ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1324 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.243

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1324
Datum uitspraak: 05-07-2011
Datum publicatie: 23-08-2011
Zaaknummer(s): c2010.243
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts over behandeling (kronen, wortelkanaalbehandelingen en klachtbehandelingen) in eerste aanleg deels gegrond, met oplegging van waarschuwing aan de tandarts. Klager is in hoger beroep niet-ontvankelijk ten aanzien van nieuwe klachten. Hoger beroep voor het overige verworpen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.243 van:

A., wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

tegen

C., tandarts, wonende te D., verweerder in hoger beroep en in eerste aanleg, gemachtigde: mr. J.C. Klompé, advocaat te Loosdrecht.

1. Verloop van de procedure

A. - hierna klager - heeft op 25 juni 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

6 juli 2010, onder nummer 09/205T heeft dat College de klacht deels gegrond verklaard en de tandarts gewaarschuwd. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. Daarop heeft klager bij brief van 18 december 2010 een schriftelijke reactie gegeven. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 28 april 2011, waar zijn verschenen klager, bijgestaan door E., en de tandarts, bijgestaan door mr. Klompé. E. heeft aan de hand van aantekeningen namens klager het woord gevoerd.

2. Beslissing in eerste aanleg

Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

2. De feiten.

Op grond van de stukken en hetgeen ter terechtzitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan:

Klager is vanaf 1992 tot begin 2008, met uitzondering van de periode 1 juni 2000 tot en met 1 oktober 2001, onder behandeling geweest in de praktijk van verweerder.

3. Het standpunt van klager en de klacht.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

1. klager inadequaat tandheelkundig heeft behandeld;

2. onzorgvuldig heeft gehandeld bij de tandheelkundige werkzaamheden;

3. onjuist heeft gehandeld bij de behandeling van de klachten van klager.

4. Het standpunt van verweerder.

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5. De overwegingen van het college.

5.1 Het klachtonderdeel dat verweerder tandheelkundig onzorgvuldig c.q. inadequaat heeft gehandeld ziet op het tandheelkundig handelen van verweerder met betrekking tot de randaansluiting van kronen, met name de 16 en 23 en de verrichte wortelkanaalbehandeling aan de 45 en 46.

Voor wat betreft de elementen 16 en 46 moet worden gesteld dat deze kronen niet door verweerder zijn geplaatst en aannemelijk is dat deze dateren van vóór

november 1992.

Verweerder erkent dat bij element 23 de randaansluiting van de kroon niet optimaal is. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Met betrekking tot element 16 heeft F. bij schrijven van 18 september 2008 (na verwijzing door de opvolgend tandarts mevrouw G.) aangegeven dat na klinisch en röntgenonderzoek is geconstateerd:

“16 periapicale radiolucentie en geoblitereerde kanalen waardoor endodontische behandeling niet haalbaar.” Dit betreft een element waarvan de kroon niet door verweerder is vervaardigd en waarvan de noodzaak van endodontische behandeling door verweerder wel is onderkend maar door klager niet werd gewenst. De terughoudende conserverende behandeling ten behoeve van de tandhalsproblematiek is niet ongebruikelijk.

Het komt het college voor dat de lifestyle factoren van de patiënt een grotere invloed hebben gehad op de kwaliteit van de restauraties en de mondgezondheid dan vermeend onzorgvuldig handelen door verweerder. Dit blijkt onder meer uit de notities in de behandelstatus van 3 december 2001, 19 mei 2004, 16 november 2007 en 20 december 2007 met betrekking tot mondhygiëne, voedingsgedrag en (gewenste) aanvullende röntgendiagnostiek.

Met betrekking tot de endodontische behandelingen van de elementen 45 en 46, op respectievelijk 25 september 2007 en 8 augustus 2007 stelt het college vast dat noch uit het dossier, noch uit de correspondentie van de opvolgende behandelaars (tandartspraktijk H.) dan wel uit hetgeen ter zitting aan argumenten is gewisseld, kan worden geconcludeerd dat verweerder te kort geschoten zou zijn in zijn zorg voor patiënt.

Conclusie is dan ook dat verweerder in deze niet tuchtrechterlijk verwijtbaar gehandeld heeft.

5.2 Het tweede klachtonderdeel, het onzorgvuldig handelen in het algemeen, is onvoldoende concreet om op grond daarvan aan te kunnen nemen dat sprake is van onzorgvuldig handelen, mede gelet op de jarenlange arts/patiënt relatie tussen partijen. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.3 Vervolgens komt het klachtonderdeel aan de orde dat verweerder onjuist heeft gehandeld bij de behandeling van de klachten.

O p grond van de Wet klachtenrecht cliënten zorgsector (WKCZ) zijn zorgaanbieders, waaronder tandartsen, verplicht een klachtenregeling in het leven te roepen. Zij moeten daarbij de in artikel 2 WKCZ opgenomen regels in acht nemen. Verder moet de zorgaanbieder de klachtenregeling op passende wijze onder de aandacht van zijn cliënten brengen en op aanvraag moet daarnaast de hele tekst van de klachtenregeling beschikbaar worden gesteld.

Verweerder was aangesloten bij de Tandartsenkring I.. Deze organisatie heeft geen officieel klachtenreglement en voldeed niet aan de vereisten zoals genoemd in de WKCZ. Verweerder is voor de behandeling van klachten per 1 mei 2009 aangesloten bij de ANT (Associatie Nederlandse Tandartsen). Verweerder beschikte derhalve in de periode waarop de onderhavige klachten betrekking hebben niet over een klachtenregeling die aan de wettelijke vereisten voldeed, waardoor hij niet heeft voldaan aan een wettelijke verplichting. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

5.4 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht deels gegrond is. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de zorg die hij ingevolge artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg jegens de patiënt had behoren te betrachten. De oplegging van na te melden maatregel is daarvoor passend.

3. Vaststaande feiten en omstandigheden

Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de hiervoor door het Regionaal Tuchtcollege onder 2 vastgestelde feiten en omstandigheden.

4. Beoordeling van het hoger beroep

Procedure hoger beroep

4.1. In hoger beroep heeft klager zakelijk weergegeven het volgende aangevoerd.

- Het Regionaal Tuchtcollege heeft ten onrechte de klacht wat betreft de randaansluiting van kronen beperkt tot de elementen 16 en 23. De klacht heeft ook betrekking op de aansluitingen van de andere kronen.

- Verder heeft het Regionaal Tuchtcollege met betrekking tot element 16 ten onrechte geoordeeld dat de noodzaak van endodontische behandeling door verweerder wel is onderkend, maar door klager niet werd gewenst. De tandarts heeft een dergelijke behandeling nimmer ter sprake gebracht. Het Regionaal Tuchtcollege heeft met betrekking tot dit element tevens ten onrechte geoordeeld dat lifestyle factoren een grotere invloed hebben gehad op de kwaliteit van de restauraties.

- Het Regionaal Tuchtcollege heeft voorts haar oordeel beperkt tot de wortelkanaalbehandelingen bij de elementen 45 en 46 en zij heeft nagelaten bij de beoordeling van de klacht alle door de tandarts verrichte wortelkanaalbehandelingen te betrekken.

- Voor element 45 geldt verder dat de gehele wortelkanaalbehandeling slechts vijftien minuten heeft geduurd.

- Het Regionaal Tuchtcollege heeft tot slot de klacht over de bejegening van de tandarts rondom de tot hem gerichte klachten niet behandeld.

4.2. De tandarts heeft verweer gevoerd tegen de klacht. Hij concludeert tot afwijzing van het hoger beroep en bevestiging van de beslissing in eerste aanleg.

Omvang hoger beroep

4.3. De klacht van klager betreffende element 23 is door het Regionaal Tuchtcollege gegrond verklaard. Dat brengt mee dat klager in zijn hoger beroep van de beslissing ter zake van die klacht niet kan worden ontvangen.

Klager heeft voorts betoogd dat het Regionaal Tuchtcollege ten onrechte niet alle aansluitingen van de kronen en alle door de tandarts verrichte wortelkanaalbehandelingen heeft behandeld en daarmee de klacht heeft beperkt tot de elementen 16, 23, 45 en 46. Uit de stukken van de eerste aanleg blijkt dat de klacht van klager waarover partijen een schriftelijk debat hebben gevoerd beperkt was tot deze genoemde vier elementen. Op de zitting in eerste aanleg van 11 mei 2010 is klager erop gewezen, blijkens het van die zitting opgemaakte proces-verbaal dat het overige door klager ter zake van het handelen van de tandarts gestelde nieuwe klachten behelzen die te laat zijn ingebracht en derhalve wegens strijd met een goede procesorde niet in behandeling kunnen worden genomen. Nu voorts het indienen van nieuwe klachten in hoger beroep niet is toegestaan, kan klager in zoverre niet in zijn hoger beroep worden ontvangen. Gelet hierop, zal het Centraal Tuchtcollege de klacht behandelen, zoals die is omschreven door het Regionaal Tuchtcollege.

4.4. Het Centraal Tuchtcollege is evenwel met klager van oordeel dat het Regionaal Tuchtcollege ten onrechte de klacht over de bejegening van de tandarts betreffende de tot hem door klager gerichte klachten niet heeft beoordeeld. Deze klacht zal het Centraal Tuchtcollege derhalve bij de beoordeling betrekken. Daarmee is het hoger beroep beperkt tot de klacht rond de bejegening en de elementen 16, 45 en 46.

Inhoudelijke beoordeling

4.5. Met betrekking tot de elementen 16 en 46 overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt. Wat er ook zij van de klachten van klager dienaangaande, door klager is niet weersproken, zoals door het Regionaal Tuchtcollege is overwogen, dat deze kronen niet door de tandarts zijn geplaatst. Dit betekent dat zijn klacht betreffende de elementen 16 en 46 ongegrond is.

4.6. Voor de endodontische behandeling van element 45 (en overigens ook van element 46) onderschrijft het Centraal Tuchtcollege het door het Regionaal Tuchtcollege gegeven oordeel, dat noch uit het dossier, noch uit de correspondentie van de opvolgende behandelaars en de door klager te berde gebrachte argumenten, kan worden afgeleid dat de tandarts daarbij in zijn zorgplicht jegens klager is tekortgeschoten. Het enkele feit dat de behandeling slechts vijftien minuten heeft geduurd, wat daar verder ook van zij, is niet van betekenis.

4.7. Met betrekking tot de klacht over de bejegening van de arts overweegt het Centraal Tuchtcollege als volgt. Vast staat dat er een gesprek is geweest tussen klager en de tandarts over een oplossing voor de klacht. Verder is de door de arts bijgehouden documentatie omtrent de contacten met klager zeer uitvoerig. Op grond daarvan is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de bejegening van de tandarts van dien aard is dat hem ter zake daarvan een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.8. De conclusie van het voorgaande is dat het hoger beroep zal worden verworpen.

5. Beslissing

Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klachten voor zover die betrekking hebben op de randaansluiting van element 23 en op andere elementen dan 16, 45 en 46;

verwerpt het beroep voor het overige.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mrs. C.H.M. van Altena en M. Wigleven, leden-juristen en J.E.A. Dresen en

mr.drs. R. van der Velden, leden-beroepsgenoten en mr. E. Wesemann, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 5 juli 2011, door mr. W.D.H. Asser, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Voorzitter w.g.

Secretaris w.g.