ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0395 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2010/99

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0395
Datum uitspraak: 15-12-2011
Datum publicatie: 23-02-2012
Zaaknummer(s): 2010/99
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Beklaagde zou als dienstdoende dierenarts op intimiderende wijze hebben gecommuniceerd en hebben geweigerd zorg te verlenen aan een hond, die later een hernia blijkt te hebben. Ongegrond.

X  ,  klaagster

tegen

Y  te  A ,  beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennis genomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 oktober 2011. Geen van partijen is verschenen.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten veterinaire zorg te hebben geweigerd met betrekking tot de zieke hond van klaagster.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een Franse Bulldog teef, geboren 13 augustus 2006, met de naam XXXXX.

3.2. Op zaterdagavond 2 oktober 2010 omstreeks 19.30 uur heeft klaagster telefonisch contact opgenomen met beklaagde en gemeld dat haar hond piepende geluiden maakte en rilde.

Beklaagde heeft navraag gedaan naar andere klachten, waarop klaagster zou hebben aangegeven dat daarvan geen sprake was. Beklaagde heeft hierna geopperd dat de hond waarschijnlijk ergens van geschrokken was. Hij heeft vervolgens geadviseerd het even aan te zien.

3.3. Enige tijd later, ergens tussen 19:45 en 20:00 uur, heeft klaagster wederom telefonisch contact met beklaagde opgenomen omdat de hond nog steeds rilde en naar haar zeggen tevens was gaan hijgen. De verklaringen van partijen lopen uiteen over hetgeen exact is besproken tijdens dat telefoongesprek. Volgens klaagster heeft beklaagde haar verzekerd dat er niets aan de hand was, maar als zij toch wilde langskomen dit om 21:15 uur mogelijk was. Klaagster stelt dat de verheffende toon waarmee beklaagde haar te woord heeft gestaan haar evenwel heeft doen besluiten van een consult die avond af te zien.

3.4. Beklaagde stelt daartegenover dat klaagster, behalve over rillen, haar ongerustheid heeft uitgesproken over de door haar gemeten lichaamstemperatuur van de hond (39,4 graden). Beklaagde stelt te hebben getracht klaagster gerust te stellen en er op te wijzen dat slechts sprake was van een lichte verhoging. Voorts heeft beklaagde aangeboden de hond te ontvangen in zijn praktijk om 21.15 uur en gemeld dat het weekendtarief van toepassing was. Toen klaagster aangaf het nog even te willen aanzien en wellicht later terug te bellen heeft beklaagde gezegd dat hij voor deze klacht liever een afspraak op het genoemde tijdstip wilde dan dat hij er ‘s nachts voor naar de praktijk moest komen. Beklaagde betwist op verheffende toon te hebben gesproken.

3.5. Uit de verklaring van klaagster volgt dat zij de volgende dag telefonisch contact heeft opgenomen met een andere dierenarts, die op basis van de anamnese de verdenking op een hernia heeft uitgesproken. Klaagster heeft de hond die dag pijnstillende medicatie toegediend die zij nog in huis had. Op 7 oktober 2010 is zij met hond bij deze dierenarts op consult geweest waarbij na röntgenologisch onderzoek werd bevestigd dat er sprake was van een hernia.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of beklaagde te kort geschoten is in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Klaagster verwijt beklaagde dat hij tijdens het tweede telefoongesprek in de avond van 2 oktober 2010 een dusdanig intimiderende houding jegens haar heeft ingenomen dat klaagster ervan af heeft gezien haar zieke hond aan beklaagde aan te bieden. Beklaagde heeft dit gemotiveerd betwist.

5.3. Het college stelt voorop dat klachten over de communicatie of de bejegening van een diereigenaar door een dierenarts in beginsel buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht vallen. Alleen als hierdoor de noodzakelijke diergeneeskundige zorg voor een dier in het geding komt, wordt op deze hoofdregel een uitzondering gemaakt. De lezingen van partijen spreken elkaar tegen over hetgeen en de wijze waarop beklaagde die avond met klaagster heeft gecommuniceerd en hieromtrent is geen duidelijkheid c.q. zekerheid ontstaan. Bij die stand van zaken kan niet worden geconcludeerd dat de wijze van communicatie door beklaagde de diergeneeskundige zorg voor de hond in de weg heeft gestaan.

5.4. Verder is niet in geschil dat beklaagde aan klaagster heeft voorgesteld om die avond om 21:15 uur met de hond langs te komen. Klaagster heeft besloten hiervan geen gebruik te maken. Nadien heeft zij ook geen contact meer met beklaagde opgenomen en ervoor gekozen de volgende dag een andere dierenarts te raadplegen. Gelet op het gedane aanbod om langs te komen en nu niet is komen vast te staan dat beklaagde op een intimiderende wijze heeft gecommuniceerd, kan niet worden geconcludeerd dat beklaagde heeft geweigerd veterinaire zorg aan de hond te verlenen. Hiernaast zijn ook geen feiten of omstandigheden aannemelijk gemaakt die de conclusie rechtvaardigen dat de tijdspanne tussen het moment dat klaagster die avond belde –tussen 19:45 en 20:00 uur- en het voorgestelde tijdstip voor een consult –21:15 uur- onverantwoord lang was. Klaagster heeft een dag later op basis van een telefoongesprek met een andere dierenarts besloten pijnstillende medicatie toe te dienen en is eerst op 7 oktober 2010 naar die praktijk gegaan voor een consult. Gelet op het voorgaande wordt de klacht ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen , voorzitter en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. M. Lockhorst, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers , secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2011 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                  mr. G.J. van Muijen