ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1322 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.287
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1322 |
---|---|
Datum uitspraak: | 05-07-2011 |
Datum publicatie: | 22-08-2011 |
Zaaknummer(s): | c2010.287 |
Onderwerp: | Overige klachten |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen assistente van de apotheker is ongegrond. Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat assistente terecht heeft geweigerd het medicijn aan klager af te geven nu hij niet een recept had. Onder de omstandigheid dat klager de weekendartsen niet onnodig wilde lastig vallen, was de assistente niet gehouden om de dienstdoende apotheker te consulteren. Behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot een andere beslissing. Beroep afgewezen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2010.287 van:
A., wonende te B., appellant,
tegen
C., apotheker, werkzaam te B., verweerster in hoger beroep.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna klager - heeft op 15 september 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege te
’s-Gravenhage tegen C. - hierna de apotheker - een klacht ingediend. Bij beslissing van 6 juli 2010, onder nummer 2008 T 193b, heeft dat College de klacht afgewezen.
Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.
De apotheker heeft bij brief van 12 januari 2011 meegedeeld dat zij in hoger beroep haar verweer handhaaft. Daarvoor heeft zij verwezen naar haar brieven aan het Regionaal Tuchtcollege van 3 maart 2009 en 9 juli 2009.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 28 april 2011, waar is verschenen klager. De apotheker is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. Beslissing in eerste aanleg
Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“2. De feiten
2.1 Op zondag 25 juli 2004 meldde klager zich bij de dienstbalie van de D. apotheek te B.. Klager is geen klant van de D. apotheek. Hij verzocht de ervaren apothekersassistente om enkele Colchicine tabletten 0,5 mg. Hij had geen recept van een arts bij zich, wel een etiket van een gebruikt medicijndoosje Colchicine. De apothekersassistente heeft de genoemde tabletten niet aan klager verstrekt.
Klager heeft de apothekersassistente verzocht contact op te nemen met de dienstdoende apotheker, die op dat moment niet in de apotheek aanwezig was, dan wel met de huisarts van klager. Klager heeft de assistente gevraagd de naam van de (dienstdoende) apotheker aan hem door te geven. Dit heeft de assistente toen niet gedaan.
Klager kondigde aan zich (tuchtrechtelijk) te zullen beklagen, waarna hij de apotheek heeft verlaten.
3. De klacht
Klager had op 25 juli last van een acute ernstige jichtaanval en had veel pijn. De apothekersassistente weigerde enkele tabletten Colchicine aan klager te leveren en heeft ook niet het door klager meegebrachte medicijndoosje bekeken, ondanks dat op het etiket duidelijk de sterkte van het medicijn stond vermeld en de wijze van inname. Er is aan klager nooit gevraagd of hij dit medicijn gebruikte in verband met preventie van jicht dan wel bij een acute jichtaanval. Ondanks uitdrukkelijk herhaald verzoek van klager de afwezige doch dienstdoende apotheker, dan wel de huisarts, te bellen ter zake levering van het medicijn of om ruggespraak te kunnen plegen over een alternatief (receptloos) geneesmiddel, ging de assistente daar niet op in. De achterliggende reden en de ernst van de klacht van klager is niet getracht te achterhalen. Klager werd uiteindelijk ook niet geadviseerd over een alternatief (receptloos) geneesmiddel ter bestrijding van de ondragelijke pijn veroorzaakt door jicht.
Klager ontkent zich op genoemde dag onbeschoft of arrogant te hebben gedragen.
Klager vind het verre van acceptabel dat niet wordt ontkend dat de (vermeende) arrogantie van de klant een discriminatoire rol speelde in de bejegening van de patiënt, de adviesverlening en meer in het bijzonder in de afwegingen rond het leveren van de Colchicine aan de pijnlijder. Klager vraagt zich af wat arrogantie te doen heeft met het onthouden van een advies en contact (daarover) met de dienstdoende apotheker.
Klager stelt dat in het geringste geval van twijfel het belang van de patiënt boven de (zondags)rust van de dienstdoende apotheker behoort te staan.
Klager beklaagt zich er voorts over dat geweigerd werd de naam van de (dienstdoende) apotheker, alsmede de naam van de beherend apotheker, te verstrekken. Hierdoor werd opzettelijk door de D. apotheek een klachtprocedure zoals bij KOA en het Tuchtcollege gefrustreerd.
Klager merkt op dat de KOA cruciale klachtonderdelen gegrond heeft verklaard.
4. Het standpunt van de apotheker
Het klopt dat klager zich op zondag 25 juli 2004 zonder recept heeft gemeld bij de balie van de apotheek en daar bij de assistente enkele tabletten Colchicine 0,5mg heeft geëist. De assistente heeft deze niet aan klager meegegeven en heeft inderdaad geweigerd contact op te nemen met de dienstdoende apotheker of de huisarts.
Colchicine is beslist geen medicijn is dat zomaar verstrekt kan worden.
Klager gedroeg zich volgens de assistente en haar collega onbeschoft en zeer arrogant en bood haar geen gelegenheid tot reactie.
Op zondag 25 juli 2004 had de apotheker dienst. Zij was op het moment dat klager de apotheek bezocht zelf niet in de apotheek aanwezig. De apothekersassistente heeft die zondagmiddag geen contact gezocht met de apotheker, zodat haar geen verwijt treft.
5. De beoordeling
5.1 De klacht betreft in de kern het optreden van de assistente van de apotheker.
Het College stelt voorop dat voor de verstrekking van Colchine 0,5 een recept is vereist. Nu klager geen recept bij zich had, heeft de assistente terecht geweigerd het betreffende medicijn aan klager af te geven. Van zeer bijzondere omstandigheden die de assistente hadden moeten noodzaken toch de medicijnen te verstrekken, is niet gebleken. De door klager gestelde heftige pijnaanval is daartoe onvoldoende, met name nu klager de mogelijkheid heeft gehad om zich tot de doktersdienst te wenden voor een recept. Klager heeft daar naar eigen zeggen bewust vanaf gezien om de B.-se weekendartsen niet onnodig lastig te vallen. Onder deze omstandigheden was de assistente evenmin gehouden om de dienstdoende apotheker te consulteren.
De weigering van de assistente om het gevraagde medicijn te verstrekken, althans de dienstdoende apotheker te raadplegen, is reeds hierom niet aan de apotheker toe te rekenen.
5.2 Vast staat voorts dat het gesprek tussen de assistente en klager op de bewuste zondagmiddag niet prettig is verlopen en dat de assistente niet samen met klager naar alternatieven voor de gevraagde medicijnen heeft gezocht. Het College zal in het midden laten wat de oorzaak hiervan is geweest, nu er geen aanwijzing is dat de dienstdoende apotheker hiervan een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken.
5.3 De overige klachtonderdelen hebben geen betrekking op handelen of nalaten van de apotheker en worden reeds hierom verworpen. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, komt het College tot de slotsom dat de klacht in haar geheel als ongegrond in raadkamer kan worden afgewezen.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en onder “2. De feiten” van de bestreden beslissing staan omschreven.
4. Beoordeling van het hoger beroep
4.1 Klager heeft in hoger beroep de in eerste aanleg aan de apotheker gemaakte verwijten herhaald en nader toegelicht.
4.2 De apotheker heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3 De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Voor zover klager in hoger beroep nieuwe klachten tegen de apotheker heeft opgeworpen, kunnen deze door het Centraal Tuchtcollege niet worden behandeld.
4.4 Gelet op het vorenstaande is de klacht ongegrond en moet het beroep van klager worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,
mrs. L.F. Gerritsen-Visser en M. Wigleven, leden-juristen en drs. J.W. Harting en
drs. P.B. Roth, leden-beroepsgenoten en mr. J.P.G. Berkelaar, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 5 juli 2011, door mr. W.D.H. Asser, in tegenwoordigheid van de secretaris. Voorzitter w.g.
Secretaris w.g.