ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1368 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2009.305

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1368
Datum uitspraak: 01-09-2011
Datum publicatie: 01-09-2011
Zaaknummer(s): C2009.305
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 63 Wet BIG, in de zaak onder nummer C2009.305 ingediend door :

A., wonende te B., verzoeker.

1.         Verloop van de procedure

1.1 A. - hierna verzoeker - heeft op 21 augustus 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van 22 september 2009, onder nummer 08/231 heeft dat College de klacht afgewezen. Klager is van die beslissing in     hoger beroep gekomen.

1.2 De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 14 december 2010, waar zijn verschenen klager en de psychiater,  bijgestaan door zijn gemachtigde mevrouw T.A.M. van den Ende, advocaat te Zwolle.

1.3 Ter terechtzitting van 14 december 2010 heeft klager een wrakingsverzoek ingediend

tegen de voorzitter, de leden beroepsgenoten en leden juristen van het College van       

14 december 2010, waarna de voorzitter van het College de zitting voor onbepaalde tijd heeft geschorst en partijen heeft medegedeeld dat zij nader over het wrakingsincident zullen worden geïnformeerd.

            1.4 Het College van 14 december 2010 heeft niet berust in de wraking.

            1.5 Bij brief d.d. 18 januari 2011 heeft verzoeker het Centraal Tuchtcollege op           voorhand laten weten de leden beroepsgenoten van de wrakingskamer van het            Centraal Tuchtcollege te zullen wraken.

            1.6 Bij brief d.d. 26 januari 2011 heeft het Centraal Tuchtcollege verzoeker    medegedeeld dat de behandeling van het wrakingsverzoek zal plaatsvinden op

            8 februari 2011.

            1.7 Bij brief van 28 januari 2011 heeft klager te kennen gegeven dat hij naast de leden            beroepsgenoten tevens de leden juristen van de wrakingskamer wraakt, alsmede dat de           behandeling van het wrakingsverzoek is ingedeeld op een dag die hij had opgegeven     als verhinderdatum. De zaak is daarop van de rol gehaald.

            1.8 Bij brief van 29 april 2011 heeft het Centraal Tuchtcollege verzoeker medegedeeld           dat de behandeling van de wraking zal plaatsvinden op de zitting van 24 mei 2011.           

            1.9 Bij brief van 4 mei 2011 heeft verzoeker de leden beroepsgenoten en de leden      juristen van de wrakingskamer van 24 mei 2011 gewraakt, alsmede de           (plaatsvervangend) secretarissen van het Centraal Tuchtcollege.

            1.10 De wrakingskamer van het Centraal Tuchtcollege heeft de verzoeken van klager             behandeld ter terechtzitting van 24 mei 2011, waar zijn verschenen klager en            

            mr. P. Dalhuizen als gemachtigde van de psychiater. De psychiater is niet verschenen.

2.         Ontvankelijkheid van verzoeker in het verzoek tot wraking van de leden          beroepsgenoten en leden juristen van de wrakingskamer van 24 mei 2011

            Verzoek tot wraking van de wrakingskamer van 24 mei 2011

Klager heeft in zijn brieven van 18 januari 2011, 28 januari 2011 en 4 mei 2011 (op voorhand) en ter zitting van 24 mei 2011 bezwaar gemaakt tegen de samenstelling van de wrakingskamer van het Centraal Tuchtcollege in die zin dat hij - kort gezegd - van mening is dat het College geen onpartijdige rechtspraak kan leveren door de aanwezigheid van beroepsgenoten in het College. Volgens klager is de aanwezigheid van leden beroepsgenoten in het College in strijd met artikel

6 EVRM en artikel 14 van het IVBPR, alsmede met het beginsel van equality of arms. Klager stelt zich op het standpunt dat beroepsgenoten geen plaats behoren te nemen in het College en dat de rechtsgeleerde leden van het College zich ten onrechte niet hebben verschoond, nu zij deelnemen aan een college waarin tevens beroepsgenoten plaatshebben. Klager heeft zijn bezwaren gekwalificeerd als wrakingsverzoek.

Beoordeling van het verzoek tot wraking van de wrakingskamer van 24 mei 2011

Klager kan in dit verzoek niet worden ontvangen. De door verzoeker aangedragen bezwaren zijn gericht tegen de bij wet vastgestelde samenstelling van het Centraal Tuchtcollege (artikel 56 Wet BIG) en hebben zonder nadere concretisering, die hier ontbreekt, niet te gelden als een weergave van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden als bedoeld in artikel 63 van de Wet BIG juncto artikelen 512 tot en met 518 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek van klager zal als zodanig dan ook niet in behandeling worden genomen.

3.         Ontvankelijkheid van verzoeker in het verzoek tot wraking van de leden          beroepsgenoten en leden juristen van het college van 14 december 2010

            In het verlengde van hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 2 is overwogen inzake het tegen de wrakingskamer gerichte verzoek van klager wordt ook klagers wrakingsverzoek tegen het college van 14 december 2010 voor zover gestoeld op dezelfde gronden niet in behandeling genomen. Ook hier zijn klagers bezwaren gericht tegen de bij wet vastgestelde samenstelling van het Centraal Tuchtcollege (artikel 56 Wet BIG) en hebben deze zonder nadere concretisering, die hier ontbreekt, niet te gelden als een weergave van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden als bedoeld in artikel 63 van de Wet BIG juncto artikelen 512 tot en met 518 van het Wetboek van Strafvordering. In zoverre is klager dan ook in dit verzoek niet ontvankelijk.

4.         Beoordeling van het verzoek tot wraking van de voorzitter van het College van            14 december 2010

            Verzoek tot wraking van de voorzitter

4.1 Klager heeft in zijn verzoek tot wraking van het College van 14 december 2010 voorts nog een wrakingsverzoek geformuleerd tegen de voorzitter mr. Scholten. Volgens klager heeft de voorzitter schade toegebracht aan de rechterlijke onpartijdigheid of althans de schijn gewekt niet onpartijdig te zijn door in de brief van 6 december 2010 aan klager mede te delen dat klager ter zitting van 14 december 2010 niet in de gelegenheid zal worden gesteld het Centraal Tuchtcollege “de basisbeginselen van het recht uit te leggen”. Blijkens deze brief heeft de voorzitter zich op voorhand schriftelijk met de inhoud van klagers pleidooi ter zitting bemoeid, aldus klager.

Beoordeling van het verzoek tot wraking van de voorzitter

4.2 Bij de beoordeling van het wrakingsverzoek tegen de voorzitter mr. Scholten is aan de orde de vraag of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Hierbij neemt de wrakingskamer als uitgangspunt dat een lid van het Centraal Tuchtcollege uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat het lid jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

4.3 In de gewraakte brief van mr. Scholten aan klager van 6 december 2010 (abusievelijk gedateerd 6 november 2010) staat (onder meer) vermeld:

“U schrijft voorts het volgende:

Heb blijkens de kennelijke onbekendheid van uw college met het recht uw college eerst de basisbeginselen van het recht uit te leggen voordat er tot inhoudelijke behandeling overgegaan kan worden.

Hieromtrent deel ik u reeds nu mede dat u ter zitting van 14 december niet in de gelegenheid zal worden gesteld het Centraal Tuchtcollege “de basisbeginselen van het recht uit te leggen”. Wel heeft u de gelegenheid uw bezwaren of verweer nader toe te lichten”.

4.4 De wrakingskamer overweegt in dit verband dat artikel 11, lid 1 van het Tuchtrechtbesluit bepaalt dat de voorzitter de terechtzitting leidt. Voorts komt ingevolge artikel 12 van het Reglement bij de mondelinge behandeling ter terechtzitting aan partijen beperkte spreektijd toe. Voormelde bepalingen brengen mee dat de voorzitter kan bepalen dat bepaalde onderwerpen ter terechtzitting niet dan wel niet verder aan de orde zullen komen. De brief van mr. Scholten van 6 december 2010 dient tegen deze (processuele) achtergrond te worden bezien. De wrakingskamer is dan ook van oordeel dat uit de mededeling van mr. Scholten inhoudende dat klager ter terechtzitting van 14 december 2010 niet in de gelegenheid zal worden gesteld het Centraal Tuchtcollege “de basisbeginselen van het recht uit te leggen”, niet blijkt van enige vooringenomenheid. Dit geldt eens te minder nu de voorzitter in voormelde brief van 6 december 2010 aan het slot nog heeft opgemerkt dat klager ter zitting wel in de gelegenheid zal worden gesteld zijn bezwaren of verweer nader toe te lichten. Nu de wrakingskamer ook overigens niet is gebleken dat het de voorzitter ten aanzien van verzoeker aan (subjectieve of objectieve) onpartijdigheid heeft ontbroken, dient het verzoek tot wraking als ongegrond te worden afgewezen.

5.         Ontvankelijkheid van verzoeker in het verzoek tot wraking van de (plaatsvervangend)             secretarissen

Verzoeker heeft een verzoek tot wraking ingediend tegen de (plaatsvervangend) secretarissen op grond van verzoekers ‘eerdere en voortgaande ongelukkige ervaringen’ met hen in de tuchtprocedure. In dit verzoek kan verzoeker niet worden ontvangen nu de wet de mogelijkheid van het wraken van de (plaatsvervangend) secretaris niet kent.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat verzoeker deels niet ontvankelijk is in zijn  wrakingsverzoeken (zie rechtsoverwegingen 2, 3 en 5) en voor het overige zijn verzoek dient te worden afgewezen (rechtsoverweging 4 ).

Ingevolge het bepaalde in artikel 63 Wet BIG juncto artikel 513 Wetboek van Strafvordering wordt een volgend verzoek om wraking van de leden van het College niet in behandeling genomen, tenzij feiten en omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden.

6.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                   verklaart klager niet ontvankelijk in zijn verzoeken als                                      weergegeven onder rechtsoverwegingen 2., 3. en 5.

                                    wijst het verzoek tot wraking van de voorzitter af als                                                   weergegeven onder rechtsoverweging 4;

                                   bepaalt dat de behandeling van de hoofdzaak wordt voortgezet                                   in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen                                 van het verzoek tot wraking;

                                   beveelt dat de secretaris van de wrakingskamer onverwijlde                                        mededeling doet aan verzoeker, de leden van het College en de                                  psychiater.

Deze beslissing is gegeven door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter;

mr.drs. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en M. Drost en

mr.drs. R.H. Zuijderhoudt, leden-beroepsgenoten en mr. D. Brommer, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2011, door mr. E.J. van Sandick, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.