ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1096 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.265

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1096
Datum uitspraak: 26-04-2011
Datum publicatie: 17-05-2011
Zaaknummer(s): C2010.265
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: "Klacht tegen tandarts ongegrond. Klaagster heeft haar klachten niet onderbouwd. De door de tandarts weergegeven diagnose is door klaagster niet althans onvoldoende onderbouwd. Beroep moet worden afgewezen."

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.265 van:

                                               A., wonende te B., appellante,

tegen

                                               C., tandarts, destijds werkzaam te B., wonende op een voor                                                  appellante geheim adres, verweerder in hoger beroep.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna klaagster - heeft op 30 mei 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege te

            ’s-Gravenhage tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 juni 2010, onder nummer 2008T103, heeft dat College de klacht afgewezen.

            Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft een   verweerschrift in hoger beroep ingediend. Bij brief van 20 februari 2011 heeft de        tandarts aan het Centraal Tuchtcollege meegedeeld dat hij niet ter zitting zal          verschijnen. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 maart 2011, waar is verschenen klaagster.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende     overwegingen ten grondslag gelegd.

            “2. De feiten

Op 14 februari 2001 heeft de tandarts klaagster gezien met pijn- dan wel gevoeligheidsklachten aan de voortanden boven. Hij heeft klaagster behandeld door twee ondertanden licht af te slijpen.

Op 19 februari 2001 heeft klaagster wederom de tandarts bezocht met pijnklachten. Zij heeft hem toen meegedeeld dat hij haar verkeerd had behandeld.

De tandarts heeft klaagster die dag en ook daarna niet meer behandeld.

3. De klacht

Klaagster verwijt de tandarts dat hij haar verkeerd heeft behandeld door de tanden te slijpen en vervolgens haar niet meer heeft willen behandelen, waardoor zij onomkeerbare schade heeft opgelopen aan haar gebit.

4. Het standpunt van de tandarts

Klaagster is op 14 februari 2001 bij de tandarts gekomen met pijnklachten. Bij onderzoek heeft de tandarts vastgesteld dat er geen caviteiten waren. Omdat er sprake was van overgevoeligheid van het bovenfront – er was enige overbelasting van de elementen 11 en 21 palatinaal – heeft hij de incisale rand van de elementen 41 en 31 licht afgeslepen. Op 19 februari 2001 heeft klaagster de tandarts wederom met pijnklachten bezocht. Zij was van mening dat de tandarts haar verkeerd had behandeld. Hij heeft haar toen uitleg gegeven over overbelasting van het gebit en meegedeeld dat hij niets kon doen en ook niets zou doen omdat hij patiënte als zeer gestrest ervoer. De tandarts heeft klaagster het advies gegeven een andere tandarts te raadplegen omdat er te weinig vertrouwen bestond tussen hen.

Op 29 mei 2001 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de tandarts, klaagster en haar vader. De tandarts heeft toen het advies gegeven een gnatholoog te raadplegen in verband met overbelasting van het gebit. Diezelfde dag zijn de gegevens van klaagster op verzoek van een collega-tandarts overhandigd.

Er is verder geen contact meer geweest met klaagster of haar familie.

5. De beoordeling

De klacht omvat twee klachtonderdelen.

Het eerste klachtonderdeel betreft een verkeerde behandeling door de tanden af te slijpen. Klaagster is bij de tandarts gekomen met pijn-, dan wel gevoeligheids-klachten. Bij onderzoek waren er geen caviteiten. Omdat de tandarts enige overbelasting van de elementen 11 en 21 palatinaal vaststelde, heeft hij de incisale rand van de elementen 41 en 31 licht afgeslepen. Het College is van oordeel dat de tandarts door aldus te handelen heeft gedaan wat van een goed behandelaar mocht worden verwacht. Dat ook na de behandeling nog gevoeligheid bestond valt hem niet te verwijten. Bovendien heeft hij klaagster vanwege overbelasting van het gebit verwezen naar een gnatholoog. Dit klachtonderdeel dient derhalve te worden verworpen.

Het tweede klachtonderdeel betreft het verwijt dat de tandarts klaagster niet meer heeft willen behandelen na de eerste behandeling. De tandarts heeft klaagster geadviseerd een andere tandarts te raadplegen omdat hij van mening was dat er te weinig vertrouwen was. Het College is van oordeel dat nu een vertrouwensrelatie ontbrak de tandarts klaagster naar een andere tandarts heeft kunnen verwijzen. Klaagster heeft kennelijk vrijwel direct een andere tandarts bereid gevonden om haar gebit verder te behandelen, nu de tandarts heeft gesteld dat op 29 mei 2009 de tandheelkundige gegevens van klaagster bij hem zijn opgevraagd en op verzoek van een collega-tandarts zijn overhandigd, waarna er geen contact meer is geweest tussen de tandarts en klaagster, hetgeen door klaagster niet is betwist. Derhalve dient ook dit klachtonderdeel te worden afgewezen. 

Gelet op het vorenvermelde komt het College tot de slotsom dat de klacht in haar geheel als kennelijk ongegrond dient te worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de   feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en onder “2. De   feiten”van de bestreden beslissing staan weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            4.1 Met haar hoger beroep beoogt klaagster de zaak in volle omvang aan het Centraal            Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd        komt in essentie neer op een herhaling van hetgeen zij in eerste aanleg naar voren       heeft gebracht.

            4.2 De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping             van het beroep.

            4.3 In de overgelegde stukken treft het Centraal Tuchtcollege geen gronden of            aanwijzingen aan voor de door klaagster geformuleerde en door de tandarts        gemotiveerd weersproken klachten. De verwijten van klaagster vinden geen steun in     de overgelegde stukken en ook tijdens de mondelinge behandeling door het Centraal Tuchtcollege is niet van nadere onderbouwing gebleken. In zijn brief van 8 mei 2009   heeft de tandarts zijn diagnose uiteengezet. De door de tandarts weergegeven diagnose       is door klaagster niet, althans onvoldoende weersproken noch door klaagster als klacht   geuit. Het Centraal Tuchtcollege komt dan ook tot de conclusie, ook qua tijdsspanne,             dat de klacht van klaagster ongegrond is zodat het beroep van klaagster wordt   verworpen.

            4.4 Hetgeen klaagster dan wel de tandarts ieder voor zich voorts nog naar voren heeft            gebracht, behoeft naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege geen nadere            bespreking, omdat dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

            4.5 Mitsdien dient als volgt te worden beslist.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

           verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter,

mrs. M.M.A. Gerritzen-Gunst en R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. H.J. van Iterson en J.E.A. Dresen, leden-beroepsgenoten en mr. J.P.G. Berkelaar, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 26 april 2011, door mr. A.D.R.M. Boumans, in tegenwoordigheid van de secretaris.                            Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.