ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0378 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2010/89

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0378
Datum uitspraak: 01-12-2011
Datum publicatie: 04-02-2012
Zaaknummer(s): 2010/89
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Beklaagde zou hebben geweigerd om om diergeneeskundige zorg te verlenen aan moederpoes en kitten. Ongegrond.

X,  klaagster

tegen

te A, beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 september 2011. Geen van de partijen was daarbij aanwezig.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat hij heeft nagelaten om veterinaire zorg te verlenen met betrekking tot de kat en de kittens van klaagster.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de kat van klaagster, een Oosterse korthaar kat, geboren 5 januari 2009, met de naam XXXX.

3.2. Op 8 september 2010 is de kat van klaagster bevallen van een viertal kittens bij klaagster thuis. Klaagster was op dat moment niet thuis.

3.3. Na thuiskomst heeft klaagster vastgesteld dat bij één kitten de ingewanden naar buiten hingen en voorts dat de moeder zich niet om de kittens leek te bekommeren en de kittens onderkoeld leken. Bij een paar kittens heeft klaagster de navelstreng nog doorgeknipt.

3.4. Klaagster heeft vervolgens haar eigen dierenarts gebeld die adviseerde om het kitten met de aangeboren afwijking door een dierenarts te laten nakijken en de moederpoes een injectie met oxytocine toe te laten dienen om de melkproductie op gang te brengen. In het gesprek is de zorg van klaagster besproken om de kittens en moederpoes in deze toestand te vervoeren en is de suggestie gedaan om een dierenarts in de buurt te bellen die mogelijk bereid was langs te komen.

3.5. Klaagster heeft vervolgens omstreeks 19.50 uur telefonisch contact met een praktijk in de buurt opgenomen, alwaar beklaagde die avond als waarnemer spreekuur hield. Over hetgeen precies besproken is lopen de lezingen van partijen enigszins uiteen. Uit de verklaring van klaagster volgt dat zij met het zieke kitten kon langskomen op het spreekuur om het dier te laten inslapen, maar dat zij voor de moederpoes de spoeddienst moest bellen, aangezien de dienst van beklaagde er om 20.00 uur opzat. Uit de verklaring van beklaagde volgt dat klaagster geadviseerd is met het zieke kitten langs te komen omdat hij in verband met een volle wachtkamer geen mogelijkheid had een huisbezoek af te leggen. Klager is er nog op gewezen dat zij als alternatief ook de spoeddienstdoende dierenarts kon bellen of kon proberen haar eigen dierenarts te vragen om een huisbezoek af te leggen. Volgens beklaagde heeft klaagster vervolgens boos het telefoongesprek beëindigd.

3.6. Klaagster is vervolgens met de katten naar haar eigen dierenarts gegaan die het zieke kitten meteen heeft ge ë uthanaseerd en daarnaast heeft vastgesteld dat de overige drie kittens gezond waren. De moederpoes heeft een injectie met oxytocine gekregen, enerzijds om de weeën op te wekken aangezien er nog kittens in de baarmoeder voelbaar waren en anderzijds om de melkproductie op gang te brengen. Die nacht is de kat bevallen van nog twee kittens.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of beklaagde te kort geschoten is in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat en kittens van klager, met betrekking tot welke dieren zijn hulp was ingeroepen. Meer in het bijzonder speelt de vraag of beklaagde heeft geweigerd om op het daartoe strekkende verzoek van klaagster, diergeneeskundige zorg te verlenen jegens haar katten. Daaromtrent overweegt het college als volgt.

5.2. Niet in geschil is dat beklaagde aan klaagster in het telefonisch contact omstreeks 19.50 uur heeft geadviseerd om met het zieke kitten meteen langs te komen op het spreekuur. Daarmee staat vast dat van een weigering aan de zijde van beklaagde om het kitten diergeneeskundige zorg te bieden geen sprake is geweest. De vraag die resteert is of beklaagde desalniettemin tekortgeschoten is als dierenarts door geen huisbezoek af te leggen. Het college is van oordeel dat daarvan in de gegeven omstandigheden geen sprake was. Niet alleen is genoegzaam aannemelijk geworden dat beklaagde daartoe feitelijk verhinderd was gedurende zijn dienst die avond in verband met de zorg voor andere patiënten in de praktijk, ook heeft hij gewezen op het alternatief om de dienstdoende spoedarts te consulteren, die ook werkzaam was voor de betreffende praktijk. Daarbij komt dat niet is gebleken dat klaagster feitelijk niet in staat was om de praktijk van beklaagde, die om de hoek was gelegen, te bezoeken.

5.3. Ten aanzien van de in barensnood verkerende moederpoes heeft in de eerste plaats te gelden dat het naar veterinaire maatstaven niet gebruikelijk is om hiervoor een huisbezoek af te leggen omdat in zo’n situatie acute veterinaire zorg normaal gesproken niet is geïndiceerd. Voorts is ook hier niet gebleken dat betrokkene niet in de mogelijkheid verkeerde om met de poes, die kampte met een melkgiftprobleem, en de kittens het spreekuur van beklaagde te bezoeken. Dat blijkt ook uit het feit dat klaagster met de katten later die avond het spreekuur van haar eigen dierenarts heeft bezocht. De stelling van klaagster dat beklaagde zou hebben geweigerd de moederpoes en de gezonde kittens op het spreekuur te ontvangen, heeft beklaagde betwist door erop te wijzen dat de praktijk die avond een open spreekuur had dat voor iedereen toegankelijk was. Bij gebreke van een nadere onderbouwing van de stelling door klaagster is het voor het college niet mogelijk hieraan voor beklaagde een tuchtrechtelijk gevolg te verbinden.

5.4. Op grond van hetgeen hierboven is overwogen zal de klacht ongegrond worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond;

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. B.J.A. Langhorst-Mak, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers , secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2011 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                  mr. G.J. van Muijen