ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1561 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2011.096

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1561
Datum uitspraak: 01-11-2011
Datum publicatie: 02-12-2011
Zaaknummer(s): C2011.096
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater over uitgebrachte actualisering rapportage over klager, als aanvulling op een eerder eveneens door de psychiater opgesteld Pro Justitia rapport in het kader van een TBS-advies. Klager klaagt over onzorgvuldige behandeling en onheuse bejegening. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2011.096 van:

A., verblijvende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

gemachtigde: mr. J.J. Sneller, advocaat te Amsterdam

tegen

C., psychiater, werkzaam te B., verweerder in beide instanties,

gemachtigde: prof. mr. W.R. Kastelein, advocaat te Utrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 3 december 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 19 oktober 2010, onder nummer 09/387 heeft dat College de klacht afgewezen.

Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De psychiater heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 september 2011, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door

mr. J.J. Sneller, en de psychiater, bijgestaan door prof.mr. W.R. Kastelein.

Mr. Sneller heeft de standpunten van klager toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende feiten en overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. De feiten.

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerder heeft in opdracht van de rechter-commissaris belast met behandeling van strafzaken een Pro Justitia rapportage over klager op 29 oktober 2009 uitgebracht als aanvulling op een in 2008 eveneens door verweerder opgesteld Pro Justitia rapport.

Verweerder heeft in zijn rapportage van 29 oktober 2009 de volgende vragen behandeld:

“1. In 2007 en 2008 is geadviseerd tot het opleggen van de maatregel terbeschikkingstelling onder dwangverpleging. Kan de deskundige gemotiveerd aangeven of er thans alternatieve maatregelen en/of straffen zijn om de kans op herhaling in de toekomst te voorkomen, zoals de mogelijkheid van terbeschikkingstelling onder voorwaarden.

2. Kan de deskundige gemotiveerd aangeven of een civiel traject de mogelijkheid biedt om de kans op herhaling in de toekomst te voorkomen.”

Naar aanleiding van deze vragen heeft verweerder geconcludeerd dat aan te bevelen is om klager eerst langdurig te behandelen in een klinisch milieu alvorens vrijheden toe te staan en dat een TBS met dwangverpleging daarvoor de juiste setting biedt.

3. Het standpunt van klager en de klacht.

Klager heeft een groot aantal klachten geuit over de door verweerder uitgebrachte rapportage die samengevat er op neer komen dat verweerder op onzorgvuldige wijze heeft gehandeld. Voorts verwijt klager verweerder dat hij hem onheus heeft bejegend.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

Naar vaste jurisprudentie moet rapportage als door verweerder uitgebracht voldoen aan de volgende criteria:

1. in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

2. de gronden vinden aantoonbaar steun in de feiten, omstandigheden en bevindingen vermeld in het rapport;

3. die gronden kunnen de daaruit getrokken conclusies rechtvaardigen;

4. de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheidsgebied;

5. de methode van onderzoek teneinde tot de beantwoording van de voorgelegde vraagstelling te komen kon tot het beoogde doel leiden, dan wel de rapporteur heeft daarbij de grenzen van redelijkheid en billijkheid niet overschreden.

Het tuchtcollege toetst daarbij ten volle of het onderzoek uit een oogpunt van vakkundigheid en zorgvuldigheid de toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage vindt slechts een marginale toetsing plaats.

Getoetst aan deze criteria voldoet de rapportage aan de daaraan gestelde eisen.

Voorzover de klacht betrekking heeft op bejegening van klager heeft hij zijn klacht onvoldoende onderbouwd. Ook overigens zijn geen aanknopingspunten voor de gegrondheid van de klacht gevonden.

Namens klager zijn bij repliek de klachtonderdelen nader omschreven. Deze brengen, gelet op bovengenoemde (marginale) toetsing, geen verandering in het oordeel van het college. De bij repliek gemelde feitelijkheden zijn weersproken en er is geen reden om aan de stellingen van klager meer gewicht toe te kennen dan aan die van verweerder.

De conclusie van het voorgaande is dat verweerder volgens de geldende regels zijn rapportage tot stand heeft gebracht, de klacht kennelijk ongegrond is en dat deze zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.

4. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep

Het verwijt van klager over de – ondeugdelijke – wijze van tot stand komen van de door de psychiater in het rapport van 29 september 2008 gestelde diagnose autisme valt buiten het bereik van dit beroep, nu klagers klacht in eerste aanleg enkel betrekking had op de rapportage van 29 oktober 2009 (de actualisering rapportage). In zoverre is klager dan ook in het beroep niet ontvankelijk.

5. Beoordeling van het hoger beroep

5.1 Klager beoogt met zijn beroep zijn klacht in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege voor te leggen.

5.2 De psychiater heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

5.3 Het Centraal Tuchtcollege stelt voorop dat de door klager bestreden rapportage van 29 oktober 2009 een aanvullende rapportage betreft van het eerdere Pro Justitia rapport van 29 september 2008 en derhalve in samenhang met laatstgenoemd rapport moet worden bezien. Het Centraal Tuchtcollege overweegt in dit verband dat uit de opsomming van de ‘beschikbare gerechtelijke stukken’ in het rapport van 2008 (onder I, pag. 3), de vermelding van de ‘beschikbare en geraadpleegde stukken’ in de rapportage van 2009 (pag. 2) en de inhoud van de door klager bestreden rapportage van 2009 genoegzaam blijkt dat de psychiater bij het opstellen van zijn aanvullende rapportage van 2009 van alle (relevante) stukken heeft kennis genomen.

5.4 Voor het overige heeft de behandeling van de zaak in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

6. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. R. Veldhuisen en

mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen en M. Drost en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 november 2011.

Voorzitter w.g.

Secretaris w.g.