ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1360 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.215

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1360
Datum uitspraak: 23-06-2011
Datum publicatie: 24-08-2011
Zaaknummer(s): c2010.215
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen KNO-arts Klacht betreft stellen foute diagnose, geven verkeerde informatie, weigeren doorverwijzing voor endoscopische ingreep aan een bobbeltje in de kaak en wissen foto’s. Op deze manier weigert KNO-arts volgens klager een medische misser te herstellen en dekt hij zijn collega’s. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af, zie YG0435. Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.215 van:

                                               A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

                                               E., KNO-arts,             werkzaam te J., verweerder in beroep en in                                                     eerste aanleg.  

1.         Verloop van de procedure

            Appellant - hierna klager - heeft op 23 februari 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te            Zwolle tegen verweerder - hierna de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

            15 juli 2010, onder nummer 109/2009, heeft dat College de klacht afgewezen.

            Klager is van die beslissing tijdig in beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift             in beroep ingediend.

            De zaak is in beroep ter terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 26 april 2011            tegelijk behandeld met de zaken C2010.214 klager / C., kaakchirurg, C2010.216     klager / F., kinderarts, C2010.217 klager / G., KNO-arts, C2010.363 klager / H.,           KNO-arts en C2010.364 klager / I., kaakchirurg. De zaken zijn niet gevoegd. Klager is             verschenen. De arts is niet ter terechtzitting aanwezig. Hij heeft tevoren bericht van      verhindering gezonden. Klager heeft het beroep toegelicht aan de hand van     pleitaantekeningen die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd.

“ 2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager heeft vanaf 1985 verschillende ingrepen ondergaan in de kaak-/neusregio in verband met onder meer sinusitisachtige klachten. In 2000 signaleerde klager op een CT-scan uit 1998 een 1 cm hoog bultje in de linkerkaakholte. Uit later onderzoek heeft hij opgemaakt dat zich in het bultje een palladiumstift en mogelijk nog ander materiaal bevindt, afkomstig van een behandeling van zijn toenmalige tandarts. Dit materiaal is naar zijn mening de oorzaak van de vele ontstekingen en allergische reacties waaraan hij lijdt. Hij kreeg voor dit vermoeden in de medische wereld niet of nauwelijks steun. Dit heeft geleid tot tientallen tuchtrechtelijke en ook civielrechtelijke procedures, zonder voor klager bevredigend resultaat. In november 2008 heeft verweerder klager gezien op zijn spreekuur op basis van een zeven jaar oude verwijsbrief van diens voormalige huisarts. Bij een endoscopisch onderzoek van de linker kaakholte via een claoe-opening zag verweerder een geheel rustige slijmvliesbedekking van de kaakholte zonder suspecte contourafwijkingen. Er werden foto’s gemaakt die zichtbaar waren op een monitor. Naar aanleiding van het vermoeden van klager dat er resten van palladium waren, heeft verweerder via de afdeling kaakchirurgie een OPG laten maken. Deze heeft hij, met een in 2005 gemaakte CT-scan van de neusbijholten, beoordeeld met een kaakchirurg. Vervolgens heeft hij klager laten weten dat er geen aanwijzingen waren voor resten van een palladium kroonstift. Verweerder bood nog een verwijzing aan naar een bijholte-specialist, maar dat wees klager van de hand. Ten slotte heeft verweerder verslag gedaan van zijn bevindingen aan de huisarts, waarin hij nog vermeldt dat hij ook nog een vergeefse poging heeft gedaan om contact te leggen met een door klager opgegeven tandarts.

4.                  HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -samengevat en zakelijk weergegeven- dat hij een foute diagnose heeft gesteld, hierover verkeerde informatie geeft en ten onrechte weigert hem endoscopisch te opereren aan een bobbeltje in de kaak. Op deze manier weigert verweerder een medische misser te herstellen en dekt hij zijn collega’s. Tevens verwijt hij hem dat hij foto’s heeft gewist.

3.                  HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hij serieus is ingegaan op de klachten van klager en, na consultatie van de kaakchirurg, tot de conclusie moest komen dat er geen resten van palladium waren te vinden. Foto’s pleegt hij niet op harde schijf vast te leggen als er geen sprake is van pathologie.

5.                  DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college heeft bij de beoordeling de foto’s betrokken die in de andere klachtzaken door klager zijn overgelegd. Mèt verweerder, en de tientallen tot nu toe door klager benaderde specialisten, kan het college uit het (foto)materiaal niet opmaken dat zich in de linkerkaakholte van klager een bultje bevindt, althans niet een met het door klager genoemde materiaal (palladium zou zeer goed te zien zijn op een foto), dat door verweerder zou moeten worden verwijderd. Hiermee ontvalt de basis aan het klachtencomplex van klager. Het is niet ongebruikelijk dat foto’s niet worden vastgelegd als er geen verdenking is van pathologie. De klacht is dus kennelijk ongegrond. Het college voegt hieraan toe dat het de indruk heeft gekregen dat verweerder juist zijn best heeft gedaan voor klager door hem ondanks zijn uitgebreide voorgeschiedenis en zonder actuele verwijzing te willen zien, door te willen overleggen met de kaakchirurg en met de tandarts en door tot slot uitgebreid verslag te doen van zijn bevindingen aan de huisarts van klager.

5.3

De slotsom is dat de klacht moet worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten   zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder 2. zijn        weergegeven.

4.         Beoordeling van het beroep

            4.1.      Klager heeft zijn klacht in beroep herhaald en nader toegelicht.

4.2.            De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd met conclusie het beroep te verwerpen.

4.3.      De behandeling van de zaak in beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

prof.mr. J.K.M. Gevers en mr. P.J. Wurzer, leden-juristen en dr. C.J. Brenkman en

M.A.P.E. Bulder-van Beers, leden-beroepsgenoten en mr. C.M.J. Wuisman-Jansen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 23 juni 2011, door mr. K.E. Mollema, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.