ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1376 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.179a

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1376
Datum uitspraak: 01-09-2011
Datum publicatie: 01-09-2011
Zaaknummer(s): C2010.179a
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Aangeklaagde is gz-psycholoog en psychotherapeut en werkzaam als vestigingshoofd van een behandelinstituut voor huiselijk geweld. Aangeklaagde heeft als gz-psycholoog en psychotherapeut o.m. deel uitgemaakt van een spiegelteam dat zich met de behandeling van klaagster heeft bemoeid. Klaagster was onder behandeling van een gz-psycholoog werkzaam bij dezelfde instelling. De echtgenoot van klaagster was onder behandeling bij een psychotherapeut ook verbonden aan de instelling. Klaagster verwijt aangeklaagde dat hij: a. onvoldoende de ernst van de situatie van huiselijk geweld waarin klaagster en haar kinderen leefden heeft onderkend, daardoor niet de juiste hulp heeft geboden en daarmee klaagster en haar kinderen onnodige veiligheidsrisico’s heeft laten lopen, b. verkeerde diagnosen bij klaagster en haar partner heeft gesteld, c. procedurele fouten heeft gemaakt in strijd met de Wet op de Geneeskundige Behandelings Overeenkomst (WGBO). Het RTG heeft de klacht als ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klaagster verworpen.  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.179a van:

                                               A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

tegen

F., gz-psycholoog, werkzaam te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. E.J.H. Gielen, advocaat te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

A. - hierna te noemen klaagster - heeft op 20 januari 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage tegen gz-psycholoog F. - hierna te noemen de gz-psycholoog - een klacht ingediend. Bij beslissing van 25 mei 2010, onder nummer 2009 O 013c heeft dat College de klacht als ongegrond afgewezen.

            Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De gz-psycholoog        heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

De zaak is in hoger beroep ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 9 juni 2011 tegelijk behandeld met de zaken A. / C., gz-psycholoog (C2010.177), A. / E., psychotherapeut (C2010.178) en A. /F., psychotherapeut (C2010.179b).

            Ter terechtzitting zijn verschenen:  klaagster alsmede de gz-psycholoog, bijgestaan      door mr. E.J.H. Gielen voornoemd.

            De zaak is over en weer bepleit. Beide partijen hebben dat gedaan aan de hand van    pleitnota’s die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

            “2. De feiten

Van de volgende feiten kan worden uitgegaan:

- De gz-psycholoog is als vestigingshoofd werkzaam bij “G.”,  vestiging

D.. G. is een centrum voor ambulante forensische psychiatrie en voorts een erkend behandelinstituut voor huiselijk geweld.

- In de periode van 4 december 2007 tot en met 13 januari 2009 is klaagster behandeld door de gz-psycholoog C., werkzaam bij “G.” in verband met huiselijk geweld. De echtgenoot van klaagster was onder behandeling van de psychotherapeut E. van G.. Er is een behandelplan voor klaagster opgesteld gedateerd 26 maart 2008.

- Naast ongeveer 40 individuele gesprekken tussen klaagster en de gz-psycholoog C. hebben een aantal 4-gesprekken (klaagster en de gz-psycholoog C. samen met de echtgenoot van klaagster en de psychotherapeut E.) plaatsgevonden en een tweetal spiegelgesprekken.

- Het spiegelteam is een team van gz-psychologen/psychotherapeuten en systeemtherapeuten. Een spiegelgesprek heeft als doel de behandelaars, in casu de gz-psycholoog C. en de psychotherapeut, te adviseren over mogelijke aanpak van de problematiek, indien een behandeling dreigt te stagneren. De behandelaar blijft verantwoordelijk voor de behandeling. De gz-psycholoog maakte deel uit van het spiegelteam.

- Naar aanleiding van de eerste gezamenlijke gesprekken, zijn klaagster en haar echtgenoot apart van elkaar gaan wonen met een bezoekregeling voor de kinderen. Na het eerste spiegelgesprek op 11 november 2008 is klaagster weer gaan samenwonen met haar echtgenoot. Op 9 januari 2009 heeft de echtgenoot van klaagster het huis weer verlaten.

- De spiegelgesprekken hebben plaats gevonden op 11 november 2008 en op

18 januari 2009.

- In een gesprek op 9 december 2008 van klaagster met de gz-psycholoog en de behandelend psychotherapeut van de echtgenoot van klaagster is de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis genoemd.  Bij brief van 17 september 2009 heeft H., klinisch psycholoog, op verzoek van klaagster verklaard dat hij bij haar geen persoonlijkheidsstoornis in de zin van de DSM heeft kunnen vaststellen.”

2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

 “3. De klacht

Klager verwijt de gz-psycholoog kort samengevat dat hij:

1.                  onvoldoende de ernst van de situatie van huiselijk geweld waarin klaagster en                haar kinderen leefden heeft onderkend, daardoor niet de juiste hulp heeft                                   geboden en daarmee klaagster en haar kinderen onnodige veiligheidsrisico’s                 heeft laten lopen,

2.                  verkeerde diagnosen bij klaagster en haar partner heeft gesteld en procedurele fouten heeft gemaakt in strijd met de Wet op de Geneeskundige                Behandelings Overeenkomst (WGBO).

4. Het standpunt van de gz-psycholoog

Primair stelt de gz-psycholoog dat zijn handelen of nalaten niet valt binnen de reikwijdte van het begrip individuele gezondheidszorg en dus niet binnen de reikwijdte van de Wet BIG. Subsidiair wordt gesteld dat er geen sprake is van schending van een tuchtnorm, zoals omschreven in artikel 47 van de Wet BIG. “

2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft  aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

 “5. De beoordeling

De gz-psycholoog heeft deel uitgemaakt van het spiegelteam dat zich met de behandeling van klaagster heeft bemoeid. Een spiegelgesprek heeft als doel de behandelaars te adviseren over een mogelijke aanpak van de problematiek, indien een behandeling dreigt te stagneren. Als lid van het spiegelteam heeft de gz-psycholoog de behandelaars van klaagster en haar echtgenoot geadviseerd en in die hoedanigheid heeft hij zich met de behandeling van klaagster bemoeid. Dit handelen staat in verband met de individuele gezondheidszorg en valt daarmee onder de reikwijdte van de Wet BIG. Klaagster is derhalve ontvankelijk in haar klacht.

Het college heeft geen aanwijzingen dat de gz-psycholoog, in zijn hoedanigheid van lid van het spiegelteam, heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij behoorde te betrachten ten opzichte van klaagster danwel dat er sprake is geweest van enig verwijtbaar handelen of nalaten in de zin van de Wet BIG. De klacht wordt derhalve als ongegrond afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de   feiten en de omstandigheden zoals zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hierboven onder 2.1 staan weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            Procedure.

4.1 Klaagster beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Zij concludeert (impliciet) tot ontvankelijk verklaring, tot vernietiging van de bestreden beslissing en tot gegrond verklaring van haar klachten in hoger beroep.

4.2 De gz-psycholoog heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij concludeert - zakelijk weergegeven - tot niet-ontvankelijk verklaring van klaagster in haar beroep danwel tot afwijzing van de door klaagster ingediende klachten als ongegrond.

Beoordeling

4.3 Grief A houdt in de klacht dat het medisch dossier zo laat is ingediend dat klaagster daarvan niet buiten de wettelijke termijn van zes dagen (artikel 67 lid 2 Wet BIG) vóór de zitting van het Regionaal Tuchtcollege heeft kunnen kennisnemen. Deze grief faalt reeds hierom omdat klaagster inmiddels geruime tijd heeft gehad om van het dossier kennis te nemen voor de procedure in hoger beroep waarin alle klachten opnieuw aan de orde worden gesteld.

4.4 De gz-psycholoog was niet de behandelaar van klaagster; zijn betrokkenheid bij haar behandeling beperkte zich in hoofdzaak tot zijn lidmaatschap van het spiegelteam. Voor zover klaagster grieven heeft aangevoerd die op het handelen of nalaten van anderen betrekking hebben of geen verband houden met de wijze waarop hij invulling heeft gegeven aan zijn rol in het spiegelteam, kunnen deze daarom buiten beschouwing blijven. Ten aanzien van het lidmaatschap van het spiegelteam heeft de behandeling in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege overigens niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg met uitzondering van het volgende.

4.5 Wel blijkt uit het medisch dossier dat brieven d.d. 14 januari 2009 aan klaagster en J. alsmede een brief aan de huisarts d.d. 8 april 2009, in welke brieven conclusies en/of adviezen na gehouden spiegelgesprekken zijn vermeld, naast de betrokken behandelaar mede zijn verzonden en ondertekend door de gz-psycholoog. In deze brieven wordt mede door het gebruik van het woord “wij” de indruk gewekt dat een en ander mede door en onder verantwoordelijkheid van de gz-psycholoog is geschied, terwijl dit in werkelijkheid niet het geval is geweest. Ter zitting heeft de gz-psycholoog toegelicht dat hij de brieven waarvan de inhoud door de betrokken behandelaar was bepaald, slechts heeft meegetekend in zijn hoedanigheid van vestigingshoofd van G.. Het Centraal Tuchtcollege acht dit geen gelukkige gang van zaken. De brieven hadden slechts door hem meegetekend mogen worden wanneer hij zich met de inhoud ervan vanuit zijn positie als medebehandelaar akkoord had verklaard. De gz-psycholoog heeft ter zitting ervan blijk gegeven dit te onderkennen. Het verzuim acht het Centraal Tuchtcollege niet zo ernstig dat een tuchtrechterlijk verwijt op zijn plaats is.

4.6 Het beroep wordt verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter,

mr. A. Dupain en prof.mr. J.K.M. Gevers, leden-juristen en dr. G.M. van der Aalsvoort en

R.M.H. Schmitz, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2011 door mr. E.J. van Sandick in tegenwoordigheid van de secretaris.                                  Voorzitter  w.g.

                                               Secretaris  w.g.