ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1060 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.087

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1060
Datum uitspraak: 19-04-2011
Datum publicatie: 22-04-2011
Zaaknummer(s): C2010.087
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard, omdat zijn klacht ziet op het handelen van verweerster in haar kwaliteit van docent en examinator van het vaardigheidsonderwijs. Het Centraal College verwerpt het beroep.  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.087 van:

                                               A., wonende te B., appellant,

tegen

                                               C., psychiater, werkzaam te B., verweerster in hoger beroep.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna klager - heeft op 28 augustus 2008 bij het Regionaal Tuchtcollege te          Amsterdam tegen C.-   hierna de psychiater - een klacht ingediend. Bij beslissing van             16 december 2009, onder nummer 08/239 heeft dat College klager niet-ontvankelijk            verklaard in zijn klacht. Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen.

            De zaak is in hoger beroep behandeld in raadkamer op 3 maart 2011.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft voor zover in hoger beroep van belang aan zijn         voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.

“2. De feiten.

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

Verweerster was tot 2005 als docent en examinator vaardigheidsonderwijs verbonden aan het D..

Klager is sedert 1984 student geneeskunde. Hij is in 2003 verwijderd uit het 2e jaars blok vaardigheidsonderwijs wegens onprofessioneel gedrag.

Bij brief van 25 februari 2004 heeft verweerster klager een brief geschreven, waarvan de inhoud luidt als volgt:

" Bij deze voldoe ik aan uw verzoek u nogmaals de beweegredenen mee te delen waarom u niet in staat wordt gesteld het Communicatie onderwijs en het Patiënten-volg programma te volgen.

Bij het Communicatie onderwijs hebben zich problemen voorgedaan met betrekking tot uw gedrag jegens uw medestudenten. Binnen de context van het Communicatie onderwijs was uw gedrag onprofessioneel en werd door uw medestudenten als onaangepast en soms zelfs als intimiderend ervaren.

In het herhaaldelijke contact dat wij naar aanleiding hiervan hebben gehad blijkt dat u onvoldoende inzicht hebt in de ernst van deze problematiek.

Na een belangrijk incident tijdens het Patiënten- volg programma heeft u bij herhaling geen gehoor gegeven aan verzoeken om contact op te nemen met de coördinator van dit studieonderdeel. Bij de gelegenheden dat wel over het voorgevallen incident werd gesproken was het contact dermate chaotisch en incoherent dat de essentie niet viel te bespreken.

U heeft noch de docenten van de betrokken studieonderdelen, noch de examinator van het vaardigheidsonderwij s kunnen overtuigen dat u momenteel in staat bent op een adequate en professionele wijze te kunnen funktioneren in het Communicatie onderwijs en het Patiëntenvolgprogramma. Aan deze voorwaarde moet echter voldaan zijn om het betrokken onderwijs, zowel voor u als voor uw medestudenten, tot zijn recht te laten komen."

3. De klacht en het verweer.

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat de door verweerster aan klager geschreven brief van 25 februari 2004 op leugens is gebaseerd.

Verweerster heeft aangevoerd dat de klacht betrekking heeft op een verschil van inzicht tussen een student enerzijds en de Examencommissie anderzijds. Het feit dat verweerster als examinator ven het betreffende onderwijs arts is, is een toevallige bijkomstigheid.  

4. De overwegingen van het college.

Het college stelt voorop dat klager een klacht heeft ingediend die het handelen van verweerster betreft in haar kwaliteit van docent en examinator van het vaardigheidsonderwijs. Verweerster valt daarmee niet onder de werkingssfeer van artikel 47 lid 1 onder a en/of b van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg. (Wet BIG). Zij heeft immers niet gehandeld in één van de hoedanigheden die in artikel 47 lid 2 staan vermeld, hetgeen in het eerste lid als voorwaarde voor het onderworpen zijn aan tuchtrechtspraak wordt genoemd. Dat verweerster als arts in het BIG-register staat ingeschreven, doet hieraan niet af. Klager is dan ook niet-ontvankelijk in zijn klacht.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de   feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder            2. De   feiten zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            4.1       Het Regionaal Tuchtcollege heeft naar het oordeel van het Centraal Tuchtcollege         terecht overwogen dat klager niet-ontvankelijk is in de klacht. Het handelen van de     psychiater waarop de klacht betrekking heeft ziet immers uitsluitend op werkzaamheden van de psychiater in haar functie van docent en examinator van het vaardigheids-            onderwijs. De psychiater is in die hoedanigheid niet betrokken geweest bij enige        medische behandeling van klager. Reeds daarom kan het handelen of nalaten van de        psychiater niet worden aangemerkt als een handelen of nalaten naar aanleiding waarvan           op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg kan worden             geklaagd. 

            4.2       Het voorgaande voert tot de slotsom dat het beroep ongegrond is en dient te             worden verworpen. Een redelijke toepassing van paragraaf 5 van hoofdstuk VII, Wet        BIG brengt mee dat dit in dit geval naar vaste jurisprudentie van het Centraal             Tuchtcollege kan geschieden in raadkamer.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter,

mrs. R. Veldhuisen en P.J. Wurzer, leden-juristen en prof.dr. P.P.G. Hodiamont en

M. Drost, leden-beroepsgenoten en mr. F.C. Burgers, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2011, door mr. K.E. Mollema, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.