ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0361 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2010/15

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0361
Datum uitspraak: 20-10-2011
Datum publicatie: 27-10-2011
Zaaknummer(s): 2010/15
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie:   Beklaagde wordt verweten dat zij een hondenpaspoort onjuist heeft ingevuld. Ook van een onschuldig ogende navelbreuk dient melding te worden gemaakt. Omdat beklaagde haar werkwijze inmiddels heeft aangepast en het achteraf bezien ook om een vanzelf genezen navelbreuk ging, wordt volstaan met de aanbeveling om voor de toekomst ook van een dergelijk geringe afwijking in een paspoort melding te maken. Ongegrond.

X, klaagster

tegen

te A, beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 augustus 2011. Beide partijen zijn verschenen.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat zij in het door haar ingevulde dierenpaspoort dat klaagster bij de aankoop van een pup heeft verkregen ten onrechte geen melding heeft gemaakt van een viertal gezondheidsproblemen c.q. gebreken.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een King Charles Cocker Spaniel, geboren 10 april 2009, met de naam XXXXX, die zij begin juni 2009 via het internet bij een fokker kocht. Bij de aankoop ontving klaagster een dierenpaspoort, met daarin de resultaten van de door beklaagde op 19 mei 2009 verrichte keuring. In het paspoort was qua gezondheidsstatus bij alle onderdelen van de keuring ‘goed’ aangekruist en voorts was het paspoort voorzien van gegevens omtrent de toegediende entingen.

3.2. Bij een bezoek aan de eigen dierenarts op 8 juni 2009 is vervolgens een kleine navelbreuk vastgesteld en tevens geconstateerd dat de testikels niet waren ingedaald. Enkele maanden later is uit onderzoek gebleken dat de hond een aangeboren heupafwijking (de linkerachterkom ontbreekt) had en dat sprake was van een bacteriële infectie in de urinewegen.

3.3. Klaagster verwijt beklaagde de genoemde gebreken tijdens de keuring niet te hebben opgemerkt en daarvan in het dierenpaspoort ten onrechte geen melding van te hebben gemaakt.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is of beklaagde te kort geschoten is in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

5.2. Het college stelt op de eerste plaats vast dat er in het onderhavige geval geen aanwijzingen zijn gebleken die erop duiden dat het paspoort door beklaagde is opgemaakt zonder dat zij de hond van klaagster feitelijk heeft onderzocht. De vraag is evenwel of dit onderzoek deugdelijk is geschied, overeenkomstig de veterinaire eisen die daaraan mogen worden gesteld.

5.3 Ten aanzien van de navelbreuk heeft beklaagde gesteld dat zij die bij de keuring wel heeft geconstateerd, maar dat zij vermelding daarvan achterwege heeft gelaten, aangezien de breuk zeer gering van omvang was en zij er vanuit ging dat een dergelijke breuk niet tot problemen in de toekomst zou leiden en vanzelf, zonder medisch ingrijpen, zou herstellen.

5.4. Het college overweegt dat in beginsel alle geconstateerde afwijkingen die bij een keuring in het kader van de afgifte van een dierenpaspoort aan het licht komen in dat paspoort dienen te worden vermeld. Dit geldt ook voor relatief onschuldig ogende afwijkingen als een navelbreuk van geringe omvang, die niet per definitie van invloed hoeft te zijn op het welzijn of de gezondheid van het dier. De potentiële koper van een dier verlaat zich bij zijn aankoopbeslissing op de deskundigheid en de onafhankelijkheid van de dierenarts die de gezondheidsverklaring in het paspoort heeft opgesteld en hij moet er op kunnen vertrouwen dat de uitkomsten van de keuring volledig en naar waarheid worden vermeld.

5.5. Beklaagde heeft ter zitting verklaard dat zij inmiddels tot het inzicht is gekomen dat het in de rede ligt om ook van een onschuldig ogende navelbreuk als hier aan de orde melding te maken in het paspoort en zij heeft tevens verklaard haar werkwijze op dit punt inmiddels te hebben aangepast. Gelet hierop en nu het hier achteraf bezien ook om een vanzelf genezen navelbreuk ging, die geen medisch ingrijpen behoefde, ziet het college onvoldoende grond voor een tuchtrechtelijke maatregel op dit punt en wordt volstaan met de aanbeveling om ook voor de verdere toekomst van een dergelijk geringe afwijking in een dierenpaspoort melding te maken.

5.6. Ten aanzien van de bacterie in de urinewegen wordt overwogen dat deze eerst bij een later onderzoek op een andere dierenartsenpraktijk is vastgesteld en dat niet is komen vast te staan dat de hond deze aandoening ten tijde van de keuring ook al onder de leden had. Een controle op deze aandoening maakt in beginsel ook geen deel uit van het klinisch onderzoek en de controles bij een keuring in het kader van de afgifte van een dierenpaspoort, terwijl ook niet is gebleken van omstandigheden tijdens de keuring die tot een dergelijk nader specifiek onderzoek noopten. Derhalve acht het college dit klachtonderdeel ongegrond.

5.7. Ten aanzien van de niet ingedaalde testikels heeft beklaagde gesteld dat zij deze tijdens de keuring bij de pup wel degelijk heeft gevoeld. Naar het oordeel van het college kan het tegendeel niet zonder meer worden aangenomen, ook al heeft de opvolgend dierenarts de testikels bij de controle op 8 juni 2009 niet gevoeld. De testikels van een pup behoren eerst na 6 maanden definitief te zijn ingedaald en kunnen zich tot die tijd vrijelijk bewegen van het lieskanaal naar het scrotum en vice versa. Het college wijst de klacht op dit onderdeel derhalve af.

5.8. Ook het verwijt ten aanzien van het niet vermelden van de aangeboren heupafwijking treft geen doel. Voor het college staat niet vast dat beklaagde deze afwijking bij de keuring op 19 mei 2009 had kunnen en moeten constateren. Gebleken is dat deze afwijking eerst later per toeval op een andere kliniek is ontdekt bij het maken van een röntgenfoto in verband met blaasproblemen. Ten slotte wordt overwogen dat de stelling van klaagster dat deze afwijking een symptoom zou zijn van het ondeskundig doorfokken met dit hondenras door de betreffende fokker in deze procedure niet kan worden behandeld. De bevoegdheid van het college op grond van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde is immers beperkt tot het handelen van diergeneeskundigen.

5.9. Op grond van hetgeen hierboven is overwogen zal de klacht ongegrond worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond;

Aldus vastgesteld te ’s-Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. M. Lockhorst, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 20 oktober 2011 doo rmr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                  mr. G.J. van Muijen