelijk om werkaantekeningen apart van het dossier te bewaren. Verweerster heeft de desbetreffende aantekeningen daarom in het dossier zelf genoteerd. Daarmee heeft zij in feite een ‘sfeerbeeld’ willen scheppen. Aldus heeft zij de zorgen, die zij zich maakte over de situatie waarin klager zich bevond, kenbaar willen maken aan de andere huisartsen en waarnemers in de praktijk. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat verweerster destijds slechts 1 dag per week in de praktijk werkzaam was.
Het college kan zich voorstellen dat klager ontevreden was over de door verweerster op onderdelen gekozen formulering. Verweerster heeft klager echter aangeboden een gesprek daarover te hebben, maar daar is klager niet op ingegaan. Ook heeft verweerster de aantekeningen in het dossier gecorrigeerd, zodra zij van de kritiek van klager kennis had genomen. Klager zegt dat hij zich in de huidige formuleringen kan vinden. Hij kan de gecorrigeerde aantekeningen bij verweerster opvragen en aan zijn nieuwe huisarts geven.
Dat verweerster een ongelukkige formulering heeft gekozen om haar ongerustheid tot uitdrukking te brengen betekent niet dat zij daarmee de tuchtrechtelijke norm heeft overschreden. Bij een tuchtrechtelijke beoordeling gaat het immers niet om de vraag of het handelen van verweerster beter had gekund, maar of haar handelen vanuit tuchtrechtelijk standpunt gebleven is binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap en hetgeen in de beroepsgroep als norm of standaard is aanvaard. Het college is niet gebleken dat verweerster die grenzen uit het oog heeft verloren.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de klacht zal worden afgewezen als zijnde ongegrond.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep heeft klager zijn klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 De huisarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en F.M.M. van Exter en B.P.M. Schweitzer, leden-beroepsgenoten en mr. M.D. Barendrecht-Deelen, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2011.
Voorzitter w.g.
Secretaris w.g.