ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG0952 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.160
ECLI: | ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG0952 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-03-2011 |
Datum publicatie: | 14-03-2011 |
Zaaknummer(s): | C2010.160 |
Onderwerp: | Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | De klachten van klaagster, verband houdende met operaties aan beide knieën door een orthopedisch chirurg en de behandeling wegens een post-operatieve infectie aan de linkerknie, zijn door het Regionaal Tuchtcollege in raadkamer in al haar onderdelen ongegrond verklaard en afgewezen. Het beroep dat klaagster daartegen heeft ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege is op alle onderdelen verworpen. |
C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E
voor de Gezondheidszorg
Beslissing in de zaak onder nummer C2010.160 van:
A. , wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg,
tegen
C., orthopedisch chirurg, wonende te D., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr.drs. J.F.F. Hooning van Duyvenbode te Bilthoven. .
1. Verloop van de procedure
A. -hierna te noemen klaagster- heeft op 3 mei 2009 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen orthopedisch chirurg C. -hierna te noemen de arts- een klacht ingediend. Bij beslissing van 2 maart 2010, onder nummer 08/149 heeft dat College in raadkamer de klacht in al haar onderdelen ongegrond verklaard en afgewezen.
Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De arts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 20 januari 2011, waar zijn verschenen klaagster vergezeld van haar echtgenoot, E., alsmede de arts, bijgestaan door mr.drs. J.F.F. Hooning van Duyvenbode.
2. Beslissing in eerste aanleg
2.1 De in eerste aanleg vastgestelde feiten:
“2. De feiten.
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:
Verweerder is als orthopedisch chirurg werkzaam in het F.-Ziekenhuis te B., verder het ziekenhuis. Klaagster is in de periode 17 maart 2005 tot 20 november 2006 onder behandeling geweest van verweerder. Klaagster is op 15 juni 2005 door verweerder geopereerd aan haar linkerknie vanwege patellofemoraal pijnsyndroom met afwijkende patellastructuur.
Op 27 juni 2005 heeft de huisarts klaagster naar het ziekenhuis verwezen, vanwege een postoperatieve infectie aan haar linkerknie. Verweerder heeft klaagster behandeld. De behandeling bestond uit het verwijderen van pus, aanleggen van een verband en voorschrijven van amoxicilline. Op 4 juli 2005 volgde een spoedopname en is de knie gespoeld. Klaagster is van 4 tot 7 juli 2005 opgenomen geweest in het ziekenhuis.
Op 8 september 2005 heeft een verpleegkundige klaagster onderzocht. In overleg met verweerder is er bloedonderzoek verricht om een eventuele infectie uit te sluiten.
Klaagster heeft op 24 november 2005 aan verweerder een brief van haar fysiotherapeut over de stand van haar knie overhandigd. Deze brief bevindt zich niet in het medisch dossier.
Op 12 september 2006 heeft een arthroscopie aan de rechterknie van klaagster plaatsgevonden. Klaagster was in de veronderstelling dat zij de nacht in het ziekenhuis zou verblijven, vanwege de medische voorgeschiedenis met de operatie aan haar linkerknie, maar zij is na de arthroscopie ontslagen. Hierna heeft zich een hemotoom ontwikkeld met veel pijnklachten.
Klaagster heeft bij de klachtencommissie van het ziekenhuis een klacht tegen verweerder, een collega van verweerder, een verpleegkundige en de directie ingediend. De klachtonderdelen jegens verweerder, ingediend bij de klachtencommissie van het ziekenhuis, stemmen voor een groot deel overeen met de onderhavige klacht. De uitspraak op deze klacht d.d. 9 december 2008 wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.”
2.2 De in eerste aanleg ingediende klacht en het daartegen gevoerde verweer houden het volgende in.
“3. Het standpunt van klaagster en de klacht.
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:
1. de rechterknie verkeerd heeft gescopieerd;
2. klaagster uit het ziekenhuis heeft ontslagen, terwijl zij nog heel erg ziek was;
3. klaagster verkeerde documentatie heeft verstrekt;
4. klaagster leugens over haemotros heeft verteld;
5. aan klaagster geen informatie heeft verstrekt uit het medisch dossier;
6. documentatie uit het medisch dossier heeft verwijderd;
7. klaagster ten onrechte heeft verwijderd uit het ziekenhuis;
8. klaagster heeft geterroriseerd in de operatiekamer;
9. klaagster seksueel heeft geïntimideerd;
10. verantwoordelijk is voor de functiebeperking ten gevolge van het oplopen van een infectie aan de linkerknie;
11. klaagster niet officieel heeft opgenomen op 4 juli 2005;
12. te weinig antibiotica heeft toegediend bij klaagster.
4. Het standpunt van verweerder.
Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.”
2.3 Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende overwegingen ten grondslag gelegd.
“5. De overwegingen van het college.
5.1 Met betrekking tot het klachtonderdeel onder 2 oordeelt het college als volgt.
Het betreft hier het ontslag van klaagster na de scopie aan de linkerknie op
15 juni 2005. Uitgangspunt is dat kniearthroscopiën in dagbehandeling worden gedaan. Indien sprake is van complicaties wordt daarop een uitzondering gemaakt.
Klaagster is ontslagen terwijl zij een temperatuur had van 38 graden. Er was geen sprake van een complicatie en evenmin was, na het bekijken van de knie, reden tot onrust. Onder deze omstandigheden kon verweerder klaagster ontslaan uit het ziekenhuis en heeft verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.
5.2 Ten aanzien van het klachtonderdeel onder 7 oordeelt het college als volgt.
Dit betreft het ontslag op 12 september 2006. Verweerder had aan een collega doorgegeven dat klaagster nog een nacht in het ziekenhuis zou verblijven. Hiervoor is door verweerder op het planningsformulier de notitie "dagverpleging met overnachting" omcirkeld. Deze collega is verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan, nu dit geen bijzondere en uitzonderlijke handeling betreft. Verweerder kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, dat dit niet (door een collega) juist is uitgevoerd.
5.3 De overige klachtonderdelen zijn door de klachtencommissie van het ziekenhuis behandeld en die ongegrond verklaard. Het college acht de beslissing en de motivering daarvan juist en neemt deze integraal over. Het college is eveneens van oordeel dat verweerder in deze niet tuchtrechtelijk heeft gehandeld.
5.4 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen.
Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.”
3. Vaststaande feiten en omstandigheden
Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals die zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hierboven onder 2.1. staan weergegeven.
4. Beoordeling van het hoger beroep
Procedure.
4.1 Klaagster beoogt de zaak in volle omvang aan het Centraal Tuchtcollege ter beoordeling voor te leggen. Hetgeen zij daartoe heeft aangevoerd komt in essentie neer op een herhaling van de stellingen die zij reeds in eerste aanleg heeft geuit. Zij concludeert tot gegrondverklaring van haar klacht.
4.2 De arts heeft in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd. Hij concludeert –zakelijk weergegeven- tot verwerping van het beroep.
Beoordeling.
4.3 De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege niet geleid tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het College in eerste aanleg. Het Centraal Tuchtcollege hecht eraan het navolgende toe te voegen.
Zowel de processtukken als de behandeling ter zitting geven er blijk van dat verweerder bij de behandeling van klaagster -daaronder zijn te verstaan het stellen van de diagnose, het verrichten van de knie-operatie(s) en de nazorg wegens niet verwijtbare post-operatieve complicaties aan de linker knie-, geen enkel tuchtrechtelijk verwijt valt te maken.
Voorts merkt het Centraal Tuchtcollege op dat de stukken en het behandelde ter zitting op geen enkele wijze een beschuldiging van sexuele intimidatie kunnen rechtvaardigen. Ondubbelzinnig is dan ook komen vast te staan dat er geen grond bestaat voor een beschuldiging van dien aard jegens de arts.
Voor wat betreft de in hoger beroep nieuw aangedragen klacht inhoudende dat het Regionaal Tuchtcollege inzake de motivering van zijn uitspraak ten onrechte -deels- volstaat met een verwijzing naar de uitspraak van de klachtencommissie van het ziekenhuis, merkt het Centraal Tuchtcollege op dat een dergelijke verwijzing niet kan leiden tot de conclusie dat het Regionaal Tuchtcollege niet zelf inhoudelijk naar de afzonderlijke klachten heeft gekeken en zich daar niet een zelfstandig oordeel over heeft gevormd.
4.5 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep op alle klachtonderdelen te worden verworpen.
5. Beslissing
Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:
verwerpt het beroep.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter,
mrs. P.M. Brilman en M. Zandbergen, leden-juristen en dr. W.J. Rijnberg en
prof.dr. A.H.M. Taminiau, leden-beroepsgenoten en mr. E.B. Schaafsma-van Campen, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 8 maart 2011 door mr. K.E. Mollema, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Voorzitter w.g.
Secretaris w.g.