ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1552 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.249

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1552
Datum uitspraak: 20-09-2011
Datum publicatie: 30-11-2011
Zaaknummer(s): C2010.249
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.249 van:

                                               A. / Tandartsenpraktijk B., gevestigd te C., appellante,

tegen

                                               D., destijds werkzaam te C., verweerder in hoger beroep.

1.         Verloop van de procedure

A. / Tandartsenpraktijk B. - hierna klaagster - heeft op 3 maart 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Den Haag tegen D. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 3 augustus 2010, onder nummer 2009 O 047, heeft dat College de klacht afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft geen verweerschrift in hoger beroep ingediend, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid is gesteld.  De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 22 juni 2011, waar klaagster is verschenen. De tandarts is niet verschenen. Voorts zijn E. en F. als getuigen gehoord.

2 .         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

2. De feiten

In de periode tussen Kerst 2008 en medio januari 2009 heeft de tandarts in de praktijk van klaagster gewerkt. Klaagster heeft hem niet bij alle, maar wel bij diverse behandelingen geassisteerd.

3. De klacht

Klaagster verwijt de tandarts vakkennis te hebben geveinsd, misbruik te hebben gemaakt van het vertrouwen van de patiënten en de naam van de praktijk te hebben beschadigd omdat hij in de korte tijd dat hij in de praktijk werkzaam is geweest:

- regelmatig ernstig in de tong en lip van diverse patiënten heeft geboord en dit niet aan hen zelf heeft gemeld;

- oude vullingen heeft uitgeboord met een afwerkboordje;

- caviteiten heeft geïndiceerd die er niet waren;

- geen wattenrollen of automatrixsysteem heeft gebruikt;

- vullingen met de duim in tanden, respectievelijk kiezen heeft geduwd, waardoor vele van de door hem aangelegde vullingen vrijwel direct uit de tanden en kiezen zijn gevallen. Daarbij bleek er diverse malen nog cariës onder de uitgevallen vullingen te zitten;

- ontzettend trilde tijdens de behandeling, zodat aan zijn kundigheid werd getwijfeld;

- steeds kosten voor tandsteen verwijderen in rekening heeft gebracht, terwijl hij daarmee nog geen halve minuut bezig was geweest;

- OPG’s en bitewings wilde maken bij alle patiënten, waarmee hij hen op kosten joeg;

- dure parodontale behandelingen heeft geadviseerd aan patiënten, bij wie dergelijke behandelingen niet waren geïndiceerd;

- vele patiënten wilde doorsturen naar de reumatoloog en patiënten heeft gesuggereerd dat zij leukemie zouden hebben;

- onvoldoende persoonlijke en vaktechnische hygiëne heeft betracht.

4. Het standpunt van de tandarts

De tandarts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Meer in het bijzonder heeft hij gesteld dat

- hij nooit in de tong of lip van een patiënt heeft geboord. Zo hij dat had gedaan, zou hij op dat moment wel een klacht van de betreffende persoon hebben vernomen;

- hij met een eigen borenset heeft gewerkt, aangezien in de praktijk slechts amalgaam-boortjes aanwezig waren en die niet geschikt waren voor composiet;

- alle caviteiten die hij heeft geïndiceerd wel degelijk aanwezig waren;

- hij altijd wattenrollen en een automatrixband heeft gebruikt;

- hij de vullingen niet met de duim in de tanden, respectievelijk kiezen heeft geduwd;

- hem in de periode dat hij bij B. heeft gewerkt vele klachten zouden moeten

hebben bereikt, indien een vulling er direct uit zou zijn gevallen; dat hij echter geen klachten heeft vernomen en dergelijke problemen niet heeft moeten verhelpen;

- hij trilde vanwege de zeer lage temperatuur in de praktijk;

- hij eerst tandsteen heeft verwijderd met een soniflex en daarna nog handmatig en met de airflow, zodat hij daarmee zeker langer dan een halve minuut bezig is geweest;

- bijna alle patiënten in de praktijk parodontale problemen hadden, maar hij geen OPG’s meer heeft mogen maken, zodat hij de tandheelkundige problemen ook niet met de patiënten heeft kunnen bespreken;

- hij nooit parodontale behandelingen in de praktijk heeft verricht en nooit over leukemie heeft gesproken. Hij heeft hieraan toegevoegd dat het verband tussen

paradontale problemen en diverse andere ziektes al vaak is aangetoond.

De tandarts heeft voorts het verwijt dat hij geen persoonlijke en vaktechnische hygiëne heeft betracht betwist, onder meer door te stellen altijd handschoenen en mondmasker te gebruiken.

5. De beoordeling

De klacht, die klaagster tegen de tandarts heeft ingediend, is door de tandarts op alle onderdelen betwist. De klacht is door klaagster niet verder onderbouwd. Het College stelt vast dat de lezingen van partijen niet overeenkomen. Het College heeft geen aanleiding om aan de lezing van de ene partij meer waarde te hechten dan aan die van de andere partij, zodat het niet kan vaststellen wat zich daadwerkelijk heeft voorgedaan. Derhalve is voor het College niet vast komen te staan dat er sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de tandarts. Gelet op het vorenstaande is het College van oordeel dat de klacht ongegrond is en moet worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals weergegeven onder “2. De feiten” in de beslissing in eerste aanleg.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

4.1. In hoger beroep heeft klaagster haar klachten uit de eerste aanleg herhaald. Zij heeft ter onderbouwing daarvan verschillende patiëntendossiers overgelegd. Daarnaast zijn ter zitting twee getuigen, E. en F, gehoord. Zij zijn beiden in dienst bij klaagster en hebben met de tandarts samengewerkt.

4.2. De tandarts is niet verschenen en heeft derhalve de juistheid van de inhoud van de verklaringen en de overgelegde patiëntendossiers niet weersproken.

4.3. Hierna zullen de klachten afzonderlijk worden behandeld.

1. Boren in de tong en lip van diverse patiënten

4.4. Zowel getuige E. als getuige F. heeft verklaard dat de tandarts in tong en /of lip van verschillende patiënten heeft geboord. Daarnaast wordt dit bevestigd door de gegevens uit de patiëntendossiers van G. (geboren 15-10-1976) en H. (geboren 11-9-1978). Deze klacht is derhalve gegrond.

2. Uitboren oude vullingen met een afwerkboortje

4.5. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat dit handelen niet als klachtwaardig kan worden bestempeld. In zoverre is de klacht ongegrond.

3. Indiceren caviteiten die er niet waren

4.6. De getuigen hebben hierover niet verklaard en uit de overgelegde patiëntendossiers is ook niet op te maken dat de tandarts ten onrechte caviteiten heeft geïndiceerd. Dat de tandarts in dit opzicht verwijtbaar heeft gehandeld is daarmee niet vast te stellen, zodat het klachtonderdeel ongegrond is.

4. Niet gebruiken van wattenrollen of automatrixsysteem

4.7. Ter zitting heeft getuige E. verklaard dat de tandarts geen watten gebruikte bij het vullen van tanden/kiezen, maar dat hij met zijn vingers de wang aan de kant drukte. Het Centraal Tuchtcollege komt op grond van die verklaring tot de conclusie dat de klacht gegrond is.

5. Duwen van vullingen met de duim in tanden, respectievelijk kiezen waardoor vele van de door hem aangelegde vullingen vrijwel direct uit de tanden en kiezen zijn gevallen.

4.8.  Getuige E. heeft verklaard dat bij verschillende patiënten de vullingen nog niet waren uitgehard als de behandeling werd beëindigd en dat deze uit de kiezen/tanden zijn gekomen. De tandarts trok de lamp al na één piepje  weg in plaats van de noodzakelijke drie piepjes af te wachten. Verder heeft zij verklaard dat deze patiënten binnen twee weken zijn teruggekomen, dat vervolgens door anderen vullingen zijn aangebracht en dat ze uit de gegevens in de computer kon afleiden dat de tandarts de betreffende vullingen had geplaatst. Over deze klacht heeft getuige F. verklaard dat bij een bepaalde patiënt van de 7-8 vullingen er 3-4 meteen weer uitkwamen en dat de tandarts daar op dat moment niets van gezegd heeft. Deze verklaringen over het uitvallen van de vullingen worden bevestigd door de gegevens uit het patiëntendossier van I. (geboren 07-07-1972), J. (geboren 2-11-1984), K. (geboren 9-6-1973), L. (geboren 20-3-1960), M. (geboren 26-7-1985), N. (geboren 28-3-1950), O. (geboren 3-8-1963), P. (geboren 31-10-1984) en Q. (geboren 17-9-1984). De klacht dat de vullingen onvoldoende zijn uitgehard en uit de tanden/kiezen zijn gevallen is in het licht van het voorgaande naar het oordeel van het Centraal College gegrond. Uit de gegevens van patiënt R. blijkt voorts dat onder de door de tandarts aangebrachte vulling nog caries zat, zodat de arts ook in dat opzicht verwijtbaar heeft gehandeld.

6. Trillen tijdens de behandeling

4.9. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat dit verwijt, wat daar verder ook van zij, niet als klachtwaardig kan worden beschouwd. In zoverre wordt het onderdeel ongegrond verklaard.

7. In rekening brengen kosten voor verwijderen tandsteen

4.10. Getuige F. heeft verklaard dat hij in de computer over de schoonmaak-behandeling had ingevoerd ‘uitgebreid’, terwijl de tandarts met de behandeling was gestopt omdat die te pijnlijk was. Uit het patiëntendossiers van S. (geboren 15-7-1978) blijkt ook dat de tandarts kosten voor het verwijderen van tandsteen in rekening heeft gebracht, terwijl de behandeling niet was uitgevoerd. De klacht dat de tandarts kosten ter zake het verwijderen van tandsteen in rekening heeft gebracht, terwijl hij deze behandeling niet, dan wel in mindere mate dan in rekening gebracht, heeft uitgevoerd, is dan ook gegrond.

8. Maken OPG’s en bitewings

4.11. Noch op grond van de getuigenverklaringen noch op grond van de patiëntendossiers kan worden vastgesteld dat de tandarts ten onrechte OPG’s en bitewings heeft gemaakt. Daarmee is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

9. Adviseren dure parodontale behandelingen aan patiënten, bij wie dergelijke behandelingen niet waren geïndiceerd

4.12. Getuige F. heeft hierover verklaard dat de tandarts iedereen voor tandvleesproblemen een verwijsbrief gaf. Eén patiënt, die volgens de tandarts tandvleesproblemen had, was verder bij een specialist geweest die tegen haar gezegd had dat er niets te zien was. Deze patiënt had een wortelkanaalbehandeling nodig. De verklaring van de getuige vindt bevestiging in verschillende patiëntendossiers (S., geboren 15-7-1978, T., geboren 30-6-1949, U., geboren 21 februari 1979, V., geboren 13-7-1979 en W., geboren 23-01-1979). Zowel op grond van deze getuigenverklaring als op grond van de patiëntendossiers is komen vast te staan dat de tandarts in dit opzicht tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

10. Doorsturen patiënten naar de reumatoloog en suggereren dat patiënten leukemie zouden hebben

4.13. Noch op grond van de verklaringen van de getuigen noch op grond van de patiëntendossiers is vast te stellen dat de tandarts zich hieraan schuldig heeft gemaakt.

11. Betrachten onvoldoende persoonlijke en vaktechnische hygiëne

4.14. Ook aangaande deze klacht geldt dat uit de getuigenverklaringen en de patiëntendossiers niet is af te leiden dat de tandarts onvoldoende persoonlijke en vaktechnische hygiëne heeft betracht. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Conclusie

4.15. Uit het vorenstaande volgt dat de klachtonderdelen onder 1, 4, 5, 7 en 9 gegrond zijn en de klachtonderdelen onder 2, 3, 6, 8, 10 en 11 ongegrond zijn. Het Centraal Tuchtcollege zal gelet op de ernst van de klachten de tandarts voor de duur van een maand onvoorwaardelijk schorsen.

5.         Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep;

verklaart de klachtonderdelen onder 1, 4, 5, 7 en 9 gegrond en de klachtonderdelen onder 2, 3, 6, 8, 10 en 11 ongegrond;

schorst de tandarts voor de duur van een maand.   

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mrs. P.M. Brilman en M. Wigleven, leden-juristen en J.E.A. Dresen en drs. H.J. van Iterson, leden-beroepsgenoten en mr. E. Wesemann, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 20 september 2011, door mr. W.D.H. Asser, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter    w.g.

                                               Secretaris  w.g.