ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0377 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2010/83

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0377
Datum uitspraak: 01-12-2011
Datum publicatie: 04-02-2012
Zaaknummer(s): 2010/83
Onderwerp: Paarden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Beklaagde wordt ten aanzien van een keuring van een paard verweten dat hij heeft nagelaten in het keuringsrapport melding te maken van arthrose en van een afwijking aan het achterbeen. Ongegrond.

X,  klaagster

tegen

Y te A ,  b eklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 oktober 2011. Klaagster heeft zich schriftelijk voor de zitting afgemeld. Beklaagde is ter zitting wel verschenen.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, samengevat, dat hij te kort is geschoten in de zorg jegens de hond van klaagster.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een Labrador met de naam XXXXXX. Klaagster is op 28 juni 2010 met de hond op de praktijk van beklaagde gekomen vanwege een verdikking op de teen.

3.2. De hond had tevens last van zijn ogen (conjunctivitis), in welk verband beklaagde oogdruppels heeft voorgeschreven. Klaagster zou hebben verzocht de verdikking aan de teen te verwijderen. Ter zitting heeft beklaagde verklaard dat hij aan klaagster heeft gemeld dat de verdikking dermate zat vastgegroeid aan de teen dat deze niet kon worden verwijderd zonder dat ook de teen zou moeten worden geamputeerd. Beklaagde heeft na overleg enkele aspiratie biopten (DNAB) van de verdikking genomen en deze voor cytologisch onderzoek verzonden naar een praktijk voor veterinaire pathologie. Afgesproken werd dat enkele dagen nadien contact zou worden opgenomen over de uitslag van het cytologisch onderzoek. In afwachting van de uitkomst daarvan is een antibioticumkuur voorgeschreven.

3.3. Op 2 juli 2010 heeft klaagster naar beklaagde gebeld om te informeren naar de uitslag van het cytologisch onderzoek, die echter nog niet binnen bleek te zijn gekomen. Beklaagde heeft hierover contact opgenomen met de praktijk die het cytologisch onderzoek zou uitvoeren en vernam dat het materiaal daar nog niet was gearriveerd.

3.4. Op 5 juli 2010 heeft klaagster opnieuw geïnformeerd of de uitslag van het cytologisch onderzoek binnen was. Beklaagde heeft wederom navraag gedaan bij de betreffende praktijk voor veterinaire pathologie, waarbij hem is verteld dat het materiaal daar inmiddels was gearriveerd, hetgeen klaagster is verteld. Klaagster gaf daarbij aan dat zii graag schriftelijk bevestigd wilde zien dat het geen kwaad kon dat afgenomen materiaal eerst enkele dagen na afname werd onderzocht, welke vraag beklaagde heeft doorgegeven aan de betreffende praktijk voor veterinaire pathologie.

3.5. De uitslag van het cytologisch onderzoek is bij beklaagde per fax binnengekomen op 6 juli 2010. De daarin opgenomen conclusie hield in dat er sprake was van een verdenking op een mastocytoom. Beklaagde heeft dit op 7 juli 2010 aan klaagster telefonisch door gegeven en daarbij gesproken over chemotherapie als behandeling. In het rapport van de betreffende praktijk voor veterinaire pathologie wordt ook gemeld dat het bewaren van de gedroogde uitstrijkjes geen invloed heeft op de morfologie der cellen.

3.6. Klaagster stelt dat zij hierna naar een andere dierenarts is gegaan, die zou hebben geconcludeerd dat het rapport van de praktijk voor veterinaire pathologie uiterst discutabel zou zijn. Een contra expertise zou hebben uitgewezen dat er geen sprake was van kwaadaardig weefsel maar, naar klaagster stelt, van een melanoom. Klaagster stelt voorts dat een andere dierenarts de teen waarop de verdikking aanwezig was heeft geamputeerd.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. Aan de orde is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Het college stelt voorop dat in een tuchtrechtelijke procedure als de onderhavige uitsluitend klachten over het diergeneeskundig handelen van een dierenarts in behandeling kunnen worden genomen. Naar vaste jurisprudentie vallen klachten over de kosten van een veterinaire onderzoek of veterinaire behandeling buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht en kan daarover niet worden geklaagd. De door klaagster geuite bezwaren over de bij haar in rekening gebrachte kosten kunnen dus niet in behandeling worden genomen.

5.3. Naar het oordeel van het college heeft beklaagde veterinair juist gehandeld door bij het eerste consult op 28 juni 2010 te besluiten aspiratiebiopten van de verdikking af te nemen. De oorzaak van die verdikking was immers onduidelijk en een cytologisch onderzoek zou uitsluitsel geven over de vraag of sprake was van een ontsteking of van een tumoreuze verharding. Ook de beslissing om in afwachting van de uitslag van het onderzoek te starten met een antibioticumkuur was verdedigbaar, nu een bacteriële ontsteking niet uit te sluiten viel. De klacht slaagt op deze onderdelen niet.

5.4. Dat de hond als gevolg van de afname van het DNAB (Dunne Naald Aspiratiebiopt) een week lang zou hebben nagebloed is bij gebrek aan bewijs niet komen vast te staan. Beklaagde stelt dat hij een erg dunne naald heeft gebruikt (22-Gauge naald, 0,7 x 30 mm) en ter zitting verklaard dat hij na afname van het materiaal een verbandje heeft aangebracht. Hij heeft er voorts op gewezen dat in de daarop volgende dagen diverse telefoongesprekken tussen partijen hebben plaatsgevonden, waarbij klaagster nimmer melding heeft gemaakt van een langdurige nabloeding, hetgeen klaagster niet heeft tegengesproken. Gelet hierop wordt ook dit klachtonderdeel als zijnde onvoldoende onderbouwd afgewezen.

5.5. Ook is onvoldoende kunnen blijken dat beklaagde iets te verwijten valt waar het betreft de omstandigheid dat het afgenomen materiaal enigszins verlaat op het betreffende laboratorium is aangekomen. Het college acht voorts onvoldoende verwijtbaar dat de inschatting van beklaagde dat die uitslag binnen twee dagen bekend zou zijn niet is uitgekomen. Beklaagde heeft ter zitting verkaard dat het materiaal op de dag van afname is verstuurd naar het betreffende praktijk voor onderzoek. Bij gebrek aan bewijs voor het tegendeel moet er vanuit worden gegaan dat aan de verlate uitslag buiten de macht van beklaagde gelegen omstandigheden ten grondslag hebben gelegen.

5.6. Ook de stelling dat het betreffende rapport niet door een deskundig onderzoeksinstituut zou zijn opgesteld is onvoldoende gemotiveerd en niet gebleken. Het rapport is in eerste instantie per fax verstuurd en nadien nog per brief, met daarop de naam en adres van de betreffende praktijk, voorzien van de handtekening van een specialist. Een dierenarts kan in het tuchtrecht overigens alleen op zijn eigen handelingen worden aangesproken en beklaagde is slechts de boodschapper van de in het rapport opgenomen conclusie geweest. Het is niet onbegrijpelijk dat hij op basis van de uitslag –verdacht mastocytoom- met klaagster heeft gesproken over een chemotherapie als behandeling. Bewijs voor de stelling dat een andere dierenarts de conclusie in het rapport ter discussie zou hebben gesteld is niet overgelegd en ook omtrent een beweerde contra-expertise zijn door klaagster geen onderliggende stukken in het geding gebracht.

5.7. Voor zover beklaagde nog andere verwijten worden gemaakt, zijn deze naar het oordeel van het college te onbepaald althans zien ze niet op veterinaire handelingen dan wel zijn ze van onvoldoende gewicht om tot een gegrond verklaring van de klacht te kunnen leiden. Gelet op het voorgaande heeft het college onvoldoende aanleiding te oordelen dat beklaagde tekort zou zijn geschoten in de zorg die hij jegens de hond van klaagster diende te betrachten en zal de klacht ongegrond worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs.Th.A.M. Witjes, drs. J.Hilvering, drs. M. Lockhorst en drs. B.J.A. Langhorst-Mak, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2011 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                  mr. G.J. van Muijen