ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1362 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.217

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1362
Datum uitspraak: 23-06-2011
Datum publicatie: 24-08-2011
Zaaknummer(s): c2010.217
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen KNO-arts Klacht betreft stellen foute diagnose, geven onjuiste informatie en weigeren doorverwijzing voor endoscopische ingreep aan een bobbeltje in de kaak. Op deze manier weigert KNO-arts volgens klager een medische misser te herstellen en dekt hij zijn collega’s. Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af, zie YG0437. Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.217 van:

                                               A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

                                               G., KNO-arts,  werkzaam te D., verweerder in beroep en in                                                  eerste aanleg, met rechtskundige bijstand van

                                               mr.drs. M.C. Hoogendam, verbonden aan ARAG                                                                  Rechtsbijstand te Leusden.

1.         Verloop van de procedure

            Appellant - hierna klager - heeft op 23 februari 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te            Zwolle tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

            15 juli 2010, onder nummer 027/2009, heeft dat College de klacht afgewezen.

            Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift             in beroep ingediend.

            De zaak is in beroep ter terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 26 april 2011            tegelijk behandeld met de zaken C2010.214 klager / C., kaakchirurg, C2010.215     klager / E., KNO-arts, C2010.216 klager / F., kinderarts, C2010.363 klager / H.,           KNO-arts en C2010.364 klager / I., kaakchirurg. De zaken zijn niet gevoegd.

            Ter zitting zijn klager en de arts, bijgestaan door mr.drs. Hoogendam verschenen.       Klager heeft het beroep toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die hij aan het    Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag            gelegd.

“ 2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager heeft vanaf 1985 verschillende ingrepen ondergaan in de kaak-/neusregio in verband met onder meer sinusitisachtige klachten. In 2000 signaleerde klager op een CT-scan uit 1998 een 1 cm hoog bultje in de linkerkaakholte. Uit later onderzoek heeft hij opgemaakt dat zich in het bultje een palladiumstift en mogelijk nog ander materiaal bevindt, afkomstig van een behandeling van zijn toenmalige tandarts. Dit materiaal is naar zijn mening de oorzaak van de vele ontstekingen en allergische reacties waaraan hij lijdt. Hij kreeg voor dit vermoeden in de medische wereld niet of nauwelijks steun. Dit heeft geleid tot tientallen tuchtrechtelijke en ook civielrechtelijke procedures, zonder voor klager bevredigend resultaat. In 2007 kwam hij via Nevemedis, een stichting die opkomt voor slachtoffers van medische missers, terecht bij F., medisch manager van het Centrum voor Patiëntveiligheid van het ziekenhuis. Op diens verzoek heeft de kaakchirurg C. klager op 21 februari 2008 onderzocht, in welk kader hij onder meer een OPG liet maken. Hij liet weten (slechts) een apicale afwijking aan de 26 te zien (hetgeen hij met een apexresectie wilde behandelen) en geen palladiumstift. Omdat klager stond op een endoscopische benadering via de neusbijholte, heeft de kaakchirurg verweerder geraadpleegd. De kaakchirurg liet uiteindelijk weten dat ook de KNO-arts niets voor klager kon doen.

Klager heeft een klacht ingediend bij het ziekenhuis, naar aanleiding waarvan op 8 januari 2009 een gesprek heeft plaatsgevonden tussen klager en verweerder, C. en F. in aanwezigheid van de klachtenfunctionaris. F. heeft nog toegezegd te zullen bezien of hij een KNO-arts van elders voor klager kon vinden.

3.                  HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -samengevat en zakelijk weergegeven- dat hij een foute diagnose heeft gesteld, hierover verkeerde informatie geeft en ten onrechte weigert hem endoscopisch te opereren aan een bobbeltje in de kaak. Op deze manier weigert verweerder een medische misser te herstellen en dekt hij zijn collega’s.

4.                  HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat C. hem heeft geconsulteerd zonder de naam van klager te noemen en zonder dat er een behandelrelatie met klager is geweest. Primair beroept hij zich op niet-ontvankelijkheid van klager. Subsidiair stelt hij dat het bultje waarschijnlijk een litteken is en dat een zevende operatie niets zou helpen.

5.                  DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Hoewel er geen behandelrelatie tussen partijen is ontstaan, heeft verweerder in het kader van een collegiaal consult de gezondheidstoestand van klager beoordeeld. Dit brengt mee dat verweerder zich heeft beziggehouden met de aan klager te verlenen individuele gezondheidszorg en dat klager dus ontvankelijk is in zijn klacht hierover. Het feit dat verweerder klagers naam niet wist kan hieraan niet afdoen.

5.2

Het college wijst er vervolgens op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.3

Mèt verweerder, en de tientallen tot nu toe door klager benaderde specialisten, kan het college uit het door klager overgelegde (foto)materiaal niet opmaken dat zich in de linkerkaakholte van klager een bultje bevindt, althans niet een met het door klager genoemde materiaal (palladium zou zeer goed te zien zijn op een foto), dat door verweerder zou moeten worden verwijderd. Het standpunt van verweerder dat een volgende operatie niets zou opleveren, is alleszins verdedigbaar. Hiermee ontvalt de basis aan het klachtencomplex van klager, zodat zijn klacht als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten   zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. zijn        weergegeven.

4.         Beoordeling van het beroep

            4.1.      Klager heeft zijn klacht in beroep herhaald en nader toegelicht.

4.2.            De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

prof.mr J.K.M. Gevers en mr. P.J. Wurzer, leden-juristen en dr. C.J. Brenkman en

M.A.P.E. Bulder-van Beers, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juni 2011, door mr. K.E. Mollema, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.