ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1009 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.137

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG1009
Datum uitspraak: 24-03-2011
Datum publicatie: 29-03-2011
Zaaknummer(s): C2010.137
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Tussenuitspraak in de zaak onder nummer C2010.137 van:

                                               A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,

                                               gemachtigde: mr.drs. R. Arends, advocaat te Surhuisterveen,

tegen

                                               C., anesthesioloog, wonende te D., verweerster in beide                                                         instanties, gemachtigde: mr. E.P. Haverkate, werkzaam bij de                                     Stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht.

1.         Verloop van de procedure

            A. (hierna: klaagster) heeft op 19 februari 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te        Groningen een klacht ingediend tegen C. (hierna: de anesthesioloog). Bij beslissing    van 6 april 2010 heeft het Regionaal Tuchtcollege de klacht afgewezen. Klaagster is            van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De anesthesioloog heeft een             verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter    openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 27 januari 2011, waar zijn   verschenen klaagster, bijgestaan door  mr.drs. Arends, voornoemd, alsmede de       anesthesioloog, bijgestaan door mr. Haverkate, voornoemd. De zaak is over en weer bepleit. De gemachtigde van klaagster heeft dat gedaan aan de hand van een pleitnota,      die aan het Centraal Tuchtcollege is overgelegd.

2.         Overwegingen naar aanleiding van de behandeling van het hoger beroep

            Het Centraal Tuchtcollege is, gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter           terechtzitting van 27 januari 2011, tot het oordeel gekomen dat het onderzoek, waar          het gaat om het handelen van de anesthesioloog, niet volledig is geweest en acht het   geraden een deskundige op anesthesiologisch gebied te benoemen. In verband            hiermede wordt de zaak heropend.

            Het Centraal Tuchtcollege is voornemens als zodanig te benoemen E., anesthesioloog,            verbonden aan het F. te G., en hem, onder overlegging van de stukken die op deze   zaak betrekking hebben, de volgende vragen voor te leggen:

- Wat is uw oordeel omtrent het aanwezig achten van een indicatie voor het aanbrengen van een femoralisblok bij een gedeeltelijk werkende spinale anesthesie, die tien minuten eerder was gezet?

 - Wat is uw oordeel omtrent de gekozen techniek; een blinde techniek waarbij gebruik is gemaakt van een groene snijdende naald, zonder zenuwstimulatie en echo?

- Geeft de inhoud van de stukken u uit hoofde van uw deskundigheid aanleiding tot het maken van verdere opmerkingen omtrent het handelen waarover is geklaagd?

            Voor de beantwoording van deze vragen en de tuchtrechtelijke beoordeling van deze zaak is van belang of de anesthesioloog bij haar beroepsmatig handelen is gebleven       binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, daarbij rekening    houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het handelen waarover is             geklaagd, en met hetgeen toen in de beroepsgroep als norm of standaard was             aanvaard.

            De anesthesioloog en klaagster worden in de gelegenheid gesteld binnen de hierna te   noemen termijn eventuele wensen betreffende het onderzoek door de deskundige, aan    het Centraal Tuchtcollege kenbaar te maken.

            Vervolgens zal het Centraal Tuchtcollege de opdracht aan de deskundige formuleren   en een termijn stellen voor het uitbrengen van het deskundigenverslag. Hierna zullen    partijen de gelegenheid krijgen hun zienswijze met betrekking tot het verslag naar      voren te brengen.

            Derhalve wordt beslist als volgt.

3.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               heropent het onderzoek;

                                               stelt partijen in de gelegenheid hun wensen kenbaar te maken                                      omtrent het in rubriek 4 genoemde onderzoek door een                                                          deskundige en stelt daarvoor een termijn van vier weken, te                                              rekenen vanaf de dagtekening van deze tussenuitspraak;

                                               houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter, mrs. W.P.C.M. Bruinsma en H.C. Cusell, leden-juristen en J.S. Pöll en dr. H.E. Sluiter, leden-beroepsgenoten en mr. E. Wesemann, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van

24 maart 2011, door mr. K.E. Mollema, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                        Voorzitter   w.g.                                              Secretaris  w.g.