ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0338 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2010/37

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0338
Datum uitspraak: 16-06-2011
Datum publicatie: 20-06-2011
Zaaknummer(s): 2010/37
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met boete
Inhoudsindicatie: Beklaagde keurt nest met pups, waarvan er één door klager wordt gekocht. De bij dit nest verstrekte dierenpaspoorten zijn door beklaagde ondertekend, maar op essentiële onderdelen, de identificatie van het dier betreffend, niet ingevuld. Onder meer zijn de velden ‘ras’, ‘geslacht’ en ‘vachtkleur’ opengelaten. Deze werkwijze werkt misbruik en malafide handel in honden in de hand. Verwijtbaar. Volgt voorwaardelijke geldboete van € 500,=.

X, klager

tegen

Y , beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 mei 2011. Beide partijen zijn verschenen.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, samengevat en zakelijk weergegeven, dat beklaagde verwijtbaar heeft gehandeld ten aanzien van de afgifte en invulling van een dierenpaspoort.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Op 10 april 2010 heeft klager via een advertentie op het internet een hond (pup) gekocht. Bij de aankoop werd door de echtgenote van de verkoper aan klager een dierenpaspoort verstrekt dat was voorzien van een stempel met handtekening van beklaagde. In het paspoort was aangetekend dat de hond op 24 maart 2010 was gekeurd. Qua gezondheidsstatus was bij alle onderdelen van de keuring ‘goed’ aangekruist en voorts was het paspoort voorzien van gegevens omtrent de toegediende enting(en).

3.2. Voor het overige was het paspoort blanco en is het op een aantal onderdelen ter plekke door de echtgenote van de verkoper ingevuld, te weten waar het betrof de velden ‘soort’, ‘ras’ en ‘geboortedatum’. De hond is ter plaatse in aanwezigheid van klager door de verkoper althans diens echtgenote gechipt en klager kreeg het advies op de eerstvolgende werkdag naar de eigen dierenarts te gaan om de hond te laten onderzoeken.

3.3. Klager heeft het paspoort nadien thuis nog ingevuld waar het betreft de velden ‘naam’, ‘vachtkleur’, ‘vachttype’, en ‘datum inbrengen microchip’. De pup is vervolgens op 12 april 2010 onderzocht door een andere dierenarts, die constateerde dat de hond een liesbreuk had, dat de staart gecoupeerd was en dat er sprake was van oormijt, welke afwijkingen niet stonden vermeld in het paspoort dat aan klager was verstrekt.

3.4. Beklaagde is met een en ander geconfronteerd en heeft gesteld dat het verstrekte paspoort niet bij de door klager gekochte maar bij een andere pup hoort en dat de verkoper de paspoorten abusievelijk heeft verwisseld. Beklaagde heeft voorts met zoveel woorden gesteld althans gesuggereerd dat hij ten aanzien van de pup van klager wel degelijk heeft opgemerkt en in het bij die pup behorende paspoort heeft genoteerd dat deze een liesbreuk en een gecoupeerde staart had.

4.HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. Aan de orde is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen dan wel of hij op andere wijze in zodanige mate te kort is geschoten in hetgeen van hem als beoefenaar van de diergeneeskunde mocht worden verwacht, dat daardoor voor de gezondheidszorg voor dieren ernstige schade kon ontstaan.

5.2. Hoewel beklaagde beweert dat hij ten aanzien van de pup van klager een ander paspoort heeft ingevuld dan aan klager is verstrekt, is op basis van het verhandelde ter zitting voldoende komen vast te staan dat beklaagde op 24 maart 2011 een nest van drie pups heeft gekeurd, waartoe ook de pup van klager behoorde, en dat hij ten aanzien van alle drie de pups een paspoort heeft ondertekend, waarop essentiële identificatiekenmerken zijn open gelaten en waarvan de invulling aan de verkoper c.q. anderen is overgelaten. Het betrof hier kenmerken als ‘geslacht’, ‘geboortedatum’, ‘ras’, ‘vachtkleur’ en ‘vachttype’.

5.3. Het college acht laakbaar en uiterst ongewenst als de invulling van dit soort wezenlijke identificatiegegevens op een dierenpaspoort niet door de dierenarts zelf gebeurt. Zonder de verkoper in kwestie hiervan te willen beschuldigen, wordt met deze werkwijze het risico geschapen dat kwaadwillenden een dergelijk paspoort qua identificatiegegevens naar eigen goeddunken kunnen invullen, met de kans op misbruik en de malafide handel tot gevolg, nu een dergelijk paspoort voor willekeurig welke hond kan worden afgegeven en het dan maar zeer de vraag is of het dier wel in de gezondheidsconditie verkeert als in het paspoort staat vermeld en of de daarin vermelde vaccinaties wel zijn toegediend.

5.4. Beklaagde heeft in verweer aangevoerd dat de verkoper de geboortedatum van de pups op het moment van keuring niet paraat had en dat daarom werd afgesproken dat het paspoort door deze verkoper verder op een later tijdstip thuis zou worden ingevuld. Naar het oordeel van het college valt echter niet in te zien waarom beklaagde niet had kunnen wachten met het ondertekenen van de paspoorten totdat de verkoper de geboortedatum van de pups had achterhaald, waartoe wellicht reeds een simpel telefoontje naar diens echtgenote had volstaan.

5.5. Van beklaagde had voorts mogen worden verwacht dat hij de velden ‘ras’, ‘geslacht’, ‘vacht’ en ‘vachtkleur’ zelf zou hebben ingevuld, welke kenmerken hem uit eigen waarneming bekend waren. Zijn stelling dat de invulling van deze kenmerken achterwege is gebleven omdat het bij potentiële kopers wantrouwen wekt als in een paspoort twee verschillende handschriften worden gebruikt, overtuigt het college niet en vormt ook geen   gerechtvaardigde reden voor het niet invullen van deze essentiële identificatiekenmerken, zeker niet als het openlaten van die gegevens wordt afgezet tegen het risico dat een dergelijk paspoort voor malafide doeleinden wordt gebruikt. Dat er een jarenlange vertrouwensband met de verkoper bestond biedt geen garantie dat deze paspoorten op een later tijdstip ook altijd correct worden ingevuld en voor zover al juist zou zijn dat in dit geval een paspoort bij de verkeerde pup terecht is gekomen, heeft beklaagde met zijn handelwijze zelf bewerkstelligd dat dit heeft kunnen gebeuren.

5.6. Naar het oordeel van het college mag ten aanzien van de afgifte van een dierenpaspoort, dat feitelijk een verklaring omtrent de gezondheid van een dier bevat, van de betrokken dierenarts zorgvuldigheid worden verlangd en moet op de in het paspoort vermelde informatie qua gezondheidsstatus en toegediende vaccinaties kunnen worden vertrouwd. Ook mag worden verwacht dat kopers een paspoort geleverd krijgen dat behoort bij de door hen gekochte pup. I n het maatschappelijk verkeer wordt veel gezag toegekend aan een door een dierenarts afgegeven verklaring en in de jurisprudentie van de veterinaire colleges is reeds diverse keren bepaald dat een verklaring van een dierenarts op eigen waarneming dient te berusten en betrouwbaar dient te zijn. Indien dit niet het geval is, doet dit ernstig afbreuk aan het gezag en vertrouwen in de beroepsgroep en wordt het risico geschapen dat er schade aan de diergezondheid of het dierenwelzijn ontstaat.

5.7. Beklaagde heeft ter verdediging verder nog aangevoerd dat het in Nederland niet verplicht is om dieren te chippen en dat het huidige systeem van registratie in ons land geen garanties biedt. Beklaagde heeft erop gewezen dat pups vaak worden gekeurd voordat ze worden gechipt en dat er in die situatie nimmer de zekerheid bestaat dat een dierenpaspoort bij het juiste dier terecht komt. Dit verweer wordt gepasseerd. Het moge juist zijn dat het thans gehanteerde registratiesysteem niet waterdicht is, maar dit laat onverlet dat een dierenarts een inspanningverplichting heeft en dat het tot diens verantwoordelijkheid behoort een paspoort zo volledig en goed mogelijk in te vullen, ook waar het betreft de identificatiegegevens van het dier. Beklaagde heeft in dit geval niet aan die inspanningsverplichting voldaan en geen overtuigende en toereikende argumenten naar voren gebracht op grond waarvan zijn handelwijze te billijken zou zijn.

5.8. De conclusie is dan dat, zelfs als juist zou zijn dat klager het verkeerde paspoort verstrekt zou hebben gekregen en er een ander paspoort voor zijn hond zou bestaan, waarin de later vastgestelde afwijkingen (staart, liesbreuk) zouden staan vermeld, ook op dat verdwenen paspoort essentiële gegevens niet zijn ingevuld. Beklaagde kan dan ook worden verweten dat hij zijn handtekening onder de betreffende paspoorten heeft geplaatst. Dat dit mogelijk incidenteel is geweest doet aan de verwijtbaarheid van zijn handelen niet af. De klacht is dan ook gegrond. In aanmerking genomen de ernst van de verweten gedraging acht het college met betrekking tot de op te leggen maatregel een voorwaardelijke geldboete als na te melden op zijn plaats, met daaraan gekoppeld een proeftijd, om beklaagde aan te sporen bij een volgende keer in eenzelfde situatie niet dezelfde fout te begaan.

5.9. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht gegrond;

legt beklaagde een voorwaardelijke geldboete op van € 500,-- met een proeftijd van twee jaar, overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 lid 1 sub c van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs.Th.A.M. Witjes, drs. J.Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. M. Lockhorst, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2011 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                    mr. G.J. van Muijen