ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0344 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2009/101

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0344
Datum uitspraak: 14-07-2011
Datum publicatie: 19-07-2011
Zaaknummer(s): 2009/101
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Gegrond, geen maatregel
Inhoudsindicatie: Beklaagde stelt bij een kat conjunctivitis vast en schrijft oogzalf voor. Kat blijkt vijf dagen later bij opvolgend dierenarts ernstig ziek. Beklaagde had een uitgebreider algemeen onderzoek moeten verrichten en zich niet alleen op de ogen moeten richten. Het gaat hierbij om gangbare controles, die bij ieder onderzoek van een kat tenminste mogen worden verwacht en die niet veel tijd behoeven te vergen: temperatuur meten, buik palperen, ogen, bek/slijmvliezen, turgor beoordelen en hart en longen beluisteren. Naar het oordeel is het achterwege laten van deze standaardcontroles niet in overeenstemming met GVP. Klacht in zoverre gegrond. Geen maatregel wegens bijzondere omstandigheden.

X,  klager  

tegen  

Y,  beklaagde  

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 16 juni 2011. Beide partijen zijn verschenen. Beklaagde werd bijgestaan door haar gemachtigde, mevr. mr. Z.  

2. DE KLACHT  

Beklaagde wordt verweten dat zij ten aanzien van de kat van klager een onjuiste diagnose heeft gesteld en heeft geweigerd spoedhulp te verlenen.  

3. DE VOORGESCHIEDENIS  

3.1. Het gaat in deze zaak om de kat van klager, een Europese Korthaar met de naam XXXXX.

3.2. De kat werd op 28 oktober 2009 onaangekondigd door klager meegebracht naar een consult dat was afgesproken en eigenlijk alleen was bedoeld voor een van zijn andere katten. De lezingen lopen uiteen waar het gaat om de vraag welke klachten er ten aanzien van XXXXX door klager zijn gemeld. Beklaagde stelt dat haar enkel is gemeld dat de kat last had van vieze ogen. Klager heeft in zijn klaagschrift als klachten opgesomd: vieze ogen, vermagerd, weinig eten en sloomheid (alleen maar in de kattenbak willen slapen).

3.3. Beklaagde heeft de ogen van de kat bekeken en geconcludeerd dat er beiderzijds sprake was van conjunctivitis en vervolgens een kuur met oogzalf voorgeschreven voor de duur van 10 dagen. De kat is verder gewogen (4,7 kilogram), naar beklaagde heeft gesteld zonder speciale reden, maar alleen omdat het gewicht nog nimmer in de patiëntenkaart was genoteerd. Beklaagde betwist tegen klager bij het wegen van de kat te hebben gezegd dat het dier erg mager was maar dat er geen reden was voor nader onderzoek.

3.4. Op 2 november 2009 heeft klager telefonisch contact opgenomen met de praktijk van beklaagde en gemeld dat de kat al enkele dagen niet meer wilde eten. Klager stelt in zijn klaagschrift dat de kat hiernaast vermagerd, bleek en sloom was en hevig miauwde. Klager kreeg van de assistente van de praktijk te horen dat het spreekuur die ochtend overvol was.

3.5. Klager is diezelfde dag met de kat naar een andere dierenartsenpraktijk gegaan. Aldaar is het dier aan een infuus gelegd. Bij het onderzoek bleek de kat vermagerd, bleek en kortademig en had hij een volle blaas. De patiëntenkaart vermeldt verder dat de slijmvliezen papierwit kleurden en dat de kat honderden vlooien had. De kat is in de hierop volgende dagen gecatheteriseerd en gedwangvoederd en heeft medicatie (o.a. Dexadreson) toegediend gekregen. Ondanks de behandeling verslechterde zijn conditie (ondertemperatuur, onrustige lever) en op 5 november 2009 is de kat overleden. Er is geen sectie verricht, waardoor de precieze doodsoorzaak niet is vast komen te staan.

4. HET VERWEER  

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING  

5.1. In het geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klager, met betrekking tot welk dier haar hulp werd ingeroepen. Meer in het bijzonder dient te worden beoordeeld of beklaagde bij haar onderzoek en behandeling van de kat iets te verwijten valt.

5.2. Dienaangaande is het college van oordeel dat het door beklaagde verrichte onderzoek bij het consult op 28 oktober 2009 erg summier is geweest. Gebleken is dat beklaagde zich daarbij alleen op de ogen van de kat heeft gericht en heeft geconstateerd dat er sprake was van conjunctivitis. Ook als juist zou zijn dat haar bij de anamnese door klager enkel zou zijn gemeld dat de kat vieze ogen had, had het naar het oordeel van het college op de weg van beklaagde gelegen toch een uitgebreider algemeen onderzoek te verrichten. Het gaat hierbij om gangbare controles, die bij ieder onderzoek van een kat tenminste mogen worden verwacht en die naar het oordeel van het college ook niet veel tijd behoeven te vergen, te weten: lichaamstemperatuur meten, buik palperen, ogen, bek/slijmvliezen, turgor beoordelen en hart en longen beluisteren. Naar het oordeel is het achterwege laten van deze standaardcontroles niet in overeenstemming met Good Veterinairy Practice, ook al zou de kat verder een goede algemene indruk hebben gemaakt, zoals beklaagde ter verdediging nog heeft aangevoerd. Aan ooguitvloeiing kunnen overigens ook andere onderliggende ziekten ten grondslag liggen.  

5.3. Hoewel het college dus van oordeel is dat beklaagde te summier is geweest in haar onderzoek van de kat en dat de klacht in zoverre gegrond is, zijn er in dit geval specifieke omstandigheden die aanleiding geven om van het opleggen van een maatregel af te zien. Allereerst werd de kat onaangekondigd meegebracht naar een consult dat was bedoeld voor een andere kat, waardoor tijdsdruk het onderzoek mogelijk heeft beïnvloed. Verder was er bij het bewuste consult op 28 oktober 2009 geen sprake van een spoedsituatie en is onbestreden gebleven dat beklaagde een vervolgafspraak heeft gemaakt voor 10 dagen later althans dat klager eerder contact zou opnemen als de behandeling met oogzalf niet binnen enkele dagen verbetering zou geven. Doordat het niet meer tot een vervolgconsult is gekomen, terwijl niet is kunnen blijken dat beklaagde daaraan debet is geweest, is zij niet meer in de gelegenheid geweest nader onderzoek te verrichten en haar diagnose bij te stellen. Op grond van deze omstandigheden acht het college het redelijk om in dit geval van het opleggen van een maatregel af te zien.  

5.4. Dan is er nog het verwijt dat op 2 november 2009 zou zijn geweigerd om spoedhulp te verlenen. Terzake dit verwijt geldt echter dat in het veterinair tuchtrecht een dierenarts alleen kan worden aangesproken op zijn of haar eigen diergeneeskundige handelingen. Vast staat dat het bewuste telefoongesprek niet met beklaagde maar met een assistente is gevoerd en dat beklaagde daar op geen enkele wijze bij betrokken is geweest. Dit klachtonderdeel kan dan ook niet slagen. Op de patiëntenkaart wordt overigens vermeld dat klager is aangeboden om met de kat op het avondspreekuur te komen.

5.5. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.  

6. DE BESLISSING  

Het College:  

verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond, in voege als hiervoor in rov. 5.2 omschreven;  

ziet af van het opleggen van een maatregel.  

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs.J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils, drs. M. Lockhorst en drs. B.J.A. Langhorst-Mak, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris. 

Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2011 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr.  J.B.M. Keijzers, secretaris.

 mr. J.B.M. Keijzers                                                  mr. G.J. van Muijen