ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1334 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.127

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1334
Datum uitspraak: 05-07-2011
Datum publicatie: 23-08-2011
Zaaknummer(s): c2010.127
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager is opgeroepen voor een medische keuring in het kader van zijn bijstandsuitkering. Op 6 juli 2005 heeft klager een gesprek gehad met de arts. Hierna is klager nogmaals opgeroepen maar niet verschenen. Vervolgens is medisch vertrouwelijke informatie betreffende klager naar de gemeente verstuurd. Klager verwijt de arts: dat hij klager ten onrechte medisch wilde keuren, dat hij ten onrechte als verzekeringsarts is aangeduid in de oproep voor de keuring en dat hij medisch vertrouwelijke informatie over klager aan de gemeente heeft gezonden. Het RTC heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van klager verworpen en de publicatie gelast.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.127 van:

                                               A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

                                               C., arts, wonende te D., verweerder in beide instanties,

                                               gemachtigde: mr. E.P. Haverkate, als jurist verbonden aan                                                      Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

            A.- hierna te noemen klager - heeft op 30 mei 2008 bij het      Regionaal Tuchtcollege te         B. tegen C. - hierna te noemen de arts - een klacht ingediend. De       behandeling van de klacht is op 8 oktober 2009 overgedragen aan het bevoegde         Regionaal Tuchtcollege te ’s-Gravenhage. Bij beslissing van 9 februari 2010, onder     nummer 2008 H 174 heeft dat College de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen.

            Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.

            De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal       Tuchtcollege van 10 mei 2011, waar zijn verschenen klager alsmede de arts,     bijgestaan door mr. E.P. Haverkate voornoemd.

            De zaak is over en weer bepleit. Klager heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnota          die hij aan het Centraal Tuchtcollege heeft overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

            “2. De feiten

Klager was werkzaam als zelfstandige en is in 1992 door de Gemeenschappelijk Medische Dienst te B. arbeidsongeschikt verklaard. Naar aanleiding daarvan is hem een bijstandsuitkering met onvoorwaardelijke ontheffing van sollicitatieplicht toegekend.

Bij brief van 22 juni 2005 is klager op verzoek van de Gemeentelijke Sociale Dienst B. opgeroepen voor een medische keuring door de arts op 6 juli 2005 waarbij voor de arts het doel was zicht te krijgen of en zo ja in hoeverre klager inzetbaar was op de arbeidsmarkt.

De arts was ten tijde van de keuring werkzaam bij het re-integratiebedrijf ‘E.’ te B. (hierna E.). Na het contact met de arts op 6 juli 2005 is klager nogmaals opgeroepen voor een onderzoek door een verzekeringsarts van E.. Klager is om hem moverende redenen niet verschenen op die oproep. Daarna is medisch vertrouwelijke informatie betreffende klager naar de gemeente B. gezonden.”

2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

“3. De klacht

Klager verwijt de arts dat deze heeft meegewerkt aan een, aan klager als verplicht voorgestelde, medische keuring, terwijl het in feite een indicatie voor re-integratie betrof.

De arts had uit het medisch dossier van klager kunnen opmaken dat klager daar in het verleden al bezwaar tegen had gemaakt omdat met een dergelijke keuring werd beoogd de rechtszekerheid van klager te ondermijnen.

De arts was in de oproep voor de keuring ten onrechte als verzekeringsarts aangeduid. Klager heeft de arts tijdens het bezoek op 22 juni 2005 dan ook, onder overlegging van medische gegevens, verzocht zich als algemeen arts strikt te beperken tot het verifiëren van medische feiten op grond waarvan klager in 1992 onvoorwaardelijk was vrijgesteld van sollicitatieplicht.

Klager verwijt de arts dat hij medisch vertrouwelijk informatie over klager aan de gemeente B. heeft gezonden.

4. Het standpunt van de arts

De arts was destijds op basis van detachering werkzaam bij E.. Het was de arts niet bekend dat klager bezwaren had tegen de keuring. Dit is hem ook niet duidelijk gemaakt tijdens het bezoek van klager op 6 juli 2005. De arts meent dat hij in het gesprek met klager heeft gezegd dat hij arts is en geen verzekeringsarts.

De arts betreurt het dat klaarblijkelijk medische informatie bij de gemeente B. terecht is gekomen. Hij heeft hier nooit opdracht of toestemming voor gegeven. Bovendien heeft de arts op 6 juli 2005 besloten eerst de door klager meegebrachte medische informatie te bestuderen om klager daarna nogmaals op te roepen. Gezien het voorgaande bestond er voor de arts geen aanleiding om stukken uit het dossier naar derden te sturen. Klager is blijkens het klaagschrift opnieuw opgeroepen. De arts was toen echter niet meer werkzaam bij E. en heeft met het vervolg geen bemoeienis meer gehad.”

2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De beoordeling

5.1       Het rapport van de arts, dat is opgesteld aan de hand van zijn handgeschreven werknotities over het contact op 6 juli 2005, ontmoet bij het College geen bedenkingen. Het gesprek is blijkbaar vanuit een basale vertrouwensrelatie gestart. De anamnestische gegevens bieden voldoende inzicht in de dagelijkse gang van zaken bij klager en de verslaglegging is neutraal.

In de notities van 6 juli 2005 is vermeld bij “lichamelijk onderzoek”:

            Niet verricht, besloten werd gezien houding en gedrag van cliënt om eerst de

               meegebrachte stukken door te nemen;hierna opnieuw oproepen (bh meegedeeld). 

Bij “diagnose” is vermeld: uitgesteld

Uit het voorgaande leidt het College af dat het contact van klager met de arts zich slechts tot de ontmoeting op 6 juli 2005 heeft beperkt.

Voor het verwijt dat de arts klager ten onrechte medisch heeft gekeurd is, gezien de inhoud van de handgeschreven notities, geen grond, waarmee dit onderdeel als kennelijk ongegrond wordt afgewezen.

Dat er medisch vertrouwelijke informatie over klager bij de gemeente B. terecht is gekomen staat vast. Dat deze gegevens door de arts zijn verstrekt staat niet vast. De arts heeft na het uitbrengen van de rapportage van 6 juli 2005, geadviseerd klager op te roepen voor een tweede contact met een verzekeringsarts van E.. Er was dus voor de arts op dat moment naar moet worden aangenomen geen aanleiding om stukken uit het dossier, vooruitlopend op het eindadvies van E., naar de gemeente B. te sturen. Na het contact op 6 juli 2005 is de arts niet meer betrokken geweest bij de casus van klager. Dit klachtonderdeel zal dan ook als kennelijk ongegrond worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de   feiten en de omstandigheden zoals zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hierboven onder 2.1 staan weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            Procedure.

            4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie   neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij          concludeert (impliciet) tot gegrondheid van zijn klacht.

            4.2 De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij concludeert -      zakelijk weergegeven - tot ongegrond verklaring van het beroep en tot  bekrachtiging       van de bestreden beslissing zo nodig onder verbetering van de gronden.

            Beoordeling

            4.3 Ook in hoger beroep verwijt klager de arts dat hij medisch vertrouwelijke             informatie over klager aan de Gemeente B. heeft gezonden, dan wel heeft gezorgd of            heeft toegelaten dat deze informatie bij de gemeente B. kwam.

            Voor zover hier van belang draagt de hulpverlener krachtens artikel 457 van Boek 7 van        het Burgerlijk Wetboek zorg, dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de          patiënt dan wel inzage in of afschrift van de bescheiden, bedoeld in artikel 454, worden     verstrekt dan met toestemming van de patiënt. Als vaststaand kan worden aangenomen     dat klager geen toestemming in bedoelde zin heeft gegeven en dat de rapportage van de          arts toch op een of andere wijze bij de gemeente B. is terechtgekomen.     

Niet is gebleken dat de arts daarin een actieve rol heeft gespeeld. Voor de vraag of de arts ter zake toch een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt acht het Centraal Tuchtcollege van belang dat de arts slechts kortdurend - naar eigen zeggen voor een periode van twee maanden - vanuit De Arbodienst gedetacheerd is geweest bij het re-integratiebedrijf “E”. De arts heeft de rapportage van zijn eenmalige contact met klager van 6 juli 2005 bij genoemd bedrijf achter gelaten met het oog op een vervolgoproep door een verzekeringsarts. Het Centraal Tuchtcollege is - gelet op deze context - van oordeel dat er onvoldoende feiten en/of omstandigheden zijn gebleken om te oordelen dat de arts er rekening mee heeft moeten houden dat zijn rapportage ten onrechte bij derden (i.c. de gemeente B.) terecht zou kunnen komen. Deze grief faalt daarom.

4.4 Voor het overige heeft de behandeling in hoger beroep het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

4.5 Om redenen aan het algemeen belang ontleend, zal de publicatie van deze beslissing worden gelast.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep;

                                               bepaalt dat deze beslissing  op de voet van artikel 71 Wet BIG                                               zal worden bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant, en                                            zal worden aan­geboden aan het Tijdschrift voor Gezondheids-                                               recht, Gezondheidszorg Jurisprudentie, Tijdschrift voor                                                           Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde en Medisch Contact met                                                het verzoek tot plaatsing.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter,

mrs. G.P.M. van den Dungen en W.P.C.M. Bruinsma, leden-juristen en mr.drs. M.J. Kelder en mr.drs. J.A.W. Dekker, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 5 juli 2011, door mr. W.D.H. Asser, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.