ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1455 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.001
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1455 |
---|---|
Datum uitspraak: | 18-10-2011 |
Datum publicatie: | 26-10-2011 |
Zaaknummer(s): | c2011.001 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beroep niet-ontvankelijk van werkgever tegen de in civiele procedure als deskundige benoemde arts aangaande de gezondheid van ex-werknemer. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2011.001 van:
A., wonende te B., gemeente C., D., wonende te E.,
appellanten, klagers in eerste aanleg,
raadsman: mr. L.J. de Rijke, advocaat te Hoofddorp,
tegen
F., plastisch chirurg, wonende te G., verweerder in hoger beroep.
1. Verloop van de procedure
A. en D. - hierna te noemen klagers – hebben op 23 augustus 2010 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen F. - hierna te noemen de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 21 september 2010, onder nummer 10/235 heeft dat College klagers niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht. Klagers zijn van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 26 juli 2011, waar zijn verschenen mr. de Rijke namens klagers en de arts. Mr. De Rijke heeft het woord gevoerd aan de hand van pleitnotities.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft voor zover in hoger beroep van belang aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“2. De feiten.
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
Klagers klagen in hun eigen hoedanigheid en in de hoedanigheid van de vereffenaars van de op 1 mei 2005 ontbonden H..
Verweerder was destijds werkzaam als chirurg bij het I. te J..
Bij de H. was van 7 mei tot en met 7 november 2001 een werknemer in dienst. Op 22 juni 2001 overkwam deze werknemer tijdens dienstverband een bedrijfsongeval waardoor hij letsel en schade heeft opgelopen.
Verweerder is in de civiele aansprakelijkheidsprocedure van de werknemer jegens klagers tot deskundige benoemd. Over verweerders rapportage en bevindingen is een discussie ontstaan met de raadsman van klagers.
3. Het standpunt van klagers en de klacht.
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder op basis van onvolledige, onleesbare stukken en op basis van onjuiste aannames de conclusie heeft getrokken dat er causaal verband bestaat tussen de huidige klachten van K. en het bedrijfsongeval in 2001. Verweerder heeft een geneeskundige verklaring afgelegd over de gevolgen van een bedrijfsongeval van ruim 8 jaar geleden die voor klagers vergaande consequenties heeft. Daarom zijn klagers als rechtstreeks belanghebbenden aan te merken in de zin van de wet BIG. Daarnaast hebben zij ingestemd met de door de Rechtbank ingeschakelde deskundige. Hiermee zijn zij indirect opdrachtgever, als bedoeld in artikel 65, lid 1 van de Wet BIG.
4. De overwegingen van het college.
Het gaat primair om de vraag of klagers kunnen worden gezien als rechtstreeks belanghebbenden in de zin van artikel 65 lid 1 van de Wet BIG. Het college beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt hierbij het volgende:
Een klachtgerechtigde kan een patiënt zijn van de betrokken hulpverlener, een nabestaande van de overleden patiënt of een naaste betrekking van de patiënt. Klagers voldoen niet aan deze criteria. Zij hebben louter een financieel belang, nu zij zich benadeeld voelen door de uitspraak van verweerder in bedoelde rapportage. Dat maakt hen echter niet tot rechtstreeks belanghebbenden in de zin van artikel 65 lid 1. Het enkele feit dat zij zouden hebben ingestemd met verweerder als door de Rechtbank ingeschakelde deskundige en aldus als opdrachtgevers kunnen worden beschouwd, maakt dat niet anders. Nu een andere grondslag voor hun belang in deze tuchtrechtelijke procedure niet is gebleken, zal als volgt worden beslist.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de door het Regionaal Tuchtcollege onder 2. De feiten vastgestelde feiten.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1. Centraal staat de vraag of klagers klachtgerechtigd zijn en in hun klacht tegen de arts kunnen worden ontvangen. Klagers hebben zich beroepen op de in art 65 lid 1 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) onder a, b en c genoemde gronden.
4.2. Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van klagers in de onderhavige procedure neemt het Centraal Tuchtcollege het volgende in aanmerking. Klagers zijn als werkgever in een civiele aansprakelijkheidsprocedure verwikkeld aangespannen door een ex- werknemer inzake een hem tijdens dienstverband overkomen bedrijfsongeval. De rechtbank heeft de arts als deskundige benoemd en hem verzocht schriftelijk te rapporteren o.a. over de aard en de omvang van het door de werknemer opgelopen letsel en of de huidige klachten en afwijkingen redelijkerwijs een gevolg zijn van het bedrijfsongeval. De arts heeft aan de rechtbank gerapporteerd. Klagers zijn het met de inhoud van die rapportage niet eens.
4.3. Daarmee is gegeven dat niet klagers maar de rechtbank de opdracht heeft verstrekt aan de arts, zodat klagers niet zijn aan te merken als klachtgerechtigden in de zin van artikel 65 lid 1 sub b Wet BIG.
4.4. Volgens artikel 65 lid1 sub c kan verder een klacht worden ingediend door degene bij wie of het bestuur van een instelling waarbij degene over wie wordt geklaagd, werkzaam of voor het verlenen van individuele gezondheidszorg ingeschreven is. Onder deze categorie van klachtgerechtigden vallen bijvoorbeeld ziekenhuizen en ziekenfondsen. Klagers zijn niet werkzaam bij zodanige instelling zodat ook het beroep op deze grond faalt.
4.5. Klagers zijn evenmin aan te merken als rechtstreeks belanghebbenden als bedoeld in art 65 lid 1 onder a van de Wet BIG. Het belang dat zij stellen, dat zij zich door de rapportage van de arts benadeeld voelen omdat de arts de causaliteitsvraag naar hun mening onjuist heeft beantwoord, is geen rechtstreeks bij een handeling op het gebied van de individuele gezondheidszorg betrokken belang maar een financieel belang bij de uitkomst van de civiele procedure. Klagers zijn daarom niet klachtgerechtigd.
4.6. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het Regionaal Tuchtcollege klagers terecht niet ontvankelijk heeft verklaard zodat het beroep moet worden verworpen.
4.7. Om redenen aan het algemeen belang ontleend bepaalt het Centraal Tuchtcollege dat deze beslissing in de Nederlandse Staatscourant zal worden bekendgemaakt en ter publicatie zal worden aangeboden aan de redactie van het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht en de redactie van Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep
bepaalt dat deze beslissing op de voet van artikel 71 Wet BIG zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en zal worden aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheids-recht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact met het verzoek tot plaatsing.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. C.H.M. van Altena, voorzitter,
mrs. M.M.A. Gerritzen-Gunst en P.J. Wurzer, leden-juristen, dr. R.T. Ottow en
dr. J.A. Zonnevylle, leden-beroepsgenoten en mr. E. Wesemann, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 18 oktober 2011, door mr. K.E. Mollema, in tegenwoordigheid van de secretaris. Voorzitter w.g.
Secretaris w.g.