ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0398 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2011/30

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0398
Datum uitspraak: 15-12-2011
Datum publicatie: 23-02-2012
Zaaknummer(s): 2011/30
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Beklaagde laat na operatie abusievelijk operatiegaasje achter in buikholte hond, met ernstige gevolgen. Onnodige en ernstig verwijtbare kunstfout. Gegrond met berisping.

X , klaagster

tegen

Y  te A, beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennis genomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. Beklaagde heeft voorgesteld de zaak schriftelijk en zonder mondelinge behandeling af te doen, waarmee klaagster heeft ingestemd. Het college heeft de klacht in raadkamer besproken, hetgeen tot de hierna volgende overwegingen en beslissing heeft geleid.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten nalatig te hebben gehandeld bij de sterilisatie van de hond van klaagster en ten aanzien van de verleende nazorg.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een Weimaraner (teef) met de naam XXXXXX, geboren 11 oktober 2008.

3.2. In de ochtend van 3 december 2010 is de hond door beklaagde gesteriliseerd. Na de ingreep bleek sprake van een (geringe) nabloeding uit de buikwond, die met een drukverband kon worden gestopt. De hond is enige tijd op de praktijk gebleven, waarbij klinische observatie en monitoring (van pols, temperatuur slijmvliezen, CRT) heeft plaatsgevonden.

3.3. In de middag bleek er opnieuw bloed uit de buikwond te komen en is door middel van een buikpunctie vastgesteld dat er zich vrij bloed in de buikholte bevond. In overleg met een collega is besloten tot een tweede operatie om de buikholte te inspecteren. Daarbij bleek de bloeding van de baarmoederstomp afkomstig te zijn, die opnieuw is onderbonden en op nabloedingen is gecontroleerd. Hierna is de buikholte weer gesloten.

3.4. De hond heeft vervolgens enige uren aan een intraveneus infuus gelegen en is in de avond door klaagster opgehaald. Beklaagde heeft daarbij haar mobiele telefoonnummer aan klaagster gegeven voor het geval er zich in het daarop volgende weekend problemen zouden voordoen.

3.5. In dat weekend van zaterdag 4 en zondag 5 december 2010 heeft er een aantal keren telefonisch en via e-mail contact tussen partijen plaatsgevonden. Beklaagde heeft die zondag voorgesteld om de volgende dag op de praktijk langs te komen, ter controle van de operatiewond. Op maandag 6 december 2010 heeft een collega van beklaagde de hond onderzocht. Daarbij is de buik van de hond gepalpeerd en is terzake de operatiewond vastgesteld dat er sprake was van enkele bloeduitstortingen, maar niet van verontrustende bijzonderheden. De lezingen van partijen lopen uiteen over de vraag of de temperatuur van de hond bij dit consult is gemeten. Onbestreden is gebleven dat na dit consult met klaagster werd afgesproken dat zij bij twijfel opnieuw contact diende op te nemen.

3.6. In de periode hierna, naar klaagster stelt in de loop van de tweede week na de sterilisatie, is de hond in toenemende mate gaan braken en kon zij geen voedsel meer binnenhouden. Op zaterdag 18 december 2010 heeft klaagster de dienstdoende dierenarts geconsulteerd en aansluitend een spoedkliniek. Aldaar is besloten tot een operatief onderzoek van de buikholte. Daarbij bleken de darmen ernstig verkleefd en ontstoken. De situatie was dermate ernstig dat in overleg is besloten tot euthanasie. Op verzoek van klaagster heeft op de betreffende kliniek nader onderzoek plaatsgevonden en is in de kluwen verkleefde darmen een operatiegaasje gevonden.

3.7. Beklaagde is van het overlijden van de hond en het gevonden operatiegaasje in de buikholte van de hond op de hoogte gebracht en heeft erkend dat er bij de tweede operatie van de hond in de middag van 3 december 2010 de gebruikte operatiegaasjes niet zijn geteld, zulks in afwijking van het op de praktijk bestaande protocol.

3.8. Door beklaagde en haar collega is contact met klaagster gezocht en uiteindelijk een huisbezoek afgelegd, waarbij de fout is toegegeven en excuses zijn gemaakt. Nadien is de geleden materi ë le schade via de aansprakelijkheidsverzekeraar vergoed (aankoopbedrag hond, kosten gemaakt op de praktijk beklaagde, kosten opvolgend dierenarts en spoedkliniek).

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of beklaagde te kort geschoten is in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

5.2. Het college stelt voorop dat er geen concrete aanwijzingen zijn die erop duiden dat er bij de sterilisatie van de hond op 3 december 2010 verwijtbare fouten zijn gemaakt en dat de tweede operatie die middag vermeden had kunnen worden. Na een sterilisatie kunnen er altijd onvoorziene complicaties optreden, daaronder een nabloeding, zonder dat daar per definitie verwijtbare fouten van een dierenarts aan ten grondslag hoeven te liggen. In dit geval is niet komen vast te staan dat de baarmoederstomp in eerste instantie onvoldoende of onjuist onderbonden zou zijn geweest. Het college is voorts van oordeel dat, nadat die middag werd geconstateerd dat er wederom bloed uit de buikwond kwam en er middels een punctie werd vastgesteld dat er zich vrij bloed in de buikholte bevond, er adequaat is opgetreden en op goede gronden is besloten tot een tweede operatie ter inspectie van de buikholte, teneinde de oorzaak van de nabloeding te achterhalen en te kunnen verhelpen. Tot zover is er naar het oordeel van het college geen sprake geweest van veterinair nalatig handelen.

5.3. Niet in geschil is dat bij die tweede operatie die middag een vermijdbare en ernstige kunstfout is gemaakt. Vast staat dat bij die operatie van het op de praktijk bestaande protocol is afgeweken en er geen correcte telling van de gebruikte operatiegaasjes heeft plaatsgevonden. Hierdoor heeft het kunnen gebeuren dat er een operatiegaasje in de buikholte is achtergebleven, hetgeen tot de geschetste ernstige gevolgen heeft geleid. De klacht slaagt op dit punt zonder meer.

5.4. Ten aanzien van de verleende nazorg ziet het college onvoldoende aanleiding te oordelen dat beklaagde tekort is geschoten. Haar betrokkenheid blijkt reeds uit het feit dat zij, ondanks dat zij het weekend daarop geen dienst had, bij het ophalen van de hond die vrijdagavond haar mobiele telefoonnummer aan klaagster gegeven voor het geval er zich in dat weekend problemen zouden voordoen en zij de nazorg niet aan de dienstdoende dierenarts wilde overlaten. Onbestreden is overigens gebleven dat de hond de praktijk die vrijdagavond lopend heeft verlaten. In dat weekend heeft er telefonisch en per e-mail contact tussen partijen plaatsgevonden. Naar het oordeel van het college is onvoldoende gebleken dat daarbij zodanig verontrustende signalen zijn gemeld dat terstond ingrijpen geboden was. Tijdens het telefoongesprek op zaterdagochtend is gemeld dat de hond had gebraakt, maar tijdens het tweede telefonisch contact op zaterdagmiddag was daar kennelijk geen sprake meer van en had de hond inmiddels gegeten. Tijdens het telefoongesprek c.q. de e-mailcontacten op zondag is van de zijde van klaagster gemeld dat de huid rondom de operatiewond een blauwe kleur vertoonde. Het college acht onvoldoende verwijtbaar dat beklaagde op basis van die mededeling en de per e-mail nog toegezonden foto’s heeft voorgesteld om tot de volgende dag te wachten voor een controle op de praktijk. Bij dat consult op maandag 6 december 2010 is beklaagde niet meer betrokken geweest. Ten overvloede wordt overwogen dat uitdrukkelijk is bestreden dat het bij dit consult verrichte onderzoek niet naar behoren zou zijn geweest en dat het college onvoldoende aanwijzingen heeft om van het tegendeel uit te gaan. Ook blijkens de eigen stellingen van klaagster leek het herstel van de hond aanvankelijk normaal te verlopen en zijn eerst in de tweede week na de sterilisatie klachten ontstaan in de vorm van het in toenemende mate gaan braken en geen eten meer binnen kunnen houden.

5.5. In afwijking van hetgeen klaagster daaromtrent heeft gesteld acht het college het niet redelijk beklaagde tegen te werpen dat zij in het weekend van 18 en 19 december 2010 telefonisch niet bereikbaar is geweest. Beklaagde had dat weekend geen dienst. Hiernaast had zij na het controleconsult op 6 december 2010 niets meer van klaagster vernomen en de hond ook niet meer gezien. Het is daarom niet onbegrijpelijk en niet verwijtbaar dat beklaagde in de veronderstelling verkeerde dat het herstel van de hond naar behoren verliep. Eerst na het overlijden van de hond op 19 december 2011 is er weer contact geweest. Dit klachtonderdeel wordt verworpen.

5.6. Terzake het verwijt dat de informatieoverdracht niet adequaat zou zijn geweest en dat de aard en de ernst van de nabloeding alsmede dat de gang van zaken tijdens de tweede operatie zouden zijn verzwegen, geldt dat beklaagde zulks gemotiveerd heeft bestreden. Beklaagde stelt dat zij klaagster na de sterilisatie heeft ingelicht over de opgetreden nabloeding, de noodzaak van een tweede operatie en dat bij het ophalen van de hond op vrijdagavond is uitgelegd dat een lekkend bloedvat was aangetroffen dat opnieuw moest worden onderbonden. Beklaagde heeft verder stellig betwist in bagatelliserende termen te hebben gesproken en de ernst van de situatie niet voldoende onder de aandacht van klaagster te hebben gebracht. Gelet op de tegenspraak die er is over de wijze van informatieverstrekking is, kunnen de feiten op dit punt niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld, hetgeen naar vaste jurisprudentie meebrengt dat dit klachtonderdeel dient te worden afgewezen. Aldus is niet komen vast te staan dat beklaagde qua informatieverstrekking tekort is geschoten en dat zulks de verdere nazorg negatief heeft be ï nvloed, waarbij geldt dat beklaagde eerst na het overlijden van de hond te weten kwam dat er in de buikholte van de hond een operatiegaasje was aangetroffen.

5.7. De conclusie is dan dat er met betrekking tot de in de buikholte van de hond achtergebleven operatiegaasje door beklaagde een onnodige en verwijtbare fout is gemaakt. De klacht is zoverre gegrond en het college acht het opleggen van na te melden maatregel passend en geboden. De overige klachtonderdelen worden ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht deels gegrond, in voege als hiervoor onder rov. 5.3 omschreven;

geeft beklaagde daarvoor een berisping, als bedoeld in artikel 16, lid 1 sub b van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen , voorzitter en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. M. Lockhorst en drs. B.J.A. Langhorst-Mak, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers , secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2011 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                  mr. G.J. van Muijen