ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1556 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.301
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1556 |
---|---|
Datum uitspraak: | 01-11-2011 |
Datum publicatie: | 02-12-2011 |
Zaaknummer(s): | C2010.301 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Psychiater wijzigt diagnose na beëindiging behandelrelatie en bericht dit aan huisarts zonder dit eerst met patiënt te bespreken. Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege: geen tuchtrechtelijk verwijt. Handelwijze psychiater te billijken in het licht van bijzondere verloop behandelrelatie en achtergrond van de diagnostische overwegingen (persoonlijkheidsstoornis met paranoïde trekken). Beroep verworpen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2010.301 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., psychiater, wonende te B., verweerder in beide instanties,
Gemachtigde: mr. E.P. Haverkate verbonden aan
VvAA rechtsbijstand te Utrecht.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klaagster - heeft op 26 oktober 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C, - hierna verweerder - een klacht ingediend. Bij beslissing van
24 augustus 2010, onder nummer 09/321 heeft dat College de klacht afgewezen.
Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.
Verweerder heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 september 2011, waar zijn verschenen klaagster en de psychiater, bijgestaan door mr. Haverkate voornoemd.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“2. De feiten.
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
Klaagster heeft in februari 2008 de behandeling bij verweerder beëindigd.
Verweerder heeft met toestemming van klaagster een afsluitende brief op
26 februari 2008 naar haar huisarts geschreven: Daar in staat onder meer:
” Uw patiënte A. was bij mij in behandeling van september 2004 tot februari 2008 vanwege een bipolaire stoornis, die in het verleden soms gepaard ging met psychotische verschijnselen, en een persoonlijkheidsstoornis met o.a. paranoïde trekken.”
Bij brief van 11 april 2009 heeft klaagster verweerder laten weten dat zij deze brief onder ogen had gekregen toen zij haar huisarts bezocht en dat zij geschrokken en verbaasd was te lezen dat bij haar naast de diagnose bipolaire stoornis ook een persoonlijkheidsstoornis door verweerder was vastgesteld zonder dat verweerder dit met haar ooit had besproken.
Bij brief van 18 april 2009 heeft verweerder haar onder meer geantwoord dat bij het terugblikken en nadenken over de problemen van klaagster bij hem de gedachte aan een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde trekken was gerezen. In deze brief heeft verweerder klaagster uitgenodigd voor een gesprek over de diagnose en eventueel nader onderzoek middels een vragenlijst en interviewonderzoek.
Bij brief van 25 april 2009 heeft klaagster geantwoord geen verder contact met verweerder te wensen.
3. Het standpunt van klaagster en de klacht.
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder zonder klaagster hierover te informeren de diagnose heeft gewijzigd. Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij onvoldoende tijd voor een consult nam en niet open communiceerde.
4. Het standpunt van verweerder.
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.
5. De overwegingen van het college.
Klaagster heeft met haar klacht in zoverre gelijk dat een wijziging van een diagnose zoals hier aan de orde is eerst met haar had moeten worden besproken. Het getuigt niet van grote zorgvuldigheid indien een arts, kennelijk door middel van voortschrijdend inzicht, de diagnose in een brief aan de huisarts wijzigt en dat niet meteen met de patiënt bespreekt. Zelfs indien de wijziging van ondergeschikt belang is, waar verweerder mogelijk van uit gaat, en zelfs indien een persoonlijkheids-stoornis geen “ziekte” is (zie brief van verweerder d.d. 18 april 2009) dient verweerder de patiënte in te lichten. Dat hij haar niet eenvoudig meer kon bereiken doet daar niet aan af.
In de omstandigheid dat verweerder na ontvangst van de brief van klaagster op
18 april 2009 uitleg heeft gegeven en haar heeft aangeboden de gewijzigde diagnose met haar te bespreken, vindt het college aanleiding te oordelen dat de klacht nog slechts van onvoldoende gewicht is.
Voor zover klaagster ook opkomt tegen de gewijzigde diagnose zelf, kan zij daarin niet worden gevolgd. Het college heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van de gewijzigde diagnose.
De conclusie van het voorgaande is dat de klacht zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.
Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt”.
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 In hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht.
4.2 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
4.3 Het Centraal Tuchtcollege is met het Regionaal Tuchtcollege van oordeel dat het in zijn algemeenheid niet van grote zorgvuldigheid getuigt indien een psychiater na het beëindigen van een behandelrelatie met patiënt in een brief aan de huisarts, kennelijk door middel van voortschrijdend inzicht, een diagnose wijzigt of aanvult zonder dat (eerst) met de patiënt te bespreken.
4.4 In het onderhavige geval is het Centraal Tuchtcollege op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting echter van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt treft door klaagster niet rechtstreeks en voorafgaand aan de brief aan de huisarts over de bijgestelde diagnose te informeren. In het licht van het bijzondere verloop van verweerders behandelrelatie met klaagster en bezien tegen de achtergrond van de diagnostische overwegingen van verweerder (persoonlijkheids-stoornis met paranoïde trekken) valt de behoedzaamheid die verweerder in deze jegens klaagster aan de dag heeft gelegd bij zijn afwegingen over hoe klaagster te (kunnen) informeren over de bijgestelde diagnose en bij zijn uiteindelijke handelen vanuit professionele overwegingen, te billijken.
4.5 Het Centraal Tuchtcollege heeft voorts geen aanwijzigen om aan de juistheid van de door verweerder gestelde gewijzigde diagnose en de gegeven behandeling te twijfelen.
4.6 Dit betekent dat het beroep van klaagster moet worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mr. R. Veldhuisen en
mr. J.M.T. van der Hoeven-Oud, leden-juristen en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt en
A.C.L. Allertz, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 november 2011.
Voorzitter w.g.
Secretaris w.g.