ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1094 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.242

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1094
Datum uitspraak: 26-04-2011
Datum publicatie: 17-05-2011
Zaaknummer(s): C2010.242
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts. De vermelde verrichtingen in het Persoonlijk Dental Plan, de historie en de bijbehorende declaratie komen met elkaar overeen. Er valt de tandarts geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Klacht ongegrond.

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.242 van:

                                               A., wonende te B., appellante,

tegen

                                               C., tandarts, wonende te D., E., verweerder in hoger beroep,

                                               mr. O. Walch, jurist te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna klaagster - heeft op 6 maart 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te

            ’s-Gravenhage tegen C.- hierna de tandarts -   een klacht ingediend. Bij beslissing van

            3 augustus 2010, onder nummer 2009 O 046, heeft dat College de klacht afgewezen.

            Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft een   verweerschrift in hoger beroep ingediend. Bij faxbericht van 24 februari 2011 heeft     mr. Walch aan het Centraal Tuchtcollege meegedeeld dat aan de zijde van de tandarts    niemand ter zitting zal verschijnen. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare             terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 maart 2011, waar is verschenen       klaagster.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende     overwegingen ten grondslag gelegd.

            “2. De feiten

Op 5 februari 2007 is klaagster voor een intake-gesprek bij de tandarts geweest. Er zijn toen afspraken gemaakt voor verschillende behandelingen die in een behandelplan d.d. 6 februari 2007 zijn vastgelegd. De tandarts heeft in de periode van 5 februari tot 8 mei 2007 bij klaagster verschillende behandelingen uitgevoerd.

3. De klacht

Klaagster verwijt de tandarts dat hij niet de zorg van een goed hulpverlener heeft betracht door zonder overleg minder en ook andere behandelingen te hebben uitgevoerd dan in het afgesproken behandelplan waren vermeld en daarnaast behandelingen onjuist te hebben uitgevoerd. Voorts verwijt klaagster de tandarts dat hij een onjuiste declaratie heeft opgesteld, waarin niet gebruikt instrumentarium en onjuist uitgevoerde behandelingen zijn opgevoerd. Meer in het bijzonder verwijt klaagster de tandarts het volgende:

- Er is geen enkele vulling geplaatst.

- Linksonder is een brug vervaardigd, die niet de hele kies bedekt en de tandhals bloot laat met pijnklachten tot gevolg.

- Rechtsonder is, zonder overleg, niet een brug vervaardigd maar “een stukje kunststof tussen de kiezen geplakt”.

- Er is een frameprothese vervaardigd, die los zit in de mond en drukplekjes veroorzaakt.

- De tandarts heeft geen gebruik gemaakt van een operatiemicroscoop, maar van een loepbril.

- In de laatste periode van mei 2007 werden de mails van klaagster niet meer beantwoord en was de tandarts onbereikbaar.

- Klaagster heeft een second opinion door F doen verrichten, waaruit blijkt dat verschillende behandelingen niet zouden zijn uitgevoerd. 

Klaagster stelt de tandarts aansprakelijk voor de door haar geleden schade en betwist de nota die zij heeft ontvangen.

4. Het standpunt van de tandarts

De tandarts heeft de klachten en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Hij heeft onder meer aangevoerd dat klaagster bij haar eerste bezoek aan de praktijk volledig mondeling en schriftelijk is geïnformeerd over het behandelplan. Op 6 februari 2007 is aan klaagster schriftelijke informatie ter hand gesteld terzake van het plaatsen van een kroon en een frameprothese. Op 26 april 2007 heeft klaagster voorts nog schriftelijke instructies over de nieuwe prothese ontvangen.

De behandelingen zijn overeenkomstig het behandelplan uitgevoerd. Onder meer zijn de volgende behandelingen, waarover klaagster onterecht klaagt, uitgevoerd.

- Linksonder is een porselein-metaal brug geplaatst op de elementen 34 – 36, die op het element 36 buccaal met opzet boven de gingiva is gehouden zodat klaagster beter in staat zou zijn de rand te reinigen. Er was geen reden voor overkapping. Op 8 mei 2009 meldde klaagster een lichte temperatuurssensibiliteit aan de 36. De tandarts heeft toen uitgelegd dat dergelijke klachten vaker voorkomen na een kroonpreparatie, zoals klaagster ook al bij aanvang van de behandeling te horen had gekregen. Op 8 mei en ruim een week later, op 18 mei 2009, heeft hij haar geadviseerd langer af te wachten.

- Gezien de zwakke toestand van het gebit rechtsonder is direct bij het eerste bezoek afgesproken en begroot dat er een composietburg zou worden gemaakt. Dit plan is nooit gewijzigd en is uitgevoerd.

-  De tandarts heeft in casu een operatiemicroscoop gebruikt onder meer ter controle van de kroonpreparatie (34 – 36), zoals voor hem gebruikelijk is bij dergelijke verrichtingen.

-  De mededeling over het niet uitvoeren van een deel van het behandelplan is de tandarts niet duidelijk. In dit verband heeft hij met betrekking tot de door klaagster bij F aangevraagde second opinion opgemerkt dat een collega tandarts op grond van een begroting waarop de element nummers niet zijn vermeld, niet kan beoordelen welke verrichtingen er niet zouden zijn uitgevoerd. In het kader van de second opinion is bij hem ook geen informatie over de behandelingen opgevraagd.

Klaagster is voorafgaand aan de behandeling door de tandarts ingelicht over het feit dat hij vanwege emigratie geen nazorg zou kunnen leveren. Na sluiting van de praktijk was spoedopvang door collegae tandartsen evenwel goed geregeld. 

5. De beoordeling

Het College stelt vast dat de klachten van klaagster door de tandarts op alle onderdelen zijn betwist. De lezingen van partijen derhalve komen niet overeen. Het College heeft geen aanleiding aan de lezing van de ene partij meer waarde te hechten dan aan die van de andere partij, zodat hetgeen waarover wordt geklaagd niet is komen vast te staan en derhalve niet kan worden aangenomen dat de tandarts enig tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Gelet op het vorenstaande komt het College tot het oordeel dat de klachten ongegrond zijn.

Ten overvloede tekent het College hierbij aan dat zij geen uitspraken kan doen terzake van geldvorderingen, dan wel schadevergoedingen, zodat klaagster zich voor wat dat betreft desgewenst tot de civiele rechter zal moeten wenden.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de   feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en onder “2. De   feiten”van de bestreden beslissing staan weergeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            4.1 Met haar hoger beroep beoogt klaagster de zaak in volle omvang aan het Centraal            Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd        komt in essentie neer op een herhaling van hetgeen zij in eerste aanleg naar voren       heeft gebracht.

            4.2 De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping             van het beroep.

            4.3 Kern van de klacht van klaagster is dat de tandarts weliswaar in het behandelplan             behandelingen heeft opgenomen doch deze behandelingen niet door de tandarts zijn           uitgevoerd maar evenwel bij klaagster in rekening zijn gebracht. Ter onderbouwing    van haar standpunt heeft klaagster het door de tandarts opgestelde ‘Persoonlijk Dental             Plan’, gedateerd 6 februari 2007, de historie en de declaratie, gedateerd 26 april 2007,          overgelegd. Zoals ter zitting met klaagster is besproken, heeft het Centraal Tucht-     college deze bescheiden met elkaar vergeleken. Het Centraal Tuchtcollege is van       oordeel dat de vermelde verrichtingen in het ‘Persoonlijk Dental Plan’, de historie en   de declaratie van 26 april 2007 met elkaar overeenkomen. Naar het oordeel van het           Centraal Tuchtcollege is er geen aanleiding om aan te nemen dat er zaken zijn die        aantoonbaar onjuist zijn. Zo staat er in het ‘Persoonlijk Dental Plan’ tweemaal een             drievlaksrestauratie opgenomen, doch blijkens de declaratie zijn er slechts       tweevlaksrestauraties uitgevoerd en is ook dienovereenkomstig gedeclareerd. Er valt             dan ook de tandarts geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

            4.4 Gelet op het vorenstaande, de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is           de klacht ongegrond en moet het beroep van klaagster worden verworpen.

            4.5 Hetgeen klaagster dan wel de tandarts ieder voor zich voorts nog naar voren heeft            gebracht, behoeft naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege geen nadere            bespreking, omdat dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

            4.6 Mitsdien dient als volgt te worden beslist.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

           verwerpt het beroep;

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter,

mrs. M.M.A. Gerritzen-Gunst en mr. R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. H.J. van Iterson en J.E.A. Dresen, leden-beroepsgenoten en mr. J.P.G. Berkelaar, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 26 april 2011, door mr. A.D.R.M. Boumans, in tegenwoordigheid van de secretaris.                Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.