ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG0900 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2010.052

ECLI: ECLI:NL:TGZCTG:2011:YG0900
Datum uitspraak: 08-02-2011
Datum publicatie: 08-02-2011
Zaaknummer(s): C2010.052
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de fysiotherapeut dat zij vanwege ondeskundigheid niet duidelijk afstand heeft genomen van het gedrag van een collega en heeft nagelaten adequaat te reageren. Wanneer klager ten einde raad een cursus verstoort waarbij ook de fysiotherapeut is betrokken, hoopt hij eindelijk een reactie te krijgen, maar in plaats daarvan wordt hij weggestuurd. De fysiotherapeut weigert hiermee in een noodsituatie bij te dragen aan een oplossing en handelt daarmee in strijd met artikel 47 lid 1 sub a sub 2 Wet BIG . Het Regionaal Tuchtcollege  oordeelt dat tussen klager en de fysiotherapeut geen behandelrelatie heeft bestaan en verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de uitspraak in eerste aanleg, bepaalt dat klager ontvankelijk is in zijn klacht en wijst de klacht alsnog af.  

C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E

voor de Gezondheidszorg

Beslissing in de zaak onder nummer C2010.052 van:

                                               A. , wonende te B., appellant,

tegen

                                               C., fysiotherapeut, wonende te D., verweerster in hoger beroep,

                                               gemachtigde: mr. M.M.E. Bowmer.

1.         Verloop van de procedure

            A. - hierna te noemen klager - heeft op 29 oktober 2008 bij het Regionaal      Tuchtcollege te Den Haag tegen C. - hierna te noemen de fysiotherapeut - een klacht           ingediend. Bij beslissing van 11 december 2009, onder nummer 2008 T 192 heeft dat            College klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn klacht. Klager is van die beslissing     tijdig in hoger beroep gekomen. De fysiotherapeut heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting   van het Centraal Tuchtcollege van 6 januari 2011, waar zijn verschenen klager en de             gemachtigde van de fysiotherapeut, mevrouw mr. M.M.E. Bowmer. 

2.         Beslissing in eerste aanleg

            Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn voormelde beslissing de volgende     overwegingen ten grondslag gelegd.

            “2. De feiten

            De fysiotherapeut vormt samen met de heer E. en twee andere maten de maatschap       F. te G.. Voor het geven van cursussen op het gebied van ontwikkelingsmotoriek      wordt samengewerkt met de arts H.. In april 2006 verstoort klager een dergelijke         cursus en wordt daarbij door de fysiotherapeut weggestuurd.

3. De klacht

Tijdens een reis in I. in juni 2005 heeft fysiotherapeut E. zich dermate ernstig ten opzichte van klager gedragen dat zijn handelen klager suïcidaal heeft gemaakt. Klager verwijt de fysiotherapeut – kort samengevat – dat zij vanwege ondeskundigheid niet duidelijk afstand heeft genomen van het gedrag van E. voornoemd en heeft nagelaten adequaat te reageren. Wanneer klager ten einde raad in april 2006 een door de arts H. georganiseerde cursus, waarbij ook de fysiotherapeut is betrokken, verstoort hoopt hij eindelijk een reactie te krijgen, maar in plaats daarvan wordt hij weggestuurd. De fysiotherapeut weigert hiermee in een noodsituatie bij te dragen aan een oplossing en handelt daarmee in strijd met artikel 47 lid 1 sub a sub 2 Wet BIG.

4. Het standpunt van de fysiotherapeut

Klager is nimmer patiënt van de fysiotherapeut geweest. Er heeft nooit een behandelrelatie tussen partijen bestaan. De betrokkenheid van de fysiotherapeut bij klager is beperkt geweest tot het wegsturen van klager bij een cursus, die hij op dat moment verstoorde. Voor het overige hebben zij nimmer contact met elkaar gehad.

5. De beoordeling

Op grond van artikel 47 van de Wet BIG is degene die in een in lid 2 van deze bepaling vermelde hoedanigheid ingeschreven staat onderworpen aan tuchtrechtspraak terzake van enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij in die hoedanigheid behoort te betrachten ten aanzien van personen met betrekking tot wiens gezondheidstoestand hij bijstand verleent of die, in nood verkerende, zijn bijstand met betrekking tot hun gezondheidstoestand behoeven. De fysiotherapeut is als zodanig ingeschreven in het register.

Het bovenstaande heeft tot gevolg dat de fysiotherapeut terzake van handelen of nalaten in haar hoedanigheid tuchtrechtelijk kan worden aangesproken. In de onderhavige klacht is daarvan evenwel geen sprake. Partijen zijn het er over eens dat klager nooit patiënt van de fysiotherapeut is geweest. Van een noodsituatie in de zin der wet is evenmin sprake. De bezwaren die klager in zijn stukken naar voren heeft gebracht, hebben dan ook geen betrekking op handelen of nalaten van de fysiotherapeut in haar hoedanigheid. Klager kan daarom in zijn klachten niet worden ontvangen.

Hieruit vloeit voort dat het College niet inhoudelijk op de klachten in kan gaan.”

3.         Vaststaande feiten en omstandigheden

            Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal College uit van de feiten             zoals deze zijn vastgesteld door het Regionaal Tuchtcollege en hiervoor onder “ 2. De             feiten” zijn weergegeven.

4.         Beoordeling van het hoger beroep

            4.1       Klager stelt zich op het standpunt dat hij in eerste aanleg ten onrechte niet-      ontvankelijk is verklaard in zijn klacht. Voorts heeft klager zijn klachten uit de eerste         aanleg herhaald en toegelicht. De fysiotherapeut heeft haar verweer herhaald en     geconcludeerd tot handhaving van de beslissing in eerste aanleg.

            4.2       Anders dan het Regionaal Tuchtcollege is het Centraal College van oordeel dat           klager ontvankelijk is in zijn klacht. Wanneer het verwijt dat klager de fysiotherapeut            maakt gegrond zou blijken, dan is immers sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar        handelen als bedoeld in artikel 47 lid 1 sub a, onder 2. Daartoe is niet vereist dat een             behandelrelatie bestaat tussen de fysiotherapeut en degene die in nood verkeert.

            4.3       De behandeling in hoger beroep heeft het Centraal College echter niet geleid tot          de vaststelling van feiten of omstandigheden die met zich brengen dat de fysiotherapeut    voornoemd tuchtrechtelijk verwijt in de zin van de Wet BIG kan worden gemaakt, zodat de klacht moet worden afgewezen.

5.         Beslissing

            Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

                                               vernietigt de beslissing waarvan hoger beroep;

                                               wijst de klacht alsnog af.

Deze beslissing is gegeven in raadkamer door: mr. A.H.A. Scholten, voorzitter,

mr. M. Zandbergen en prof.mr. J.K.M. Gevers, leden-juristen en F.P.A.J. Klomp en

drs J. Slooten, leden-beroepsgenoten en mr. F.C. Burgers, secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 8 februari 2011, door mr. A.D.R.M. Boumans, in tegenwoordigheid van de secretaris.

                                               Voorzitter   w.g.

                                               Secretaris  w.g.