ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1365 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.364

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1365
Datum uitspraak: 23-06-2011
Datum publicatie: 24-08-2011
Zaaknummer(s): c2010.364
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen kaakchirurg Klager verwijt de kaakchirurg dat hij hem ten onrechte heeft verwezen. Door aldus te handelen heeft de kaakchirurg doelbewust een medische misser willen verdoezelen en/of voorkomen, terwijl een operatie noodzakelijk was.  Volgens klager is in 1993 en in 1995 na een behandeling door zijn voormalige tandarts een Palladium kroonstift in zijn kaakholte terechtgekomen, met als gevolg dat hij last heeft van ontstekingen en allergische klachten. Op de vele bij klager gemaakte röntgenfoto’s en CT-scans is volgens klager duidelijk een 1 cm hoog bultje te zien dat Palladiumhoudend materiaal bevat en verwijderd dient te worden.  Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af.  Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.364 van:

                                               A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

                                               I., kaakchirurg, wonende te K., thans werkzaam te L.,

                                               verweerder in beroep en in eerste aanleg.

1.         Verloop van de procedure

            Appellant - hierna klager - heeft op 6 oktober 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Het Regionaal        Tuchtcollege ’s-Gravenhage heeft het klaagschrift doorgezonden naar het Regionaal         Tuchtcollege te Amsterdam, waar het op 7 januari 2010 is ingekomen. Bij beslissing             van 14 september 2010, onder nummer 010/004T, heeft dat College de klacht           afgewezen.

            Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift             in beroep ingediend.

            De zaak is in beroep ter terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 26 april 2011            tegelijk behandeld met de zaken C2010.214 klager / C., kaakchirurg, C2010.215     klager / E., KNO-arts, C2010.216 klager / F., kinderarts, C2010.217 klager / G.,           KNO-arts en C2010.363 klager / H., KNO-arts. De zaken zijn niet gevoegd.

            Klager is verschenen. De arts is niet ter terechtzitting aanwezig. Hij heeft tevoren         bericht van verhindering gezonden. Klager heeft het beroep toegelicht aan de hand        van pleitaantekeningen die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag            gelegd.

            “ 2. De feiten.

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Op 1 december 2008 is klager, op verwijzing van KNO-arts H., gezien door verweerder in verband met de wens een verhevenheid in de sinus maxillaris te verwijderen omdat het om een wortelrest zou handelen die Palladiumhoudend materiaal zou bevatten. Alvorens een goede diagnose te kunnen stellen heeft verweerder klager verwezen naar M., verbonden aan het N. om een eventuele Palladiumallergie vast te stellen als mogelijke oorzaak van de malaiseklachten. Klager was het hiermee niet eens. 

3. Het standpunt van klager en de klacht.

Klager verwijt verweerder in het bijzonder dat hij hem ten onrechte heeft verwezen naar M.. Door aldus te handelen heeft verweerder volgens klager doelbewust een medische misser willen verdoezelen en/of voorkomen, terwijl een operatie noodzakelijk was.

Klager voert hiertoe onder meer aan dat in 1993 en in 1995 na een behandeling door zijn voormalige tandarts een Palladium kroonstift in zijn kaakholte is terechtgekomen, met als gevolg dat hij last heeft van ontstekingen en allergische klachten. Op de vele bij klager gemaakte röntgenfoto’s en CT-scans is volgens klager duidelijk een 1 cm hoog bultje te zien dat Palladiumhoudend materiaal bevat en verwijderd dient te worden. 

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

Vast staat dat op een in het verleden bij klager gemaakte CT-scan een verhevenheid in de sinus maxillaris links werd gezien. 

Verweerder heeft aangevoerd dat hij klager tijdens het consult op 1 december 2008 heeft uitgelegd dat er twijfel bestond over een chirurgische exploratie omdat de tandheelkundige restauraties in klagers gebit ook Palladiumhoudend materiaal zouden kunnen bevatten, hetgeen zou betekenen dat verwijdering van de verhevenheid in de sinus maxillaris de oorzaak van klagers klachten niet zou wegnemen. Om die reden en om een goede diagnose te kunnen stellen, heeft verweerder klager voor onderzoek naar Palladiumallergie verwezen naar het N..   

De overwegingen van verweerder, op basis waarvan hij tot zijn hiervoor genoemde standpunt is gekomen, acht het college alleszins gerechtvaardigd. Verweerder heeft zorgvuldig gehandeld door klager eerst naar het N. te verwijzen voor het stellen van een diagnose alvorens een behandeling bij klager in te stellen. Dat verweerder, zoals klager stelt, met zijn handelen een medische misser heeft willen verdoezelen en/of willen voorkomen, is niet in te zien.   

De conclusie van het voorgaande is dat de klacht (in al haar onderdelen) kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten   zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. zijn        weergegeven.

4.         Beoordeling van het beroep

4.1.      Klager heeft zijn klacht in beroep herhaald en nader toegelicht.

4.2.            De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

prof.mr. J.K.M. Gevers en mr. P.J. Wurzer, leden-juristen en dr. C.J. Brenkman en

M.A.P.E. Bulder-van Beers, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juni 2011, door mr. K.E. Mollema, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.