ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1055 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.240

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1055
Datum uitspraak: 19-04-2011
Datum publicatie: 22-04-2011
Zaaknummer(s): C2010.240
Onderwerp: Onjuiste declaratie
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: "Klacht tegen tandarts. In de declaraties brengt de tandarts tweemaal een toeslag voor het instrumentarium in rekening voor een bedrag van € 15,-, terwijl in de begroting daarvoor een bedrag was opgenomen van € 10,-. In een brief aan klager heeft de tandarts het verschil verklaard. Naar het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege is de klacht van onvoldoende gewicht, zodat deze dient te worden afgewezen. Daarbij heeft het Regionaal Tuchtcollege ten overvloede aangetekend dat zij geen uitspraken kan doen terzake geldvorderingen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager."

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.240 van:

                                               A., wonende te B., appellant,

tegen

                                               C., tandarts, werkzaam teD., verweerder in hoger beroep.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna klager - heeft op 31 maart 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van

            8 juni 2010, onder nummer 2009O106, heeft dat College de klacht afgewezen.

            Klager is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft een       verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter    openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 maart 2011. Beide     partijen zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende     overwegingen ten grondslag gelegd.

            “2. De feiten

De tandarts heeft op 23 december 2008 en 12 februari 2009 een wortelkanaal-behandeling uitgevoerd bij klager. In een begroting, gedateerd 12 februari 2009, is een bedrag van € 10,00 vermeld als toeslag op instrumentarium (E04). In de facturen aan klager voor de twee wortelkanaalbehandelingen is door de tandarts een bedrag van € 15,00 als toeslag op instrumentarium opgegeven. 

                         3. De klacht

Klager verwijt de tandarts dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld door klager financieel te benadelen door een declaratie te presenteren die met betrekking tot het bedrag van de toeslag op instrumentaria (E04) zonder motivering afwijkt van het bedrag in de begroting en niet te hebben gereageerd op meerdere verzoeken om het genoemde verschil te verklaren. Klager verzoekt de tandarts het verschil ad € 10,00 terug te betalen en schriftelijk haar excuses aan te bieden voor het feit dat zij nimmer heeft gereageerd op verzoeken van klager.

4. Het standpunt van de tandarts

De tandarts heeft op 23 februari 2010 een brief aan klager toegezonden waarin zij het verschil in het bedrag in de begroting en de declaraties heeft verklaard. Zij heeft in de brief vermeld dat de wortelkanaalbehandelingen gecompliceerd waren. De tandarts heeft per kies twee setjes van de roterende instrumenten gebruikt in plaats van één, zoals gebruikelijk, om te voorkomen dat de instrumenten na enkele malen vijlen bot zouden zijn en in het kanaal zouden afbreken. Zij heeft hieraan toegevoegd dat in de begroting staat vermeld dat wijzigingen van de verschuldigde bedragen mogelijk zijn.

5. De beoordeling

Het College heeft kennisgenomen van de klacht en het standpunt van de tandarts. Het College is van oordeel dat de klacht van onvoldoende gewicht is, zodat deze op grond van artikel 66, lid 4 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg wordt afgewezen. Ten overvloede tekent het College hierbij aan dat zij geen uitspraken kan doen terzake van geldvorderingen, zodat klager zich voor wat betreft de vordering van het bedrag van €10,00 desgewenst tot de civiele rechter zal moeten wenden. Ook op een eis om excuses kan het College niet ingaan, aangezien excuses niet behoren tot de maatregelen die op grond van artikel 48, lid 1 en 3  van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg door het College kunnen worden opgelegd.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de   feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en onder “2. De   feiten” van de bestreden beslissing.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            4.1 Klager heeft in hoger beroep de in eerste aanleg aan de tandarts gemaakte            verwijten herhaald en nader toegelicht.

            4.2 De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping             van het beroep.

            4.3  De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen       dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg.

            4.4 Gelet op het vorenstaande is de klacht ongegrond en moet het beroep van klager worden verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

           verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter,

mrs. M.M.A. Gerritzen-Gunst en R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. H.J. van Iterson en J.E.A. Dresen, leden-beroepsgenoten en mr. J.P.G. Berkelaar, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2011, door mr. K.E. Mollema, in tegenwoordigheid van de secretaris.                                 Voorzitter  w.g.

                                               Secretaris  w.g.