ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1059 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.053
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1059 |
---|---|
Datum uitspraak: | 19-04-2011 |
Datum publicatie: | 22-04-2011 |
Zaaknummer(s): | C2010.053 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klaagster heeft zich tot de arts gewend voor een LBA ( levend bloed analyse) test. Na afloop van de behandeling waarbij een prikpen werd gebruikt, zijn bij klaagster twijfels gerezen omtrent de steriliteit van de prikpen. Volgens klaagster reageerde de arts gepikeerd en heeft de bezorgdheid die bij klaagster leefde, niet weg kunnen nemen. Vervolgens heeft de arts nagelaten te reageren op een e-mailbericht van klaagster waarin om een nadere toelichting werd gevraagd. Het RTG heeft de klacht in alle onderdelen afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2010.053 van:
A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., arts, wonende te D., verweerder in beide instanties.
1. Verloop van de procedure
A. - hierna te noemen klaagster - heeft op 30 maart 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te ‘s-Gravenhage tegen de arts C. - hierna te noemen de arts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 8 december 2009, onder nummer 2009T060 heeft dat College de klacht in al haar onderdelen afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 maart 2011, waar alleen de arts is verschenen. Bij schrijven van
23 februari 2011 (ingekomen op 24 februari 2011) heeft klaagster het Centraal Tuchtcollege laten weten in verband met een geplande operatie waarschijnlijk niet bij terechtzitting aanwezig te zullen zijn.
2. Beslissing in eerste aanleg
2.1 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.
“2. De klacht
Klaagster heeft tot de arts gewend voor een LBA test. Na afloop van de behandeling waarbij een prikpen werd gebruikt, zijn bij klaagster twijfels gerezen omtrent de steriliteit van de door de arts gebruikte prikpen. Desgevraagd reageerde de arts gepikeerd en heeft hij de bezorgdheid die bij klaagster leefde, niet weg kunnen nemen. Vervolgens heeft de arts nagelaten te reageren op een e-mailbericht van klaagster waarin om een nadere toelichting werd gevraagd.
3. Het standpunt van de arts
De arts heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder verder ingegaan.
2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“4. De beoordeling
De stelling van klaagster dat de arts bij haar behandeling gebruik zou hebben gemaakt van een niet-steriele prikpen is door de arts gemotiveerd betwist. Het door de arts als verweer aangevoerde is voor het College aannemelijk. Ook voor zover het klachtonderdeel betrekking heeft op het niet of onvolledig beantwoorden van de vragen van klaagster door de arts, geldt dat de arts de stellingen van klaagster voldoende gemotiveerd heeft betwist. Nu klaagster haar stellingen verder niet heeft kunnen onderbouwen en partijen een verschillende lezing van het gebeuren geven, is enige onregelmatigheid niet komen vast te staan. Het College tekent hierbij aan dat er geen reden is om aan het woord van de een meer waarde toe te kennen dan aan dat van de ander. De klacht zal dan ook in al haar onderdelen als ongegrond worden afgedaan.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Het Centraal Tuchtcollege gaat voor de beoordeling van het hoger beroep uit van de feiten en de omstandigheden zoals zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege.
4. Beoordeling van het hoger beroep
Procedure.
4.1 Klaagster beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Zij concludeert (impliciet) tot gegrondheid van haar klacht.
4.2 De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij concludeert (impliciet) tot verwerping van het beroep van klaagster.
Beoordeling.
4.3 De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Dit echter met dien verstande dat het Centraal Tuchtcollege de twee zinsneden aan het einde van rechtsoverweging 4: “ Nu klaagster haar stellingen verder niet heeft kunnen onderbouwen en partijen een verschillende lezing van het gebeuren geven, is enige onregelmatigheid niet komen vast te staan. Het College tekent hierbij aan dat er geen reden is om aan het woord van de een meer waarde toe te kennen dan aan dat van de ander. niet overneemt. Voorts merkt het Centraal Tuchtcollege nog op dat de arts ter zitting de werking van de onderhavige prikpen op een overtuigende wijze heeft uitgelegd. De arts heeft daarbij aannemelijk gemaakt dat de steriliteit van het naaldje door een zegel is geborgd en dat een vergissing met dit systeem (in de zin van het gebruik van een niet steriele naald) niet mogelijk is.
4.4 Gelet op het bovenstaande dient het beroep te worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. K.E. Mollema, voorzitter,
mrs. L.F. Gerretsen-Visser en G.P.M. van den Dungen, leden-juristen en dr. W.J. Rijnberg en H.J. Blok, leden-beroepsgenoten en mr. H.J. Lutgert, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2011, door mr. K.E. Mollema, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Voorzitter w.g.
Secretaris w.g.