ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0390 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2010/79

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0390
Datum uitspraak: 15-12-2011
Datum publicatie: 20-02-2012
Zaaknummer(s): 2010/79
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Beklaagde slaat hond althans raakt met zijn hand in ieder geval eenmaal opzettelijk de kop van de hond om het gedrag van het dier te corrigeren. Gegrond met waarschuwing.

X ,  klaagster

tegen

Y  te A, beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennis genomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 13 oktober 2011. Geen van de partijen was daarbij aanwezig.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten de hond van klaagster tijdens een behandeling te hebben geslagen.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een Jack Russel reu, geboren 1 augustus 1995, met de naam XXXXXX.

3.2. Op 29 juli 2010 heeft klaagster de praktijk van beklaagde bezocht ter controle van een oogontsteking bij de hond.

3.3. Over hetgeen tijdens de controle van het oog door beklaagde is geschied lopen de lezingen van partijen uiteen. Volgens klaagster begon de hond lichtjes te grommen, waarna beklaagde de hond bij zijn nekvel heeft gepakt en hem tweemaal hard tegen het kopje heeft geslagen. Uit de lezing van beklaagde volgt dat de hond begon te grommen en naar beklaagde uitviel, waarna hij de hond met de buitenkant van zijn hand een corrigerende tik tegen de bek heeft gegeven. Beklaagde is door klaagster gevraagd naar de reden van zijn handelwijze, waarop beklaagde heeft geantwoord dat hij daarmee het gedrag van de hond wilde corrigeren.

3.4. Klaagster heeft vervolgens haar ongenoegen uitgesproken over de handelwijze van beklaagde en heeft vervolgens met de hond de praktijk verlaten.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of beklaagde te kort geschoten is in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. De verklaringen van partijen spreken elkaar tegen waar het gaat om het aantal en de intensiteit van de uitgedeelde slagen of tikken en om de vraag of beklaagde de hond daarbij bij het nekvel heeft gepakt. Niet in geschil is echter dat beklaagde de hond in ieder geval eenmaal opzettelijk met de hand tegen de kop heeft geraakt om, volgens zijn verweerschrift, het gedrag van het dier te corrigeren.

5.3. Naar vaste jurisprudentie kan het slaan of trappen van dieren, ongeacht de aanleiding daartoe, nimmer worden aangemerkt als veterinair juist handelen. Gelet hierop is de conclusie dat de klacht gegrond dient te worden verklaard. Het opleggen van na te melden maatregel acht het college passend en geboden.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht gegrond;

geeft beklaagde een waarschuwing, als bedoeld in artikel 16, lid 1 sub a van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. O. van der Heide , plaatsvervangend voorzitter en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. J.G. Neuteboom en drs. B.J.A. Langhorst-Mak, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers , secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2011 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                  mr. G.J. van Muijen