ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1580 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.191

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1580
Datum uitspraak: 01-12-2011
Datum publicatie: 07-12-2011
Zaaknummer(s): C2010.191
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klaagster klaagt haar tandarts aan omdat hij haar fysiek, mentaal en financieel schade zou hebben berokkend. Op de achtergrond speelt mee dat de tandarts met zijn opvolger in een zakelijk geschil verwikkeld is geraakt waarbij de verhoudingen zijn verstoord. Het RTG oordeelt dat de tandarts meer röntgenfoto’s had dienen te maken en legt hiervoor een waarschuwing op. De overige klachten zijn ongegrond verklaard. Het CTG bevestigt deze beslissing.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.191 van:

A., wonende te B., klaagster in eerste aanleg, appellante in hoger beroep,

tegen

C., tandarts, wonende te D., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: mr. R.L.H. Boas, advocaat te Goes.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klaagster - heeft op 18 november 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege te ’s-Gravenhage tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 12 januari 2010, onder nummer 2008 H 202 heeft dat College de klacht gedeeltelijk gegrond verklaard en ter zake de maatregel van waarschuwing opgelegd.

Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 25 oktober 2011, waar is verschenen de tandarts bijgestaan door

mr. R.L.H. Boas, die de zaak heeft bepleit. Klaagster is (met bericht) niet verschenen.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. De feiten

Vanaf 1991 is klaagster ongeveer ieder half jaar door de tandarts gezien en heeft zij verschillende behandelingen ondergaan. In 1991 en 1994 zijn intra-orale röntgen-foto’s gemaakt. In 2006 is tandarts O, als medewerkster van de tandarts in de praktijk begonnen met als doel dat zij de praktijk zou overnemen. Op 14 november 2006 heeft tandarts O. klaagster gezien en zijn drie röntgenfoto’s gemaakt. In het dossier is daarbij geen aantekening van bijzonderheden vermeld. In mei 2007 is de praktijk formeel aan tandarts O. overgedragen en is de tandarts nog aan de praktijk verbonden gebleven. Vanwege een zakelijk conflict is de samenwerking tussen beiden per 1 augustus 2007 opgezegd.

3. De klacht

Klaagster verwijt de tandarts haar mentaal, fysiek en financieel schade te hebben berokkend. De tandarts is ondeskundig en nalatig geweest waardoor klaagster is achtergelaten met een verwaarloosd gebit.

4. Het standpunt van de tandarts

Uit het afsprakenoverzicht blijkt dat klaagster vanaf 1991 regelmatig en uitgebreid is behandeld. Op 14 november 2006 is klaagster gezien door tandarts O., die op dat moment als medewerkster bij de tandarts in dienst was. Er zijn toen geen verwaarlozing van het gebit of andere bijzonderheden geconstateerd. De tandarts betwist dat sprake is van enig nalaten of handelen dat ingaat tegen hetgeen van hem als tandarts mag worden verwacht.

5. De beoordeling

Niet gebleken is dat de tandarts in de behandelingsperiode, met uitzondering van november 2006, ook röntgenfoto’s heeft gemaakt. Het maken van röntgenfoto’s behoort tot de zorg die een tandarts periodiek behoort te geven. Het College is van oordeel dat de tandarts hierin tekort is geschoten en acht dit verwijtbaar.

Voor het verwijt dat de tandarts in het algemeen slechte zorg heeft geleverd en klaagster heeft achtergelaten met een verwaarloosd gebit, heeft het College onvoldoende aanwijzingen. Daarbij is overwogen dat klaagster periodiek is gezien en er zijn diverse behandelingen uitgevoerd. Er zijn geen aanwijzingen dat de behandelingen niet goed zijn uitgevoerd. De eerste keer dat volgens het dossier röntgenfoto’s zijn gemaakt was op 14 november 2006. Klaagster werd toen gezien door tandarts O. Deze heeft toen geen bijzonderheden vermeld, zodat mag worden aangenomen dat er op dat moment nog geen problemen aan het gebit van klaagster waren. Voor het verwijt dat de tandarts het gebit van klaagster heeft verwaarloosd is dan ook geen grond.

De conclusie van het voorgaande is dat de tandarts een verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden gemaakt voor zover het betreft de periodieke zorg door middel van het maken van röntgenfoto’s en de klacht voor het overige moet worden afgewezen. De volgende maatregel wordt passend geacht.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals staan weergegeven onder “2. De feiten”.

4. Beoordeling van het hoger beroep

De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. M. Zandbergen en

mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen en prof.dr. A. Vissink en

mr.drs. R. van der Velden, lede- beroepsgenoten en mr. E.B. Schaafsma-van Campen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2011.

Voorzitter w.g.

Secretaris w.g.