ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1054 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.150

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1054
Datum uitspraak: 19-04-2011
Datum publicatie: 22-04-2011
Zaaknummer(s): C2010.150
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: "Klacht tegen tandarts. Het Regionaal Tuchtcollege constateert dat de tandheelkundige handelingen die door de tandarts zijn uitgevoerd verdedigbaar zijn. Het trekken van een kies in de onderhavige situatie is niet verwijtbaar, zeker niet nu is gebleken dat de tandarts van tevoren de gevolgen van de extractie met klaagster heeft besproken en de extractie op uitdrukkelijk verzoek van klaagster heeft plaatsgevonden. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster."

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.150 van:

                                               A., wonende te B., appellante,

tegen

                                               C., tandarts, wonende te D., verweerder in hoger beroep,

                                               gemachtigde: mr. E.J.C. de Jong, advocaat te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna klaagster - heeft op 6 mei 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te

            ’s-Gravenhage tegen C. - hierna de tandarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 23 maart 2010, onder nummer 2009 T 089, heeft dat College de klacht afgewezen.

            Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De tandarts heeft een   verweerschrift in hoger beroep ingediend.De zaak is in hoger beroep behandeld ter     openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 1 maart 2011, waar zijn            verschenen klaagster en de tandarts bijgestaan door zijn advocaat, mr. E.J.C. de Jong.

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende     overwegingen ten grondslag gelegd.

            “2. De feiten

Klaagster is door de tandarts behandeld in verband met pijnklachten aan element 25.

Wegens aanhoudende pijn heeft de tandarts op 17 april 2009 het element geopend en de kanalen gespoeld. In de middag kwam klaagster terug in de praktijk vanwege flinke pijn en zwelling van de wang. Na verwijdering van de tijdelijke vulling kwam er veel bloed uit de kanalen. De tandarts heeft vervolgens tevergeefs geprobeerd de bloeding te stoppen. Toen klaagster aangaf van de pijn af te willen zijn, heeft de tandarts extractie als behandeling voorgesteld. De tandarts heeft geen antibiotica voorgeschreven.

Drie dagen later kwam klaagster terug bij een collega van de tandarts vanwege aanhoudende zwelling en pijn. Die collega heeft toen antibiotica voorgeschreven. Klaagster is verder niet meer bij de tandarts geweest voor nazorg, ze had inmiddels gekozen voor een andere tandarts.

3. De klacht

Klaagster verwijt de tandarts dat hij haar kies heeft getrokken, terwijl de wortel van de kies gezond was. Klaagster heeft nu een groot gat in haar mond, hetgeen problemen geeft bij het eten en praten. Ondanks de extractie heeft klaagster na die behandeling nog een tijd last gehad van ontstekingen.

Klaagster heeft aangegeven vanwege de verkeerde behandeling van de tandarts de rekeningen van 23 en 27 april 2009 niet te hebben betaald. Klaagster wijst ook nog op geleden emotionele schade.

4. Het standpunt van de arts

De arts heeft de klacht bestreden. Hij heeft aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat hij extractie als behandeling pas heeft voorgesteld toen klaagster had aangegeven snel van de pijn af te willen zijn. De tandarts heeft aangegeven dat het op zich zonde zou zijn de kies direct te extraheren, daar klaagster dan veel kauwvermogen zou verliezen. Nadat de tandarts klaagster nog de garantie had gegeven dat de ontsteking na extractie niet erger zou worden en zou verdwijnen, heeft klaagster uiteindelijk toestemming gegeven de kies te laten trekken.

Klaagster is bij een collega teruggekomen voor nazorg, waarop antibiotica is voorgeschreven vanwege de aanhoudende zwelling.

Klaagster heeft de tandarts een brief geschreven over haar ontevredenheid. De tandarts heeft hierop klaagster aangeboden alle rekeningen van april 2009, van hemzelf en van zijn collega die inmiddels door de praktijk waren verzonden, te willen betalen.

Inmiddels heeft de tandarts € 263,90 aan klaagster betaald.

5. De beoordeling

Op grond van de stukken in het dossier is duidelijk geworden dat er sprake was van een abcesvorming rondom element 25. Het College constateert dat de tandheelkundige handelingen die door de tandarts zijn uitgevoerd verdedigbaar zijn. Er is aanvankelijk met een wortelkanaalbehandeling begonnen, ter behoud van de bewuste kies. Pas later op de dag is de kies vanwege de vele (pijn)klachten van klaagster toch getrokken door de tandarts. Het trekken van een kies in zo’n situatie is niet verwijtbaar, zeker niet nu uit de overgelegde stukken duidelijk is gebleken dat de tandarts van tevoren de gevolgen van de extractie met klaagster heeft besproken en de extractie op uitdrukkelijk verzoek van klaagster heeft plaatsgevonden. Het College is het met de tandarts eens dat het trekken bij abcesvorming een goede mogelijkheid is om snel van (pijn-)klachten af te komen. Dat er postoperatief sprake was van oedeemvorming kan een normaal verschijnsel zijn. Na verwijdering van de oorzaak duurt het enige tijd alvorens dat het abces tot rust komt. Ten aanzien van het niet voorschrijven van antibiotica direct na de extractie oordeelt het College dat dit ook niet noodzakelijk was. Immers de bron van de bacteriële infectie was verwijderd en hiermee mocht de tandarts verwachten dat ook zonder antibiotica de infectie door het lichaam zelf snel overwonnen zou worden.

Tot slot constateert het College dat klaagster de rekeningen van 23 en 27 april 2009 kennelijk niet heeft hoeven te betalen, daar de tandarts heeft aangegeven deze kosten zelf te hebben betaald.

Gelet op het hetgeen hiervoor is overwogen is het College van oordeel dat de klacht zonder nader onderzoek als kennelijk ongegrond in raadkamer dient te worden afgewezen.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de   feiten zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en onder “2. De   feiten” van de bestreden beslissing staan weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            4.1 Klaagster heeft in hoger beroep de in eerste aanleg aan de tandarts gemaakte        verwijten herhaald en nader toegelicht.

            4.2 De tandarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping             van het beroep.

            4.3  De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen       dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg.

            4.4 Gelet op het vorenstaande is de klacht ongegrond en moet het beroep van klaagster          worden verworpen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

           verwerpt het beroep.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. W.D.H. Asser, voorzitter,

mrs. M.M.A. Gerritzen-Gunst en R.A. van der Pol, leden-juristen en drs. H.J. van Iterson en J.E.A. Dresen, leden-beroepsgenoten en mr. J.P.G. Berkelaar, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2011, door mr. K.E. Mollema, in tegenwoordigheid van de secretaris.                                 Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.