ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0379 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2010/114

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0379
Datum uitspraak: 01-12-2011
Datum publicatie: 04-02-2012
Zaaknummer(s): 2010/114
Onderwerp: Honden
Beslissingen:
  • Ongegrond
  • Gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Beklaagde stelt als diagnose auto-immuunziekte en candida infectie. Onduidelijk is welke symptomen of onderzoeksgegevens tot die diagnoses hebben geleid. Beklaagde is te lichtvaardig overgegaan tot het voorschrijven van medicatie voor de behandeling van deze aandoeningen. Gegrond met berisping

X,  klager

tegen

te A, beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 september 2011. Van partijen is alleen klager verschenen.

2. DE KLACHT

De klacht heeft betrekking op de bij de hond van klager door beklaagde toegepaste behandeling tegen luchtwegproblemen.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klager, een Pekingees reu, geboren 30 september 2009, met de naam XXXXXX.

3.2. In januari 2010 is de hond van klager in verband met chronische benauwdheid- en verkoudheidklachten geopereerd aan de neus. De operatie heeft de benauwdheidklachten doen verminderen, maar de hond bleef chronische verkouden. Omdat de door de eigen dierenarts voorgeschreven antibioticumkuren niet aansloegen, heeft klager op 24 september 2010 de praktijk van beklaagde, dierenarts en tevens homeopathisch diergeneeskundige, bezocht.

De factuur van die datum vermeldt een homeopathisch consult en een klinisch onderzoek in verband met chronische luchtwegproblemen. Tevens is wat wangslijm afgenomen. Daarnaast vermeldt de factuur een bedrag voor een homeopathische behandeling en één maand begeleiding. In de patiëntkaart wordt nog melding gemaakt van een instabiliteit van de achterhand door habituele patellaluxatie.

3.3. Op 2 oktober 2010 heeft klager de op basis van voormeld onderzoek door beklaagde voorgeschreven medicijnen voor de hond (Nystatine en een aantal homeopathische middelen) bij de praktijk van beklaagde afgehaald.

3.4. Op 11 november 2010 heeft klager met zijn hond een (controle)bezoek bij de praktijk afgelegd bij welke gelegenheid een homeopathisch consult en een klinisch onderzoek is afgenomen. Volgens de patiëntkaart is daarbij wederom een vochtige ademhaling bij de hond vastgesteld. Ook wordt melding gemaakt dat klager het middel Nystatine niet vaak genoeg heeft toegediend en tevens dat de kniepezen/banden nog te ruim zijn en dat operatief ingrijpen waarschijnlijk noodzakelijk zal zijn.

3.5. Op 15 november 2010 heeft klager weer een vervolgkuur bestaande uit Nystatine, een aantal homeopathische geneesmiddelen en een probioticum opgehaald bij beklaagde.

3.6. Bij klager is vervolgens twijfel gerezen over de effectiviteit van de voorgeschreven middelen, welke twijfel mede was aangewakkerd door de negatieve prognose over het verdwijnen van de verkoudheidsklachten bij de hond, die door beklaagde tijdens het laatste consult was gegeven. Bij brieven van 22 en 29 november 2010 heeft klager zijn ongenoegen geuit over het feit dat beklaagde die prognose niet bij het eerste consult had gegeven. Klager heeft beklaagde verweten dat hij hoge kosten moest maken voor (genees)middelen die kennelijk geen oplossing boden voor de chronische verkoudheid. In die brief heeft hij beklaagde tevens laten weten geen gebruik meer te maken van de diensten van beklaagde.

3.7. Bij brief van 25 november 2010 heeft beklaagde in een reactie aan klager uitleg gegeven over de door hem ingestelde behandeling. In de brief wordt geschetst dat bij de hond een auto-immuunaandoening was geconstateerd, die ook de luchtwegaandoening veroorzaakte. Tevens was sprake van een candida infectie. De door beklaagde voorgeschreven middelen waren bedoeld om deze aandoeningen te bestrijden. Beklaagde heeft in zijn reactie voorts gewezen op zijn holistische manier van werken en dat hij in verband daarmee ook de kwaal aan de pezen heeft behandeld, ondanks dat de hond enkel met luchtwegproblemen aan hem was aangeboden.

3.8. Klager is in januari 2011 weer bij zijn eigen dierenarts te rade gegaan die hem op zijn beurt heeft verwezen naar de kliniek die eerder de neusoperatie had uitgevoerd. Tijdens dit consult is bij klager twijfel gerezen of de diagnose candida infectie, die door beklaagde eerder was gesteld, wel juist is geweest, aangezien van groene of gele neusafscheiding destijds geen sprake was. De betreffende arts heeft tijdens dat consult volgens klager vastgesteld dat de hond last had van geïrriteerde of overgevoelige slijmvliezen en heeft daarvoor het middel Otrivin voorgeschreven.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. Het college overweegt dat op de onderhavige klacht het tuchtrecht uit de Wet op de Uitoefening van de diergeneeskunde 1990 (WUD) van toepassing is nu beklaagde in deze zaak in zijn hoedanigheid van dierenarts de diergeneeskunde heeft uitgeoefend, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van die wet. Vast staat immers dat beklaagde de hond van klager onderzocht heeft en vervolgens een behandeling heeft toegepast ter genezing of leniging van de bij de hond geconstateerde ziekteverschijnselen, zoals bedoeld onder onderdeel a van dat artikellid. Dat beklaagde daarbij behalve de reguliere diergeneeskunde ook een alternatieve (homeopathische) geneeswijze heeft toegepast doet daaraan niet af. Beoordeeld dient te worden of beklaagde als dierenarts bij de uitoefening van het voormelde onderzoek en de daaropvolgende behandeling veterinair nalatig heeft gehandeld ten opzichte van de hond. Het college overweegt daaromtrent als volgt.

5.2. Uit de patiëntgegevens die door beklaagde zijn overgelegd leidt het college af dat de hond van klager op 24 september 2010 aan beklaagde is aangeboden met luchtwegproblemen. Voorts blijkt daaruit dat beklaagde, op verzoek van klager, een homeopathisch consult heeft afgenomen en de hond klinisch heeft onderzocht. Aan klinische bevindingen is gerapporteerd: het veelvuldig niezen, chronische verkoudheid en een waterige uitvloeiing uit de neus, alsmede vesiculair ademen. Daarnaast is een instabiliteit aan de achterpoten vastgesteld. Op basis van deze klinische bevindingen heeft beklaagde een behandeling voorgeschreven met homeopathische geneesmiddelen en daarnaast het geneesmiddel Nystatine.

5.3. De overgelegde patiëntenkaart maakt geen melding van een (differentiaal- of waarschijnlijkheids-)diagnose voor de luchtwegproblemen. In zijn verweerschrift heeft beklaagde gesteld dat hij op basis van een monster van het wangslijmvlies van de hond en de uitkomst van een bio-energetisch onderzoek, in samenhang met de homepathische anamnese, heeft vastgesteld dat sprake was van een allergische constitutie en een auto-immuun aandoening alsmede van een candida infectie in de luchtwegen.

5.4. Het college stelt te dien aanzien voorop dat het van belang is dat een dierenarts in de patiëntenkaart naar behoren verslag doet van de uitkomst(en) van uitgevoerd onderzoek. Het college heeft moeten vaststellen dat in de in deze zaak overgelegde patiëntgegevens niet alleen een diagnose ontbreekt maar ook de uitslagen van de verschillende uitgevoerde onderzoeken, waaronder het wangslijmonderzoek. De gegevens zijn evenmin in de loop van deze procedure door beklaagde ingebracht en hij heeft voorts afgezien van de mogelijkheid een en ander ter zitting te komen toelichten, zodat het college zal hebben te oordelen op basis van de wel beschikbare gegevens.

5.5. De in de beschikbare gegevens aanwezige onderbouwing voor de gestelde diagnose voldoet naar het oordeel van het college niet aan de daaraan naar veterinaire maatstaven te stellen eisen. Dat geldt in de eerste plaats voor de diagnose auto-immuunziekte. Het college heeft moeten vaststellen dat de patiëntgegevens geen aanwijzingen bevatten voor deze -ernstige- aandoening. Evenmin zijn uit de verslaglegging van de anamnese daarvoor duidelijke aanknopingspunten gebleken. Door klager is verklaard dat de hond, afgezien van de verkoudheidklachten, geen klachten vertoonde en een fitte indruk maakte. Ook beklaagde lijkt dit in zijn verweerschrift niet te bestrijden gezien zijn opmerking dat de hond, ondanks de verkoudheid, zeer levendig was. Onduidelijk is dan ook gebleven welke symptomen of onderzoeksgegevens tot deze diagnose aanleiding gaven. Beklaagde heeft in zijn verweerschrift weliswaar naar voren gebracht dat de auto-immuunaandoening door middel van een door hem uitgevoerd zgn. bio-energetisch onderzoek was vastgesteld, maar beklaagde heeft nagelaten daarvoor bewijs aan te dragen, zodat het college de juistheid daarvan niet heeft kunnen beoordelen.

5.6. Ook de aannemelijkheid van de diagnose van de candida infectie in de luchtwegen wordt niet gestaafd door de beschikbare patiënt- of onderzoeksgegevens. Uit het verweerschrift van beklaagde heeft het college afgeleid dat deze diagnose is gesteld na onderzoek van het wangslijmvlies, maar enig klinisch bewijs daarvoor ontbreekt in de beschikbaar gestelde patiëntgegevens. In zijn algemeenheid is het college ermee bekend dat een dergelijke diagnose eerst definitief na onderzoek in een laboratorium kan worden vastgesteld, maar ook hiervan is in het onderhavige geval niet gebleken.

5.7. Beklaagde heeft op basis van deze tweeledige diagnose een medicamenteuze behandeling voorgeschreven bestaande uit Nystatine en homeopathische geneesmiddelen en deze kuur heeft hij, na het controleconsult en klinisch onderzoek op 11 november 2010, verlengd, blijkens de patiëntkaart vanwege aanhoudende klachten.

5.8. Gelet op het vorenstaande is het college er niet van overtuigd geraakt dat aan de ingezette behandeling een veterinair adequaat onderzoek ten grondslag heeft gelegen. Beklaagde is naar het oordeel van het college dan ook te lichtvaardig overgegaan tot het voorschrijven van de genoemde medicatie. Dit klemt temeer aangezien later in de behandeling bleek, zoals door klager onweersproken gesteld, dat beklaagde zelf ook twijfelde of de therapie het beoogde effect zou sorteren. Desondanks heeft hij de medicamenteuze behandeling, waaraan aanzienlijke kosten waren verbonden, voortgezet. Door aldus te handelen is beklaagde naar het oordeel van het college in zijn verantwoordelijkheid als dierenarts tekortgeschoten.

5.9. Dat de behandeling van de erfelijke aandoening aan de achterpoten van de hond is ingesteld zonder toestemming van klager, zoals door hem is gesteld, is door beklaagde weersproken. Bij gebrek aan bewijs dient dit klachtonderdeel te worden afgewezen.

5.10. Resumerend is het college van oordeel dat de klacht met betrekking tot de behandeling van de luchtwegenproblemen door beklaagde gegrond is en wordt het opleggen van een maatregel geboden geacht. Bij de keuze voor de na te melden maatregel heeft het college rekening gehouden met een eerdere tuchtrechtelijke veroordeling van beklaagde.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht gegrond, voor zover gericht tegen de behandeling van de luchtwegproblemen, en voor het overige ongegrond;

geeft beklaagde daarvoor een berisping, als bedoeld in artikel 16, lid 1 sub b van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. B.J.A. Langhorst-Mak, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers , secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2011 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                  mr. G.J. van Muijen