ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1296 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2010.038

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1296
Datum uitspraak: 24-05-2011
Datum publicatie: 19-08-2011
Zaaknummer(s): c2010.038
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De verpleegkundige is vervangend behandelcoördinator in een centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie. Klager dient de klacht in als biologische vader van zijn twee zoons die beiden in het centrum verbleven in verband met een onderzoek naar klager en zijn kinderen. Klager voert een groot aantal klachten aan die erop neerkomen dat de verpleegkundige geen professionele hulpverleningverantwoordelijkheid heeft. Het RTG oordeelt de klacht als kennelijk ongegrond cq van onvoldoende gewicht en wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.038 van:

                                               A. , wonende te B., appellant, klager in eerste aanleg,

                                               gemachtigde: mr.drs. A.H.J. de Kort, advocaat te

                                               Sint Michielsgestel,

tegen

                                               E., gezondheidszorgpsycholoog, wonende te J.,

                                               werkzaam te K., verweerster in beide instanties,

                                               gemachtigde: mr. A. Overmars, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna klager - heeft op 22 juli 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven             tegen gezondheidszorgpsycholoog E. - hierna de gz-psycholoog  - een klacht           ingediend. Bij beslissing van 17 december 2009, onder nummer 08110a heeft dat            College de klacht als kennelijk ongegrond dan wel als van onvoldoende gewicht            afgewezen. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De gz-           psycholoog heeft geen verweerschrift in hoger beroep ingediend. Bij brief van 9 april 2010 (ingekomen op 12 april 2010) verwijst de toenmalige gemachtigde van de gz-            psycholoog voor het verweer in hoger beroep naar het verweerschrift en de dupliek in             eerste aanleg.

            De zaak is in hoger beroep ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege   van 31 maart 2011 tegelijk behandeld met de zaken A. / C. (C2009.182) en A. / F.,        psychiater (C2009.183). De zaken zijn niet gevoegd. Ter terechtzitting zijn                      verschenen: klager bijgestaan door mr. drs. A.H.J. de Kort voornoemd alsmede de gz-            psycholoog bijgestaan door mr. A. Overmars voornoemd.

            De zaak is over en weer bepleit. Beide gemachtigden hebben dat gedaan aan de hand             van pleitnota’s die zij aan het Centraal Tuchtcollege hebben overgelegd.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten.

            “2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerster is behandelcoördinator in een centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie (hierna: het centrum). Klager dient de klacht in als biologische vader van L. (1998) en M. (2000), die beiden (in ieder geval ten tijde van de klacht) in het centrum verbleven. Klager heeft samen met de moeder het ouderlijk gezag.”

2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.

“3. Het standpunt van klager en de klacht

Klager voert een groot aantal klachten aan tegen verweerster die, als het college goed begrijpt, erop neerkomen dat verweerster in het kader van de behandeling van klagers kinderen mede debet is aan:

- het onthouden van recht op informatie

- het onthouden van verdediging of correctie

- het onthouden van verplichte informatie betreffende behandeling en oordeel

- partijdigheid jegens klager

- onvoldoende bejegening

- onthouden van hulpvraag, vervuiling (van dossier) is beledigend en geen waarheid

- ondermijnen vertrouwensrelatie

Kortom: geen professionele hulpverleningsverantwoordelijkheid.

4. Het standpunt van verweerster

Verweerster betwist dat zij is tekortgeschoten.”

2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“5. De overwegingen van het college

Verweerster kan tuchtrechtelijk worden aangesproken indien zij in haar hoedanigheid van gz-psycholoog heeft gehandeld in strijd met de zorg die zij ten opzichte van de kinderen van klager, dan wel van klager zelf behoorde te betrachten.

Daarbij is van belang dat het niet gaat om de behandeling in het centrum in het algemeen, maar slechts over de vraag of en zo ja in hoeverre verweerster individueel is tekortgeschoten.

Van enig tekortschieten is het college niet gebleken. Deels heeft klager zijn verwijten niet dan wel onvoldoende geconcretiseerd, deels zijn de verwijten, door de gemotiveerde betwisting zijdens verweerster, niet komen vast te staan, deels zijn de verwijten van onvoldoende gewicht om tuchtrechtelijk relevantie te hebben.

Op bovenstaande gronden zullen de klachten als kennelijk ongegrond, c.q. van onvoldoende gewicht, worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de   feiten en de omstandigheden zoals zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hierboven onder 2.1 staan weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            Procedure.

4.1 Klager beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die hij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Hij concludeert (impliciet) tot gegrond verklaring van zijn klacht.

4.2 De gz-psycholoog heeft ter terechtzitting in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Zij concludeert - zakelijk weergegeven - dat klager in zijn klachten jegens de gz-psycholoog niet-ontvankelijk verklaard dient te worden althans dat die klachten als ongegrond moeten worden afgewezen.

Beoordeling.

4.3 Klager heeft zijn klacht onderverdeeld in 42 klachtonderdelen. Met het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat het slechts gaat over de vraag of en zo ja in hoeverre de gz-psycholoog individueel is tekortgeschoten en dat het niet gaat om de tekortkomingen van de behandeling in het Centrum (G.) in het algemeen.

Van enig tekortschieten van de gz-psycholoog in tuchtrechtelijk verwijtbare zin is ook het Centraal Tuchtcollege niet gebleken. Klager heeft zijn verwijten deels niet of onvoldoende geconcretiseerd, deels zijn de verwijten door de gemotiveerde betwisting niet komen vast te staan en deels zijn de verwijten van onvoldoende gewicht om tuchtrechtelijke relevantie te hebben. Het Centraal Tuchtcollege hecht eraan het navolgende toe te voegen.    

4.4 Tussen klager en de gz-psycholoog is ten tijde van de behandeling van de kinderen van klager afgesproken dat de contacten met de gz-psycholoog over de kinderen alleen zouden plaatsvinden met beide ouders gezamenlijk in aanwezigheid van de gezinsvoogd. Van deze afspraak is de gz-psycholoog één maal afgeweken toen de moeder op een laat moment de afspraak op 24 augustus 2007 afzegde en er eigenlijk geen tijd meer was voor overleg met de gezinsvoogd. De keuze van de gz-psycholoog om klager niet telefonisch te informeren over het feit dat de moeder de afspraak had afgezegd was - naar zij zelf stelt - ingegeven door het feit dat zij gezien de bestaande problematiek meende dat het beter was om klager toch te laten komen op het afgesproken tijdstip om hem nader te informeren. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de gz-psycholoog deze afweging in redelijkheid heeft kunnen maken. Van een onjuiste of onheuse bejegening van klager waarvoor de gz-psycholoog haar excuses had moeten aanbieden, is dan ook geen sprake. Dit klachtonderdeel faalt.  

4.5 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep van klager te worden verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mrs. J.M.T. van der Hoeven-Oud en M. Wigleven, leden-juristen en

dr. G.M. van der Aalsvoort en R.M.H. Schmitz, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 24 mei 2011, door mr. A.D.R.M. Boumans, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                                Secretaris  w.g.