ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1101 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.082

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1101
Datum uitspraak: 12-05-2011
Datum publicatie: 17-05-2011
Zaaknummer(s): C2010.082
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen crisisdienst psychiater is kennelijk ongegrond, omdat de gewraakte uitlatingen niet voorkomen in de door verweerder getekende verklaring maar in een aanmeldklacht die niet door verweerder is opgesteld.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.082 van:

                                               A., verblijvende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

                                               gemachtigde: mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht,

tegen

                                               C., psychiater, wonende te D., verweerder in hoger beroep en in                                            eerste aanleg, gemachtigde: mr. W.P.N. Remie, advocaat te                                                   Tilburg.

1.         Verloop van de procedure

            A, - hierna te noemen klaagster- heeft op 28 mei 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege             te Eindhoven tegen C. - hierna te noemen de psychiater - een klacht ingediend. Bij     beslissing van 24 februari 2010, onder nummer 09102 heeft dat College de klacht   afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De             psychiater heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger           beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 15   maart 2011, waar de psychiater is verschenen. Klaagster is niet verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende     overwegingen ten grondslag gelegd.

2. De feiten

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Verweerder heeft als crisisdienstpsychiater klaagster op 4 oktober 2002 ontmoet tijdens een beoordeling in verband met een inbewaringstelling van klaagster. Er is een rapportage van aanmelding, gedateerd  4 oktober 2002, afkomstig van de sociaalpsychiatrisch verpleegkundige en er is een geneeskundige verklaring van dezelfde datum, afgegeven door verweerder.

3. Het standpunt van klager en de klacht

Klaagster klaagt, naar het college begrijpt, erover dat verweerder op 4 oktober 2002 een schokkende en krankzinnige beoordeling van de psychische en/of somatische gezondheidstoestand van klaagster heeft gegeven, waarbij hij klaagster woorden in de mond legt die zij nimmer in de mond heeft genomen. Verweerder laat klaagster zogenaamde bekentenissen doen met betrekking tot het verkrachten van kinderen, die klaagster nimmer heeft gedaan en die ook niet relevant zijn voor haar gezondheidstoestand.

4. Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft klaagster slechts één keer gezien tijdens een beoordeling op het politiebureau op 4 oktober 2002. Hij kan zich dat niet meer herinneren en heeft daarom het medisch dossier opgevraagd. Verweerder heeft toen een geneeskundige verklaring geschreven in het kader van een inbewaringstelling. Klaagster is vervolgens opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.

5. De overwegingen van het college

De door klaagster gewraakte uitlatingen komen niet voor in de door verweerder getekende verklaring maar in een aanmeldklacht die, naar het college begrijpt, niet door verweerder is opgesteld.

Alleen daarom al kan de klacht tegen verweerder niet slagen.

Maar zelfs al zou verweerder debet zijn aan de inhoud van de aanmeldklacht, dan nog zou de klacht niet kunnen worden gegrond verklaard, omdat niet is komen vast te staan dat de gewraakte uitlatingen klaagster ten onrechte in de mond zijn gelegd.

De klacht is daarom kennelijk ongegrond.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de   feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder            2. De feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            Procedure

            4.1. Klaagster beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter         beoordeling voor te leggen. Naast een herhaling van de stellingen die zij in eerste    aanleg heeft ingenomen, heeft zij in hoger beroep haar klacht nader uitgewerkt. Zij klaagt samengevat:

            - dat de psychiater niet heeft geantwoord op haar vragen over de beoordeling,

            - dat de beoordeling door de psychiater in het beoordelingsformulier onwaar is, omdat            de psychiater haar slechts enkele seconden heeft gezien en haar niet inhoudelijk heeft        gesproken,

            - dat de omschrijvingen van de toestand van klaagster in het door de psychiater tevens            in deze procedure overgelegde behandelplan met de bewoordingen “bipolaire      stoornis”, “persoonlijkheidsstoornis”en “manisch toestandsbeeld” niet deugdelijk door    de psychiater zijn vastgesteld,

            - dat de inhoud van de aanmeldklacht onjuist is en, tot slot, dat de psychiater voor de inhoud verantwoordelijk is, ook indien hij deze niet zelf heeft opgesteld.    

            Zij concludeert tot gegrond verklaring van haar klacht.

            4.2. De psychiater heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij    concludeert - zakelijk weergegeven - tot verwerping van het beroep en tot bevestiging          van de bestreden beslissing.

            Beoordeling

            4.3. De behandeling in hoger beroep heeft niet geleid tot de vaststelling van andere      feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste          aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter,

prof.mr. J.K.M. Gevers en mr. A. Dupain, leden-juristen en mr.drs. R.H. Zuijderhoudt en A.C.L. Allertz, leden-beroepsgenoten en mr. E. Wesemann, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 12 mei 2011, door mr. A.D.R.M. Boumans, in tegenwoordigheid van de secretaris.                                Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.